Méér dan een verhaal: De Bijbel en het onderwijs

De Bijbel is niet zomaar een bundel verhalen, maar het waarachtig getuigenis van Gods handelen in de geschiedenis van Israël en de volken. Een weerlegging van de moderne godsdienstvisie.

Het onderwerp waarover dr. J. Hoek enkele opmerkingen wil maken, is uiterst actueel. De auteur wil trachten duidelijk te maken waarom de Bijbel niet zomaar een bundel verhalen is, maar het waarachtig getuigenis van Gods handelen in de geschiedenis van Israël en de volkeren. Misschien lijkt dit het intrappen van een open deur. Maar zodra u de beschouwingen leest over de hedendaagse invulling van de identiteit van christelijk onderwijs en zodra u allerlei moderne onderwijsmethodes kritisch onder de loep neemt, verandert u snel van gedachten en ziet u hopelijk in hoe belangrijk het is op dit punt uiterst waakzaam te blijven en expliciet voor onze overtuiging uit te komen.

Onlangs las ik het boek Kleuren van een toekomst (Hilversum 1997), dat onder redactie van Tom Kroon is uitgegeven als ‘ een praktisch handboek voor de identiteit van de christelijke school’. De samensteller is docent aan de Marnix-academie te Utrecht. Hij geeft in deze bundel zelf een stevige voorzet inzake de identiteitsvernieuwing van het protestants-christelijk onderwijs en oogst daarna van elf andere auteurs voornamelijk bijval, maar toch ook hier en daar fundamentele kritiek.

Visie op de Bijbel
Nu ga ik niet het betoog van Kroon samenvatten. Het gaat mij om een centraal element uit dat betoog, namelijk de visie op de Bijbel. Kroon is daarover niet onduidelijk. Volgens hem is het beeld dat de verhalen, de liederen en het gebed in de traditionele benadering oproepen, ongeloofwaardig. Op blz. 15 verwijst hij naar de uitingen van enkele door Tom ter Bogt geïnterviewde jongeren. Een voorbeeld: ” Vroeger dacht ik wel dat God de aarde geschapen had, maar wanneer je op school zit, hoor je van allerlei natuurkundige processen, dan wordt het toch moeilijk om aan dat idee vast te houden. Ik weet niet hoe het allemaal begonnen is, maar volgens mij heb je God niet nodig om dat te verklaren.” Aan dit soort uitlatingen verbindt Kroon verstrekkende beschouwingen zoals deze: ” Het christelijk onderwijs slaagt er in het algemeen niet in om ‘de fundamentele en bevrijdende eigen bijdrage aan de culturele ontwikkeling’ niet te laten botsen met het moderne, rationele wereldbeeld. Het beeld dat de verhalen, de liederen en het gebed oproepen is nogal ongeloofwaardig. Als je gelooft, zo komt het op veel leerlingen over, dan moet je ook aannemen dat blinden weer kunnen gaan zien, dat je met één kruikje olie maandenlang koeken voor een gezin kunt bakken, enz… Christelijke scholen boeken dus tegendraadse resultaten’. In een voetnoot gaat Kroon nog verder. Wat is de reden dat uitgerekend het vanouds zo godsdienstige Nederland tegenwoordig zo hevig geseculariseerd is? Hij zoekt die reden in de wijze waarop de Nederlandse jeugd van jongs af aan op de christelijke school met godsdienst is geconfronteerd! De traditionele bijbelvertelling als katalysator van de secularisatie!

