Fatiha (islamitisch gebed) 2
Opvallend in de Fatiha en het OnzeVader is dat ze beide, na God te hebben aangesproken, Hem eerst lof brengen.
DE FATIHA: HET GEBED VAN DE ISLAM (2)
Waarom loven we God? door rev. dr. Jos M. Strengholt
Surah Al-Fatiha:
1. In naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle
2. Lof zij Allah, de Heer der werelden
3. De Barmhartige, de Genadevolle
4. Meester van de Dag des Oordeels
5. U alleen vereren wij en U alleen smeken wij om hulp
6. Leid ons op het rechte pad,
7. het pad dergenen aan wie Gij gunsten hebt geschonken, niet dat van hen op wie toorn is
nedergedaald, noch dat der dwalenden.
Introductie
Alle moslims kennen de eerste Surah van de Koran, de Fatiha (De Opening) uit het hoofd. Dit is het belangrijkste gebed in de islam en daarom leren we veel over de islam door dit gebed te bestuderen. Daarbij helpt het om het ultieme christelijke gebed, dus het OnzeVader, als spiegel te gebruiken.[1]
Lof aan God
Opvallend in de Fatiha en het OnzeVader is dat ze beide, na God te hebben aangesproken, Hem eerst lof brengen. De Fatiha zegt in het Arabisch al-hamdu lillah, een term die velen wel bekend is. Letterlijk betekent dit: de lof [behoort] aan Allah. Christenen in de Arabische wereld gebruiken deze woorden ook vaak; ze zijn dus niet typisch islamitisch. Ze worden vaak als als stopwoord gebruikt; als je iemand vraagt hoe het met hem gaat, is het gebruikelijke antwoord: Al-hamdu lillah.
Uw naam worde geheiligd heeft op soortgelijke manier te maken met de wens van de christen dat God de lof krijgt. Het is de wens dat Gods naam, dus zijn wezen, niet wordt onteerd, maar dat God alle eer krijgt om wie Hij is.[2]Tussen de Fatiha en het OnzeVader bestaat dus overeenstemming wat betreft het besef dat de eer van God voor en boven alles hoort te gaan. Ook de vragen aan God dat zijn Koninkrijk kome en dat zijn wil geschiede hebben te maken met het christelijke verlangen dat God de lof krijgt.
Welke prijzenswaardige kenmerken heeft Allah?
Er zijn verschillende redenen waarom het eren van Allah zo belangrijk is. In de context van de Fatiha, is de eerste reden dat Hij de Heer is van de werelden. Het heeft dus allereerst met zijn Almacht te maken. Het Arabische woord voor werelden heeft de grammatikale vorm van de pluralis. Dat wil zeggen: het gaat om drie of meer werelden. Sommige moslims geven daarbij als commentaar, dat het bijvoorbeeld zou kunnen gaan om de wereld van de mensen, de geestelijke wezens en de toekomstige wereld. Anderen vermoeden, dat deze meervoudsvorm hier is gebruikt om te intensiveren; Allah is de Heer van werkelijk alle mensen en alle dingen en daarom verdient Hij lof.
De verwijzing naar de barmhartigheid van Allah als aanleiding om Hem te loven, heeft wellicht ook vooral met zijn almacht te maken. De Arabische termen die met de Barmhartige en Genadevolle zijn vertaald, kunnen beter vertaald worden met Weldoener, om het niet te verwarren met de christelijk visie op Gods erbarmen.[3] In de islam immers zijn Allah’s weldaden geen voortvloeisel vanuit zijn liefhebbende karakter, maar de willekeurige daden van de Almachtige.
De derde aanleiding die wordt gesuggereerd als reden voor het loven van God, heeft ook weer met zijn almacht te maken. Hij is de Meester van de Dag des Oordeels.[4] Een moslim beschrijft wat het betekent, dat Hij Meester is van die Dag:
‘Op die dag zullen [alle machtige mensen] met zekerheid ontdekken dat ze machteloos zijn en vernederd en dat Grootsheid, Macht en Gezag in hun geheel alleen aan Hem toebehoren. […] Niemand zal in staat zijn een mening te geven of een besluit uit te voeren zoals ze dat voorheen op aarde konden doen.[5]’
De lof die Hem toekomt is dus vanwege zijn enorme macht. Wellicht is die lof in verband met de oordeelsdag ook een manier om Allah gunstig te stemmen. De Pakistaanse theoloog Sayyid Abul A’la Mawdudi zegt hierover in dit verband:
‘We moeten Hem niet alleen liefhebben, omdat Hij ons voedt en onderhoudt en om zijn barmhartigheid en genade, maar we moeten Hem ook vrezen vanwege zijn rechtvaardigheid en niet vergeten dat tenslotte ons geluk of onze ellende geheel van Hem afhankelijk is.[6]’
Als we mogen aannemen, dat Allah’s barmhartigheid en genade voor moslims ook duidelijk het aspect hebben van zijn oppermacht, kun je gerust zeggen, dat de hele lijst van redenen die Mawdudi geeft, te maken heeft met Allah’salmacht als reden voor zijn lof.
Welke redenen voor het eren van God kennen christenen?
In het algemeen zullen Christenen weinig moeite hebben met de redenen waarom moslims Allah menen te moeten prijzen. Ook christenen zijn onder de indruk van de oppermacht van God. Immers, we bidden: want van u is het Koninkrijk, en de kracht, en de heerlijkheid in der eeuwigheid.
Een groot verschil is er ook: de heerlijkheid van God waarover het OnzeVader spreekt, is niet alleen een kwestie van almacht, maar vooral van Gods karakter. Dat behelst onder meer de term waarmee het christelijke gebed begint: Hij is onze Vader. Als christenen God prijzen voor zijn almacht, doen ze dat in het kader van zijn Vaderschap. Zijn almacht is niet, zoals die van Allah, willekeurig, maar gekenmerkt doordat Hij onze liefhebbende Vader is.[7]
Voor christenen is het daarom mogelijk om te bidden dat het Koninkrijk van God spoedig komt en dat zijn wil zal worden gedaan op aarde; voor moslims is de Dag des Oordeels alleen maar vreeswekkend. Een verlangen naar die Dag is ondenkbaar voor wie God slechts kent in zijn almacht, maar niet als Vader.
[1] Ik ga uit van de versie zoals gegeven door Matteus 6:9-13.
[2] Johannes 5:23 etc.
[3] Het Arabische werkwoord dat aan de begrippen voor Barmhartige ten grondslag ligt, is rahima, yirhamu. Vanuit het Hebreeuws kennen we het hetzelfde woord met globaal dezelfde betekenis.
[4] Het Arabisch voor het woord Meester is onduidelijk. Er zijn twee versies van de Fatiha in omloop. Sommige spreken over de Eigenaar van de Dag van het Oordeel, andere over de Koning van de Dag van het Oordeel. Een subtiel grammatikaal verschil, wat overigens laat zien dat de Koran niet altijd zo duidelijk onveranderd is als moslims graag doen voorkomen.
[5] www.muhajabah.com/islamicblog (27 October 2007)
[6] Sayyid Abul A’la Mawdudi,Towards Understanding the Qur’an, Vol 1, Surahs 1-3 (Translated and edited by Zafar Ishaq Ansari), (Leicester, 1988), p. 36.
[7] Zie bijv. 2 Corinthiers 1:3