De ezel van Bileam

Wie heeft er niet van gehoord, paranormale krachten? Het is een onderwerp dat mensen van alle tijden al heeft bezig gehouden. TV-shows, radioprogramma’s, boeken en tijdschriften gaan erover.

17 Zegen en list van Bileam
Weerbaar of weerloos

INTRO
Wie heeft er niet van gehoord, paranormale krachten? Het is een onderwerp dat mensen van alle tijden al heeft bezig gehouden. TV-shows, radioprogramma’s, boeken en tijdschriften gaan erover. Het lijkt wel alsof iedereen wel eens iets `vreemds’ heeft meegemaakt. Bijvoorbeeld als er iets gebeurt waarvan je denkt: dat heb ik al eens eerder gezien, een déjà-vu. Of je zat aan iets te denken en toen gebeurde het ineens. Dan is het nog maar één stap om die krachten te gaan gebruiken en ben je bezig met magie. Terug van de twintigste eeuw in de Middeleeuwen! <1>

Hoewel de Bijbel dat verbiedt, komen er wel mensen in de Bijbel voor die aan magie deden. Zo iemand was Bileam. Toen hij voor het volk Israël kwam te staan, had hij niets aan zijn toverkunst.

Bileam antwoordde: “Sta op, Balak en luister! Luister naar mij, zoon van Zippor. God is geen man, dat Hij zou liegen; Hij verandert niet van gedachten zoals mensen doen. Heeft Hij ooit iets beloofd zonder Zijn belofte na te komen? Kijk! Ik heb bevel gekregen hen te zegenen, want God heeft hen gezegend en daar kan ik niets aan veranderen! Hij ziet geen ongerechtigheid in Jakob. Hij rekent Israël haar zonde niet aan. De HERE, hun God, is met hen, Hij is hun Koning! God heeft hen uit Egypte geleid, Israël is zo sterk als een wilde os! Tovenarij doet Jakob niets en waarzeggerij heeft geen vat op Israël
Numeri 23:18-23

Leestekst: Numeri 22-24

INFO-A

17.1 De ezel van Bileam
Heb je wel eens naar een ezel geluisterd? Nee, vast niet. Daarom zal ik me eerst even voorstellen. Mijn naam is Balk. En het verhaal gaat over Bileam, de grote tove­naar, mijn meester. Hij is beroemd en gevreesd en heeft het altijd erg druk, want ze roepen hem overal bij. Daarom heb ik het ook druk, want ik draag hem overal heen. Iedereen in het gebied tussen de grote rivieren (de mensen zeggen Mesopotamië) kent dan ook de spreuken van mijn meester. Daar krijgt hij veel geld voor, want de spreu­ken van Bileam zijn heel krachtig en w­­at mijn meester `spreukt’, gebeurt altijd. Bileam zorgt altijd goed voor mij en ik voor hem. Daarover gaat het in dit verhaal. *[1])
Deze keer was de reis wel heel erg lang! Helemaal naar een ver land dat Moab heet, duizend kilometer dwars door de woestijn. Onderweg riepen mijn vrije wilde neven me toe: “Zeg Balk, ben je nou helemaal betoverd!” Eén van hen, Bonk heette hij, daagde me zelfs uit: “Gooi je meester af en kom bij ons van het leven genieten!” Maar ik zei: “Zo heb ik mijn meester nooit behandeld en dat doe ik nu ook niet.” *[2])
Eerlijk gezegd, was ik zelf ook wel benieuwd naar wat er zou gaan gebeuren. Mijn meester had me ervan verteld, vóórdat we de verre reis gingen maken. “Deze keer ga ik voor een koning werken, Balk. Hij heet bijna net als jij: koning Balak en hij regeert over Moab. Die koning heeft mij gevraagd om een heel volk te vervloeken. Zou ik dat wel kunnen, Balk? Het is een volk met een krachtige God, sterker dan alle goden van Egypte met hun priesters en tovenaars. Ik heb zijn kracht gevoeld in de nachten toen de gezanten uit Moab bij ons logeer­den. Zou de draak die ik oproep wel tegen Hem op kunnen? Zou ik kunnen maken dat hun vrouwen nooit meer kinderen krijgen? Dan is er over veertig jaar niets meer van dit volk over. We gaan het proberen, Balk, want mijn loon zal groot zijn. Als het lukt zijn we allebei in één klap rijk.” Ik zuchtte in stilte, een grote beloning weegt meestal zwaar. En dat duizend kilometer lang…
Nou, onderweg ging het al helemaal mis. Toen we naar die koning gingen, stond daar ineens een grote engel op de weg. Met zijn zwaard wilde hij ons allebei dood­slaan. Ik zag hem best, maar mijn meester zag hem niet eens! Die zat zeker met zijn gedachten bij zijn spreukenloon.
Bileam begreep maar niet waarom ik niet door­liep, de dood tegemoet. In mijn angst wilde ik luid gaan balken, maar opeens begon ik te praten als de mensen! Gelukkig maar, want toen kon ik mijn meester wijzen op het gevaar.
Bileam gaf mij gewoon antwoord, hij was niet eens ver­baasd, want zo’n tovenaar is wel wat gewend. De engel legde hem ook nog eens uit wat ik al had ge­zegd. Toen hij het van twee kanten hoorde, drong het eindelijk tot hem door. Veel mensen zijn nogal hardhorend en luisteren pas als ze het twee keer horen. Wij ezels noemen dat “zo koppig als een mens.” <2>