Het romantische antwoord
Kroon wijst het af wanneer men in reactie op de secularisering krachtig terugvalt op ‘ Gods onfeilbaar Woord, de belijdenisgeschriften van de Reformatie en een herstel van een opgewekt en bijbelgetrouw geloofsleven’. Hij noemt dat ‘het romantische antwoord’. In feite dus een vergeefse vlucht in het verleden dat voorgoed voorbij is. Hij wil anderzijds ook geen ‘postmoderne’ scheiding tussen godsdienstige opvoeding in het gezin enerzijds en de seculiere school anderzijds. Het gaat hem om het ‘opwekken van een spirituele levenshouding’ bij het kind, een inleiding tot een religieuze interpretatie van de werkelijkheid. De docenten op de christelijke school zouden ‘overtuigde pluralisten’ moeten zijn die de kinderen niet voorgaan in een bepaald welomschreven geloofsbelijden, maar hen willen opwekken tot geestelijk leven, als het ware een openheid creërend die nog op allerlei manieren kan worden ingevuld. Het gaat om ‘het neerleggen van een basis waarop later een zelfgekozen geloofsleven tot stand kan komen’.

Literair hoogstaande verhalen
Daartoe moet het vertellen uit de Bijbel een radicale vernieuwing ondergaan. Op blz. 23 noemt hij het vertellen ‘een van de zwakste punten van het godsdienstonderwijs’. Een breed citaat: “De wijze waarop het kind met de inhoud van de bijbel in aanraking komt, de geijkte vorm van vertellen brengt het gevaar met zich mee dat een mythisch-sacrale godsdienstigheid in de hand wordt gewerkt. De vertelling heeft dan veel weg van een gepedagogiseerd verslag van de gebeurtenissen die in vergane tijden hebben plaatsgevonden. Er klinkt niet in door dat zij berust op een weldoordacht en gecomponeerd proza of poëzie. De verhalen in de Bijbel zijn geen nieuwsberichten, geen reportage of verslag van iets, maar de verhalen vertellen van geestelijke ervaringen van goddelijke manifestaties in mensen in historische situaties”.

Hier hebt u het nieuwe dogma dat veel hedendaagse methodes voor het godsdienstonderwijs beheerst of op z’n minst geïnfiltreerd heeft. Het zou in de Bijbel gaan om literair hoogstaande vertellingen die een veelheid van interpretaties toelaten en als ‘het grote Verhaal’ op allerlei creatieve manieren verbonden kunnen worden met de kleine verhalen van mensen van nu. Maat het mag beslist niet gaan om ‘de weergave van een op schrift gestelde… gebeurtenis, die men vroeger alleen maar kon verklaren door een onwetenschappelijk beroep te doen op bovenaards ingrijpen’.

‘Cape Canaveral en Cape Jeruzalem’
Kroon durft zijn benadering zelfs ‘een meer bijbelgetrouwe vertelopvatting’ te noemen.
Uiteraard krijgt hij op dit punt stevige support van de bekende ds. Nico ter Linden. Op een citaat van hem, op blz. 66, wil ik wat nader ingaan: Cape Canaveral en Cape Jeruzalem. Citaat: “Er is bij ons thuis een ernstig ongeluk gebeurd”, kwam een keer een vader mij vertellen. Hij had een zoontje van acht dat zo’n beetje alles over de ruimtevaart wist. Op school had hij het verhaal van Jezus’ hemelvaart gehoord. “Wat is dat voor verhaal?” vroeg hij aan zijn vader. Dat is precies de goede vraag. Ruimtevaart en Hemelvaart, zijn dat twee verhalen in dezelfde taal, het één over Cape Canaveral en het ander over Cape Jeruzalem? “Dan zit ik wel met een probleem”, zegt dat jongetje. “Willen jullie dat ik doorga met denken, dan zal ik moeten ophouden met geloven; willen jullie dat ik doorga met geloven, dan moet ik ophouden met denken.” De vader in kwestie wist het antwoord wel, maar hij kon het niet zeggen. Hij kon niet met die twee taalvelden spelen, en dat noemde hij terecht ‘een ernstig ongeluk’. Wij moeten leerkrachten en ouders helpen om antwoord te geven op de geloofsvragen van hun kinderen. En die komen steeds vroeger. Dus moet je al vroeg het misverstand vermijden dat een kind aan H2O denkt wanneer je het verhaal vertelt van Jezus die over de wateren gaat”.

