“Zoveel liefde” door Edith Schouten


Een zeer lezenswaardig boek voor de achterban van B&O verscheen in 2018 bij uitgeverij van Wijnen . Het beschrijft aan de hand van het levensverhaal van Betsy (1807-1879), de vrouw van Guillaume/Willem Groen van Prinsterer, de barensweeën waaruit het bijzondere onderwijs is voortgekomen en dat tegen de historische en maatschappelijke ontwikkelingen. Hoewel hun eigen kinderwens nooit vervuld werd en zij ook de wetswijziging die leidde tot het bijzonder onderwijs niet meer meemaakten, laat het boek zien hoe een godvruchtig echtpaar aan de hand van de Bijbel en hun persoonlijk geweten de grondslag hebben gelegd voor het bijzonder onderwijs waarop Abraham Kuyper verder bouwde.

Zelf kwam ze uit een familie die tot de notabelen gerekend mocht worden. Haar vader was burgemeester van Groningen en ook andere familieleden bekleedden prominente functies. Dit weerhield haar moeder niet om wekelijks vanuit hun woning aan het Schuitendiep met een mand vol levensmiddelen de sloppenwijk te bezoeken waar ‘stank van ongewassen lijfgoed, schimmel en smeulend sprokkelhout hing’. En Betsy wilde mee en ging mee als klein meisje. Dit alles tegen het licht van de overheersende Franse bezetting die goederen en jonge mannen ronselde voor de strijd van Napoleon in Rusland. Schilderachtig worden vakanties uit haar jeugd op de Fraeylemaborg beschreven die toen in familiebezit was. Op haar vijftiende ging ze naar de kostschool in Den Haag waar ze Mimi, de zus van Willem (Guillaume) Groen van Prinsterer ontmoette. Willem, een studeerkamergeleerde, was op 22-jarige leeftijd al dubbel gepromoveerd in Leiden en van rijke komaf. Na het laatste schooljaar beschrijft de auteur de wijze waarop Betsy en Willem elkaar vinden op basis van persoonlijke eigenschappen (‘een scherpe geest’) op de Voorburgse buitenplaats Vreugd en Rust.

De benoeming vlak voor hun huwelijk (1828) van Willem als referendaris bij het Kabinet van koning Willem I, bracht haar in Brussel waar ze met de internationale geestelijke opwekkingsbeweging het Reveil in aanraking kwam. De afscheiding van België, na intense strijd die de staatskas plunderde, bracht hen terug in Den Haag waardoor ze in staat waren om nieuwe relaties aan te gaan en uit te bouwen ook binnen het Reveil. Willem werkte in het Koninklijk Huisarchief waardoor in het boek leuke inkijkjes naar voren komen van het hof en hetgeen daar speelde. Alles met discretie gebracht.

Ondanks, of misschien juist door, het uitblijven van eigen kinderen werden nieuwe activiteiten opgezet zoals de 4-jarige naaischool (1831) voor kansarme meisjes waar Betsy in het dagelijks bestuur zat en die uit privégiften werd gefinancierd. Een paar jaar later zette ze een bewaarschool op voor wezen. Het geestelijke klimaat in de Kloosterkerk, waar de koning kerkte, wordt boeiend besproken en was soms meer een verhindering voor haar werk. De opkomst van het Reveil met huiskamerbijeenkosten gaf haar geestelijk voedsel, maar werd zeer argwanend zelfs vijandig bekeken door familie en de kerk. Ook thuis hielden ze deze bijeenkomsten ook voor het eigen personeel. De invloed van het Reveil werd steeds groter en zou een splijtzwam in de kerk kunnen worden en dat tegen het licht van de Afscheiding (1834), die ze vanuit Den Haag meemaakte. Betsy en haar man waren koningsgezind. Gehoorzaamheid aan God en trouw aan de koning – het koningshuis was door God aangesteld -, laten een grote loyaliteit zien. Het onderdrukken door Willem I van orthodoxe gelovigen tijdens de Afscheiding brengt het thema van gewetensvrijheid naar voren als het hoogste goed. Trouw aan God staat boven loyaliteit aan de koning, de regering.

