Soep van keistenen – De kanjertraining op de korrel!

Boek, 80 blz., € 7,95, zie webshop.

 Een boek over de achtergronden van de sociale vaardigheidstraining, de Kanjertraining. De auteur, drs. J.G.Hoekstra, is nauwgezet te werk gegaan en heeft onder meer de onderwijspsycholoog, drs. B. van der Meer,  directeur van het Europees Expertisiecentrum voor Veiligheid, mee laten lezen. De laatstgenoemde heeft ook het Voorwoord geschreven. Eveneens is de directeur van Stichting Veilig Onderwijs geraadpleegd. Het is een nauwgezette studie,  omdat het welzijn van het kind in ’t geding is. Naast het nagaan van doelstelling en achtergrond is er ook een hoofdstuk over de Kanjertraining in de kerk.

Achtereenvolgens ziet u een overzicht van de hoofdstukken, een gedeelte uit het Voorwoord, een deel uit de Inleiding en de tekst op de achterkant van de cover.

Hoofdstuk 1
Decor

1.1       De overheid in actie

1.2       Kerndoelen

1.3       Bomen en bos

Hoofdstuk 2
De Kanjertraining

2.1       Oorsprong, doel en achtergronden

2.2       De wetenschappelijke merites

2.3       Kanttekeningen

2.3.1    Het NJI/OCW

Hoofdstuk 3
Op de korrel

3.1       De training op de korrel

3.2       Versus het christen-zijn

Hoofdstuk 4
Kanjers in de kerk

4.1       Kanjers (of christenen) in de kerk

Hoofdstuk 5
Tot slot

5.1       Conclusies – Wie pakt de handschoen op?

Voorwoord 
In het voorliggende boek wordt de Kanjermethode door drs. Hoekstra onder de loep genomen, onder andere op haar oorsprong, wetenschappelijke waarde, effectiviteit, didactische kwaliteit, maar bovenal en in het bijzonder, ook op haar toepasbaarheid binnen een christelijke setting.

De auteur heeft dit zeer consciëntieus gedaan. Zijn oordeel is vernietigend. Van de methode blijft nagenoeg niets heel. En dan te bedenken, zoals reeds is gezegd, dat het ministerie van OCW deze methode zó goed beoordeelde dat het voor de invoering ervan geld fourneerde en dat een door het Nederlands Jeugd Instituut samengestelde commissie van wijzen de methode goedkeurde.
Als men dit leest en men hoort de staatssecretaris – en in zijn kielzog de Kinderombudsman – zeggen dat hij aan het Nederlands Jeugd Instituut de opdracht heeft gegeven om criteria voor een goede antipestmethode vast te stellen, dan heeft de auteur van dit boek niet alleen prachtig werk geleverd, maar er ook voor gezorgd dat protestants-christelijke scholen, op grond van artikel 23, in ieder geval de Kanjermethode, niet alleen mogen, maar ook moeten, weigeren.

Tot slot. Voor een goede aanpak van pesten is geen methode, maar zijn een duidelijke – al dan niet evangelische – opdracht, gezond verstand, een goed beleidsplan en concrete producten nodig. Als bij de aanpak ervan dan ook nog alle geledingen hetzelfde doel, de veiligheid van elke leerling, delen, kunnen we een veel belangrijker probleem gaan aanpakken, namelijk het verschijnsel dat in iedere groep van dertig leerlingen, gemiddeld genomen, vier tot vijf leerlingen verworpen worden. Deze leerlingen zijn significant eenzaam, significant depressief en hebben een significant lager zelfbeeld dan de andere leerlingen. Als we dat beseffen, worden veel antipestmethoden tamelijk zinloos. Aan de auteur van dit boek het compliment niet alleen de zinloosheid, maar ook de gevaren van de Kanjertraining aangetoond te hebben.

