Het onderwijs en de Bijbel

De voorzitter van de HBO-raad, Doukle Terpstra, heeft de alarmklok geluid over het onderwijs in Nederland. Het blijkt dat ruim tweederde van de leerlingen in het eerste jaar van de Pabo de Nederlandse taal niet goed beheerst. Reeds eerder was gebleken dat ook het rekenen niet voldoende was. Rekenen en taal zijn echter twee belangrijke vakken op de basisschool. Als eerstejaars Pabo-leerlingen dat niet beheersen op het niveau van net iets boven de basisschool, dan geeft dat toch veel te denken. Het is dus niet verrassend dat de noodklok wordt geluid. Reeds eerder hebben anderen (bijvoorbeeld Dr. A. Verbrugge1 van de ‘Stichting Beter Onderwijs Nederland’ = BON) ) dat gedaan. Ouders zullen zich ook weleens afvragen of al die spreekbeurten, werkstukjes, projecten en groepswerk wel zo’n goed middel zijn om kinderen de noodzakelijke dingen te leren. Langzamerhand wordt wel duidelijk dat we in het onderwijs niet helemaal op het goede en ook bijbelse spoor zitten. Het is belangrijk dat ook ouders bij de scholen aan de bel trekken. Het onderwijs van onze kinderen is het waard.

Ontwikkeling
De laatste 50 jaar is er in het onderwijs heel wat veranderd. Als we ons beperken tot het basis- en voorgezet onderwijs, dan vallen een paar zaken op. In de eerste plaats zijn er hele grote scholen gekomen. De kleine scholen zijn min of meer verdwenen en daarvoor in de plaats kwamen grote scholen met veel management. Vooral in het voorgezet onderwijs heeft dit diepe sporen getrokken. Het voordeel van dergelijke scholen is wellicht wat meer bestuurlijke armslag. Het nadeel is dat leerlingen snel in de anonimiteit verdwijnen. Een tweede ontwikkeling is de introductie van allerlei veranderingen. Dat is begonnen met de Mammoetwet uit 1968 en dat heeft zich voorgezet tot op de dag van vandaag. Vooral door de paarse regeringen (de jaren 90 van de vorige eeuw) is er veel overhoop gehaald. We kunnen daarbij denken aan basisvorming, studiehuis, eindtermen, kerndoelen, nieuwe vakken en wat niet al. Dr. Verbrugge wijst er op dat het Nederlandse onderwijs in een voortdurende ‘bouwput’ is veranderd. Nieuwe vakken werden ingevoerd, maar zijn soms ook alweer verdwenen: het vak verzorging bijvoorbeeld. Tenslotte is er, als derde belangrijke ontwikkeling, in het onderwijs een hele nieuwe leerfilosofie ingevoerd, het zogenoemde ‘nieuwe leren’. In deze filosofie is de leerling de beheerder van zijn eigen leerproces. De docent begeleidt de leerling in zijn of haar leren, maar stuurt niet meer. In verband met het nieuwe leren moeten kinderen op school veel groepswerk doen. Ook is het maken van werkstukjes (praktische opdrachten) heel belangrijk. Het christelijk onderwijs is in deze vernieuwingen (mede onder druk vaak van de inspectie op het onderwijs) soms vrij klakkeloos meegegaan. Het nieuwe leren heeft ook op veel christelijke scholen min of meer zijn intrede gedaan. Het is de vraag of dat goed is geweest.

