ADVENT DEEL 2
Advent is een Latijns woord dat betekent: KOMST. Meestal wordt het gebruikt voor verwachting, uitzien naar de komst van een belangrijk persoon. Dan kwam er eerst een heraut die de komst van de koning kwam aankondigen en voorbereiden.
Toen de tijd was aangebroken dat Jezus geboren zou worden, zond God zijn engel Gabriël naar twee mensen:
– Zacharias, die de vader zou worden van Johannes de Doper.
– Maria, die de moeder zou worden van Jezus, de Verlosser.
Beiden konden nauwelijks geloven wat de engel tegen hen zei. Zacharias ontving een teken dat hij niet meer zou kunnen spreken tot de geboorte van Johannes.
Tegen Maria zei de engel: “Wees niet bang, want God heeft besloten u heel bijzonder te zegenen. U zult zwanger worden en een zoon krijgen, die u de naam Jezus moet geven. Hij zal een groot man zijn en ‘Zoon van de Allerhoogste God’ worden genoemd. God, de Here, zal Hem de troon van zijn voorvader David geven. Hij zal voor altijd over het volk Israël regeren en aan Zijn regering zal geen einde komen.”