Vele grote en kleine mensen van die tijd komen langs, zoals de regerende koningen Willem I, II en III met hun vrouwen maar ook ds. O.G. Heldring en Jan de Liefde. Het reizen per koets, diligence, binnenvaartschip over de Zuiderzee en later met de stoomtrein beschrijven de ontwikkelingen op het gebied van mobiliteit. Beschrijvingen van het stedelijk badhuis in Scheveningen (zwemmen is gezond), kasteel Oud Wassenaar (zomerverblijf), hun woonhuis aan de Korte Vijferberg 3 (nu kabinet van de koning) met uitzicht op het binnenhof geven een mooie indruk hoe zij als welgestelden leefden.

Ziekten vaak met de dood tot gevolg gingen door alle rangen en standen van de maatschappij waardoor Betsy zich in ging zetten voor zieken, wezen en weduwen vanwege het ontbreken van sociale zorg. Ook haar Willem had een zwakke gezondheid en stond vaak aan de rand van de dood. De vraag of sociale zorg alleen door de kerken of via andere kanalen georganiseerd kon worden, komt naar voren. Haar inzet voor “gepensioneerde dienstboden” en weduwen door aanschaf, verbouwing en beheer van “Hofje Rusthof” (1841) en dat alles vanuit eigen vermogen legde de grondslag voor christelijke ouderenzorg. Het was bedoeld voor vrouwen boven de 55 jaar, die de protestants christelijke geloofsovertuiging hebben en die met onderlinge hulpvaardigheid, geroepen zijn ‘elkander te dienen in liefde’, vermijdende alles wat anderen tot moeite of last zou kunnen zijn”. Verder wordt kort genoemd dat Betsy medeoprichter was van de ’s Gravenhaagsche Diaconessen-Inrichting (1865), het latere Bronovo ziekenhuis.

Vrijheid van onderwijs (1848) middels een grondwetswijziging (Thorbecke, liberaal) betekende door de ouders betaalde, vrijwillige en voor iedereen toegankelijk onderwijs op vrijzinnig christelijke basis. De strijd van Willem als schrijver en in de politiek, met trouwe ondersteuning van Betsy, om orthodox christelijk onderwijs in de grondwet op te laten nemen, wordt van binnenuit beschreven. Vrienden uit het Reveil ondersteunen hen, maar er is nog geen partijpolitiek en mede christenpolitici tonen vaak slappe knieën. Deze individuele strijd tast de gezondheid van Willem aan en trekt een zware wissel op hun privéleven.

De onderwijswet (1857) en de rol van Willem in het parlement, met Betsy op de tribune, wordt prachtig beschreven. ‘Lieverd, ik vecht voor een Staat der Nederlanden die bezig is zich van een christelijke staat te ontwikkelen tot een onchristelijke staat en uiteindelijk tot een antichristelijke staat’, laat zijn profetische visie zien. ‘Deze mannen (Willem van Oranje, Bilderdijk, da Costa) hebben beseft, dat belijden, strijden en lijden een onafscheidelijk trio vormen en niet los verkrijgbaar zijn’, laat de christelijke liefde zien die hem dreef. De liberale wet met enige concessies wordt echter aangenomen en Willem dient zijn ontslag in.

De laatste 22 jaar wordt beschreven vanuit een dagboek en geeft de reflectie van Betsy op het overlijden van Willem en haar rol aan zijn zijde weer. Veel innerlijke strijd maar uiteindelijk wordt het bij haar ‘windstil van binnen’. Het boek sluit af met ‘Ik besef nu heel diep vergeven te zijn. Ik ga zonder angst de toekomst in. Ik weet dat Hij mij leidt’. Het boek is een aanrader voor christelijke (groot)ouders.

Swawek van der Meer

 

http://www.uitgeverijvanwijnen.nl/zoveel-liefde-edith-schouten-9789051944372.html 394 blz.