Nieuwe Leren
De grote man van het nieuwe leren is de emeritus hoogleraar orthopedagogiek Luc Stevens. In het NRC-Handelsblad van 25 november 2006 geeft hij aan wat de kern van dit leren is. ‘Uitgangspunt is de leerling en zijn behoefte om zich te ontwikkelen. Hij neemt de verantwoordelijkheid op zich voor zijn eigen leren. Merkt hij dat zoiets als wortel trekken moeizaam gaat, dan kan hij daar met de leraar een plan voor maken.’ In de visie van Stevens is de leraar niet iemand die leiding geeft, maar een persoon ‘die motiveert en ondersteunt’. Leren is, volgens Stevens, een activiteit van het kind. Zoals kinderen hun moedertaal leren, zo moeten ze, in zijn visie, ook breuken en andere talen leren. Hij pleit ook voor veel keuzevrijheid van de leerlingen. In zijn visie is dat de garantie dat kinderen graag en veel willen leren. In een recente studie, De nieuwe schoolstrijd2formuleert hij het op een nog iets andere wijze. ‘Hiervoor is een uitdagend en relevant onderwijsaanbod nodig, ruimte voor de leerling om te kiezen, ook zijn steunbronnen te kiezen, zelf zijn leerproces te sturen en samen te werken. Terzelfdertijd krijgt de leerling verantwoordelijkheid voor zijn keuzes van inhouden, doelen en toetsing en voor planning en besteding van zijn tijd.’ Een belangrijke kerngedachte van het nieuwe leren is de verschuiving van het vak naar de leerling. De leerling bepaalt, wat hij leert en hoe hij dat wil leren. De docent fungeert al begeleider. De inhoudelijke achtergrond voor deze vorm van leren wordt gevormd door het zogenoemde sociale constructivisme. Het sociaal constructivisme is een leerpsychologie die er vanuit gaat dat het verwerven van kennis en vaardigheden niet zozeer het resultaat is van overdracht door een docent, maar van denkactiviteiten van leerlingen. Daarbij verwerpt men de gedachte dat kennis wordt overgedragen door een externe bron3. Relevante kennis wordt door de leerling zelf gemaakt, geconstrueerd. Een gedachte die rechtstreeks afkomstig is van Rousseau. Hij verlegde het accent van de leerinhouden naar de leerling4. Bij de invoering van het nieuwe leren in het christelijk onderwijs is soms wel nagedacht over de achtergronden ervan. Toegegeven moet worden dat er vanuit de overheid en de inspectie, hoewel het niet absoluut verplicht was het nieuwe leren in te voeren, grote druk werd uitgeoefend. Toch kan achteraf worden vastgesteld dat de christelijke scholen veel te snel overstag zijn gegaan voor dit nieuwe leren. Er liggen principes aan ten grondslag die volstrekt in strijd zijn met de bijbelse visie op het kind, het onderwijs en het leren. Het kind is bijbels gezien helemaal niet de persoon die zijn eigen kennis construeert. Integendeel, vanuit de Bijbel moet een kind juist kennis aangereikt krijgen en is onderwijzen vooral het overdragen van kennis en wijsheid, zoals dat in de Bijbel en in de schepping is geopenbaard. Laten we eens enkele zaken noemen.

Bijbels spreken
Het nieuwe leren en het sociaal constructivisme hebben in de jaren 90 van de vorige eeuw bijvoorbeeld gestalte gekregen binnen het zogenoemde studiehuis. Inmiddels is men binnen het onderwijs alweer van dat studiehuis afgestapt, maar dat leren blijft wel aanwezig. De resultaten van dit leren blijken echter niet mee te vallen. Uit de ingezonden brieven, door docenten in de NRC, bleek wel dat het op de manier van Stevens in de praktijk niet werkt. Leerlingen blijken niet zo zelfstandig en verantwoordelijk te zijn. Praktisch werkt het dus niet. Bijbels gezien zijn er echter inhoudelijke bezwaren tegen dit leren. Op verschillende plaatsen in de Bijbel wordt duidelijk over de inhoud en de methodiek van het onderwijs gesproken. In Deut. 6:6-7 zegt de Heere dat ouders de woorden Gods aan hun kinderen moeten inscherpen5 ofinprenten6Paulus wijst daar ook op in Efeze 6:4. Hij zegt daar, dat kinderen moeten worden opgevoed in de vreze en vermaning des Heeren. Kennis die nodig is, is in de Bijbel in geen enkel opzicht iets dat vanuit een mens zelf naar boven komt. Heilzame kennis moet vanuit Gods Woord worden overgedragen aan onze kinderen. Ouders zijn volgens Psalm 78 verplicht om hun kinderen de grote daden van God te vertellen, opdat onze kinderen hun hoop op God zouden stellen (Psalm 78:4-7). Bij vakken als godsdienst en geschiedenis is dit noodzakelijk, maar ook bij vakken als taal en rekenen is de overdracht en het aanleren door oefening en herhaling van essentieel belang. Kinderen moeten, in de bijbelse visie op leren als het ware bij de hand worden genomen en worden ingeleid in de wereld van taal, rekenen, geschiedenis, etc. Weliswaar moet de opvoeder rekening houden met de mogelijkheden en bekwaamheden van zijn leerling, maar overdracht van woorden, geboden en inzettingen zijn centrale, bijbelse gedachten, omdat de mens een geschapen wezen is en omdat hij bovendien sedert Genesis 3 een gevallen, zondig mens is. Schepping en zondeval maken gezagsvolle overdracht van kennis noodzakelijk. Vooral het bijbelboek Spreuken wijst op het belang daarvan. In Spreuken 22 vers 6 worden onderwijsgevenden aangespoord om de eerste beginselen aan de kinderen te leren. Overdracht van leraar naar leerling is heel fundamenteel. Wel moet de leraar rekening houden met de mogelijkheden en bekwaamheden van de leerling. Het onderwijs moet zijn naar de eis van zijn weg.. De verklaarders wijzen erop dat leren hier betekent ‘iemand van jongsaf in enige wetenschap, en voornamelijk in de fundamenten van de heilige leer, tot zaligheid van zijn ziel, onderwijzen”7Enige wetenschap (taal, rekenen, aardrijkskunde, etc. ) en de woorden van God (de heilige leer) moeten aan kinderen worden overgedragen. In het onderwijs moet rekening worden gehouden met de eis van zijn wegDit betekent dat bij het onderwijzen rekening moet worden gehouden met ouderdom, begrip en aanleg van het kind, maar wel blijft het inscherpen/inprenten staan. Inscherpen betekent dat de woorden en inzettingen zo worden onderwezen dat ze het hart raken en dat het blijvend bezit wordt. Onderwijs hangt in het boek Spreuken ook samen met tucht. Dat is nodig, omdat kinderen vanuit zichzelf tot het kwade geneigd zijn. Tucht is daarom heilzaam en nodig om kinderen te vormen. In Spreuken 22:15 lezen we dat er dwaasheid is in het hart van het kind, maar dat de tucht een middel is om dat weg te nemen. Bijbels gezien zal er daarom ook aandrang en overwicht nodig zijn in het onderwijs. Tucht betekent dat kinderen geleid, gevormd en geoefend moeten worden. De docent heeft daarbij de teugels in handen. Tucht en teugel hebben wat met elkaar te maken. In het boek Spreuken staan nog veel meer belangrijke teksten over het onderwijs. Ook over de didactiek. Hoofdstuk 4 van dat bijbelboek Spreuken is een beknopte handleiding in de didactiek van het bijbelse onderwijzen. Graag wil ik u aanmoedigen om dat hoofdstuk eens te lezen. Daar vinden we bijbelse uitgangspunten die ook anno 2007 nog voluit van belang zijn.