17.2 De profeet van de draak: van vloek tot zegen
Het was een listige samenzwering, tussen koning Balak en tovenaar Bileam. Vlak vóór de grens van Moab was het volk Israël gelegerd. Na de lange omweg waren de Israëlieten door twee volken aangevallen, maar die hadden ze verslagen en verjaagd. Het hele gebied ten oosten van de rivier de Jordaan was in hun bezit gekomen. Zij hadden beleefd hoe God met hen ging, niemand kon tegen hen stand houden.
De koning van Moab had van hen niets te vrezen, want net als de Edomieten waren ook de Moabieten een broedervolk. Maar dat begreep hij niet. Hij bleef bang en dacht: wie niet sterk is moet slim zijn. Als wapenge­weld niet helpt, dan maar tovergeweld. Een magisch veld in plaats van een slag­veld, bezweren in plaats van belegeren. Hij besloot Bileam te laten komen om veel vervloekingen uit te spreken over het volk Israël.
Een tovenaar als Bileam (ook wel waarzegger genoemd) was eigenlijk een profeet. Zo wordt hij later door Petrus genoemd. Maar dan geen profeet van God. Bileam was een profeet van Gods tegenstander, de duivel, ook wel de slang of de draak genoemd. Die heeft veel macht en de mensheid is vaak een speelbal van hem, maar tegen God is hij niet opgewassen.
Bileam was een man met het zogenaamde tweede gezicht. Hij zag dingen die andere mensen niet zien, en dat niet alleen. Hij kon maken dat er dingen gingen gebeuren die nog niemand wist, omdat hij beschikte over bovennatuurlijke krachten. Zijn woorden waren orakel-woorden: hij riep de geesten op om te doen wat hij wilde. Althans, dat meende hij, maar in werkelijk­heid doen de geesten dan met hem wat zij willen!Dit bestaat nog steeds en heet: magie.
Bileam deed dat door toverspreu­ken. Daarmee maakte hij zich tot een kanaal van de boze geesten die door hem spraken. Die woorden werden werkelijkheid, wensen gingen echt gebeuren. Wij zouden nu zeggen: Bileam was een krach­tig spiritistisch medium.

Enkele malen had Bileam God ontmoet. Hij wist: tegen God kan ik niet op. Laat ik maar doen wat Hij zegt, anders doodt Hij mij. Tegen de wens van koning Balak in, sprak hij in plaats van vervloekingen, allerlei zegenspreuken uit over de Israëlieten, de één nog mooier dan de ander (zie INTRO). Voor de verbaasde ogen van de koning werd hij ineens tot een profeet van Israëls God, tot vier keer toe. <3>
Koning Balak wilde Bileam stoppen: “Als je het dan niet wil vervloe­ken, zegen het dan toch niet!” Maar Bileam ging door met het volk te zegenen, hij wist van geen ophouden, want God bestuurde zijn mond. Hij riep over hen uit wat God hem liet zien: hoe zij zouden wonen in het land van hun erfdeel. Zelfs deed hij een uitspraak over de Messias, die God beloofd had:

“Ik zie Hem, maar niet nu,
ik schouw Hem, maar niet van dichtbij.
Er stijgt een ster op uit Jakob
en een scepter rijst op uit Israël…”

De vloek waarvoor Bileam was ingehuurd, wilde maar niet komen. In plaats daarvan kwam er vier maal­ een zegen.

Nog even Balk aan het woord:
Over een paar dagen gaan we weer naar huis. Mijn meester zit stil en zwijgzaam op mijn rug. Hij is mager geworden en grijzer, de laatste weken. Ik heb altijd gedacht dat mijn meester een hele baas was in zijn vak. Maar je hebt altijd weer `baas boven baas’. Hoe het met mij gaat? O, best. Geen zware vracht op mijn rug, want al dat goud en zilver is bij Balak achtergeble­ven. Weet je dat ik ’s nachts wel eens naar de hemel kijk, dan denk ik aan die Ster van Jakob die zal komen. Zouden er nog ezels zijn als die Ster ver­schijnt? <4> <5>