Inleiding
Hoewel op politiek terrein, helaas te vaak niet meer als middel voor campagne, aandacht is en wordt gevraagd voor normen en waarden, zijn het vooral de toenemende individualisering en de afnemende onderlinge betrokkenheid alsook de sterke groei van de allochtone bevolkingsgroep en een daarmee samenhangende problematiek geweest, die tot in de politiek om handelen en ingrijpen hebben gevraagd. Een en ander werd versterkt door de zojuist genoemde tragische voorvallen van wan- en pestgedrag. Dit leidde er toe dat sinds 1 februari 2006 in ons land alle scholen voor primair en voortgezet onderwijs verplicht zijn invulling te geven aan de Wet Actief Burgerschap en Sociale Integratie. Sinds 1 oktober 2006 houdt de inspectie toezicht op de naleving van deze wettelijke opdracht. In het licht van deze ontwikkelingen maken veel scholen inmiddels gebruik van een of andere sociale vaardigheidstraining (afgekort SoVatraining) die dient te voldoen aan de door de overheid in het kader van de genoemde wet gestelde eisen en waarbij tegelijk verondersteld dan wel gehoopt wordt, dat zij handvatten bieden in de aanpak van met name het veelvoorkomende probleem van pesten op school naast de beoogde sociale vaardigheid.

Een van deze SoVatrainingen is de zogeheten Kanjertraining. Het is deze training die in dit boek onder de loep wordt genomen qua oorsprong, wetenschappelijke waarde, effectiviteit, pedagogische en didactische kwaliteit ervan, maar bovenal en in het bijzonder ook op haar toepasbaarheid binnen een christelijke setting. Tegelijk wordt kritisch gekeken naar de vraag of de training de door de overheid gestelde kerndoelen raakt en wordt tevens de motivatie van aanbeveling door het Nederlands Jeugdinstituut (NJI) en het ministerie van Onderwijs cultuur en wetenschappen (OCW) gewogen.

Tekst achterkant cover
Soep van Keistenen

Onder deze titel wordt de, inmiddels tot op kerkelijk erf doorgedrongen, Kanjertraining als één van de zoveelste SoVatrainingen zorgvuldig kritisch tegen het licht gehouden. Is deze training de aanbeveling van het ministerie van OCW waard en is de goedkeuring door het NJI wel zuiver en terecht? Voldoet de training aan de Wet Actief Burgerschap en Sociale Integratie en de daarbij uitdrukkelijk aangegeven kerndoelen? Wanneer de
laatste vraag negatief beantwoord moet worden, voldoet de school die de keuze voor deze training heeft gemaakt dan nog wel aan de door en bij de genoemde wet gestelde eisen en kerndoelen? Is de controle hier van de zijde van de Onderwijsinspectie wel deugdelijk? Heeft de training een wetenschappelijk draagvlak of gaat het daarbij om stutwerk achteraf? Is de training serieus een proefschrift waard? Zijn de onder de noemer ‘wetenschappelijk’ aangevoerde achtergronden consistent en als zodanig in de door het Instituut van Kanjertrainingen zelf als wetenschappelijk betitelde publicaties terug te vinden? Zijn de bedoelde achtergronden vervolgens voor de christen acceptabel? Hoe te staan tegenover de kerkelijke gemeenschap die de training in haar kinderwerk implementeert? Is de training pedagogisch- didactisch verdedigbaar? Tal van vragen die de auteur geordend en afgewogen aan de orde stelt en de lezer onherroepelijk voor de vraag stelt: Hoe serieus is een training waarvan de ontwikkelaar zegt: ”En zo had ik per ongeluk, in no time, een scherpe training in elkaar gedraaid’.
Kortom, wordt er in de training een bord soep voorgeschoteld gemaakt van keistenen?

Drs. J.G. Hoekstra studeerde theologie en was achtereenvolgens werkzaam als predikant/voorganger van verschillende kerkelijke gemeentes en als docent Godsdienst. Van zijn hand zijn intussen een aantal boeken verschenen.

 

 

Het boek heeft een gedrukte en er komt een e-book versie. Zie verder de webshop.