Opdracht
Er is in ons onderwijs veel aan de hand. Gelukkig hebben we in ons land christelijke scholen. Op die scholen kan en mag de boodschap van de Bijbel doorklinken. Daar moet echter ook worden onderwezen naar de regels van de Bijbel. Laten we daarom in gezin, kerk en school onze kinderen in de eerste plaats de woorden Gods inscherpen. Laten we het geheugen van jongeren vormen. Dat is belangrijk in het licht van de bijbelse boodschap. Het is ook belangrijk voor hun plaats in kerk en samenleving. Mozes was onderwezen in al de wijsheid der Egyptenaren. Weliswaar mocht hij kiezen voor het volk van God (Hebr. 12:25), maar van die wijsheid heeft hij geen hinder gehad. In de reis door de woestijn heeft hij er veel baat van mogen hebben. Goed onderwijs heeft betekenis voor ons hart, maar ook voor onze omgeving. Laten we als ouders waakzaam zijn bij het onderwijs voor onze kinderen. Wat kan het je ontroeren als een oud gemeentelid die niet meer lezen kan door blindheid, Jesaja 53 uit het hoofd weet op te zeggen. Dat zijn schatten die niet verouderen.Laten we die aan onze kinderen proberen mee te geven. Op school en thuis.

Ds. W. Visscher, Amersfoort

1 Dr. A. Verbrugge (1967) doceert filosofie aan de Vrije Universiteit. Hij schreef een breed gewaardeerde studie Tijd van onbehagen, Filosofische essays over een cultuur op drift. Samen met zijn vrouw zet hij zich via de stichting BON in voor beter onderwijs. Hij is zeer kritisch naar de huidige moderne visies op leren en onderwijzen.

2 Luc Stevens, Nieuwe leren onontkoombaar want oude leren vastgelopen. In De nieuwe schoolstrijd, Boom, 2006, pag. 95

3 Peter Jansen, Blijven bedenken, pag. 104

4 N. A. J. Lagerweij cs, Onderwijskunde, een inleiding, pag. 35

5 Statenvertaling.

6 Vertaling NBG van 1951 en NBV

7 Kanttekening op de Statenvertaling, kanttekening nummer 12 op Spr. 22:6.