INFO B

17.3 Weerbaar of weerloos
De boze moet oppassen met te strijden tegen mensen die onder Gods bescherming staan. Hij weet: daar kan ik niet tegenop, dan moet ik verliezen. Eigenlijk heeft de duivel twee gezichten. Als mensen niet onder Gods bescherming staan, gebruikt hij zijn bekende wapenrus­ting van moord en doodslag, van chaos en geweld. Als de mensen wel onder Gods bescherming staan, volgt hij een andere tactiek. Met leugen en verleiding probeert hij hen onder Gods bescherming uit te lokken, want dan vormen ze een makkelijke prooi. Bij deze twee gezichten passen ook de twee namen die de Bijbel hem geeft: `mensenmoorder vanaf het begin’ en `vader van de leugen’.
Het lukte Bileam niet om vervloekingen uit te spreken. Hij ontdekte dat hij God niet kon losmaken van zijn volk. Toen probeerde Bileam het volk los te maken van God! Aan koning Balak gaf hij de raad: “Nodig je Israëlieten uit voor een feest ter ere van Baäl-Peor!” Bij dat feest mochten de vrouwen van Moab zelf een man uitkiezen die ze wensten. Die verleidden ze dan om mee te gaan naar het offerfeest voor hun god. Veel Israëlieten namen de uitnodiging maar al te graag aan; ze werden niet eens tegen­gehouden door hun leiders.
Later wordt er een strafoefening gehouden, onder de Israëlieten, maar ook onder de Moabieten. Daarbij komt ook Bileam om het leven.*[3]) <6>

Van zichzelf waren de Israëlieten helemaal niet zo bijzonder. Wat hen bijzonder maakte was God, die met hen een verbond had gesloten. Wanneer zij zich aan dat verbond hielden, waren zij onoverwinnelijk. Dat kwam omdat God hen beschermde en hun vijanden liet weten: “Kom niet aan de mensen die Ik heb gezalfd en laat mijn profeten geen kwaad overkomen.” *[4]Wie dat bevel naast zich neerlegde, kreeg direct met God te maken.
Daardoor vreesden de Moabieten hen, net als de Amorieten en alle andere volken van Kanaän. Zij hadden al van de Israëlieten gehoord, lang voordat de Israëlieten van die volken gehoord hadden. De Bijbel noemt dit: “De schrik des HEREN was op hen gevallen.”
Toen de Israëlieten op God vertrouwden, waren zij weerbaar.
Maar toen zij zich van Hem afkeerden, waren zij weerloos.
Toen Bileam al zijn toverspreuken op hen wilde loslaten, werden zij door God beschermd. Hij maakte zelfs de tovenaar met zijn vervloeking tot een profeet met zegeningen. Maar toen ze niet opletten, koppelde de koning hen op dat feest aan de afgoden. Zo liepen zij in de strik die Bileam voor hen had gespannen. Argeloos, als vee dat geslacht zal worden. <7>

Uit deze gebeurtenis vallen twee belangrijke conclusies te trekken:
– een zwak mens die op God vertrouwt, is weerbaar tegenover de boze en kan standhouden.
– als zijn vertrouwen in God ophoudt, is hij weerloos en niet meer bestand tegen de listen van de boze. <8>

ACTUA
Het wel en wee van volken wordt sterk door godsdienstige krachten bepaald. Veel oorlogen worden gevoerd met religieuze motieven. Dat gold ook voor de Israëlieten. Zij mochten geen aanvalsoorlogen voeren maar zij mochten zich wel verdedigen.
Toen het Nederlandse volk in zijn geschiedenis een donkere periode meemaakte, is dit in tal van vaderlandse liederen onder woorden gebracht. Eén ervan is het nationale volkslied, het Wilhelmus. Het zesde couplet hiervan is een bede om bescherming:

Mijn schild ende betrouwen zijt Gij, o God, mijn Heer!
Op U zo wil ik bouwen, verlaat mij nimmermeer.
Dat ik toch vroom mag blijven, uw dienaar t’ aller stond:
de tirannie verdrijven, die mij mijn hart doorwondt.

Christenen zijn over alle volken verspreid. Hun wapenrusting moet zijn: gerechtigheid, waarheid, geloof en trouw. Hun levenswijze moet overtuigend zijn, weerbaar en niet weerloos. Anders worden ze door het leven verslagen. <9>

 


[1])Deze tovenaars beschikten over ongehoorde krachten. Mozes had al met hen te maken gehad toen hij voor de farao van Egypte stond. Die had ze laten komen om met hun toverij Mozes af te troeven. Zij toverden stokken tot slangen en maakten water tot bloed, Exodus 7:11,22.

[2])Deze woorden kun je lezen in Numeri 22 vers 30.

[3])Hierover kun je lezen in Numeri 31:8, Psalm 106:28-31 en in Openbaring 2:14.

[4])Zie Psalm 105:15. Het anti-semitisme is al zou oud als het volk Israël. Maar voor alle tijden geldt (en alle volken moeten dat weten), dat er een goddelijke vergelding is voor elke vorm van anti-semitisme.