Wat gebeurt hier? Ter Linden wijst de heilshistorische opvatting van de geschiedenis van Jezus’ hemelvaart af. Het kan dus niet werkelijk zo gebeurd zijn als in Handelingen 1 beschreven staat. In de wereld van de ruimtevaart kun je niet meer geloven in de hemelvaart. Daar kun je bij kinderen niet meer mee aankomen en doe je dat toch, dan dwing je ze een onzindelijke keus te maken tussen denken en geloven. Maar intussen heeft Ter Linden wel een grove karikatuur getekend van de historische opvatting van Christus’ hemelvaart! Alsof Lucas ook maar in de verste verte iets zou vertellen wat analogie vertoont met de lancering van een ruimteraket van Cape Canaveral. Jezus verdwijnt achter de wolk die Hem wegneemt uit het gezicht van de discipelen. Er is geen sprake van lichtjaren reizen door het heelal, evenmin van doorbreking van de zwaartekracht dankzij astronomische snelheden. In de taal van toen heet het dat Jezus’ voeten zich losmaakten van de aarde en dat Hij verdween achter een wolk. In de taal van nu zouden we kunnen zeggen dat Jezus in een andere dimensie overging en zo aan het bereik van de menselijke zintuigen werd onttrokken. Maar het gaat intussen om de heilshistorische werkelijkheid.

Tegenstemmen
Ik zei zoëven al dat Kroon behalve instemming ook fundamentele tegenspraak ontmoet in deze bundel. Ik denk dan met name aan de bijdrage van ir. Rinus Houtman, directeur van de lerarenopleiding De Driestar te Gouda, en van mevr. Kosje Guravage-Griffioen. Houtman wijst de achillespees van het betoog van Kroon aan op blz. 79. “Waar ik in de analyse van Tom Kroon moeite mee heb, is zijn vrijwel kritiekloos accepteren van het rationele wereldbeeld. Ik meen dat het een van de grondfouten van het christelijk onderwijs is geweest en vaak nog is, dat zij dit door de natuurwetenschap gecreëerde wereldbeeld zo kritiekloos heeft aanvaard en zelfs mee opgeroepen heeft. Alleen het godsdienstonderwijs bleef er wat buiten en men vertelde de verhalen gewoon als vroeger. Terecht wijst Kroon erop dat er dan spanningen optreden, maar in plaats van dan de bijbelvertelling aan te passen aan de eisen van het beperkte natuurwetenschappelijke wereldbeeld, zou je het natuuronderwijs juist in bijbels licht moeten stellen. Dan gaat het over de God geschapen werkelijkheid, die principieel anders is dan een gesloten, door natuurwetten beheerst systeem. We moeten niet bang zijn om onze kinderen iets te leren wat niet past in het gedachtengoed van onze tijd. Het gaat erom onze kinderen de grote daden van God uit de geschiedenis door te geven en Zijn geboden hen in te scherpen.” Mevr. Guravage (blz. 87) noemt de benadering van Kroon c.s. een ontledende benadering van de Bijbel die doet denken aan stenen voor brood. De Bijbel vertelt over de machtige daden van God, waardoor de mens boven zichzelf wordt uitgetild. Door de omgang met de Bijbel wordt er een wereld geopend waarbinnen wij onszelf kunnen plaatsen.

Zelf heb ik nog onlangs in de brochure Doem of doel? ‘Een christelijke visie op geschiedenis’, die verschenen is ter gelegenheid van de officiële heropening van de Christelijke Hogeschool Ede, een pleidooi gevoerd voor de hartelijke aanvaarding van de historiciteit van de bijbelverhalen.
De geschiedenis die God is aangegaan met de mensen is meer dan een verzameling parels aan een snoer van Hebreeuwse vertelkunst. Het gaat erom dat de tijd gestempeld wordt door Gods handelen. De roeping van Abraham, de uittocht van het volk Israël uit Egypte, de verbondssluiting en wetgeving bij de Horeb, het koningschap van David, de bouw van de tempel, de terugkeer uit de ballingschap, vooral de komst en het werk van Jezus Christus, het zijn niet alleen maar fragmenten van zin temidden van de onzin. Er is verbinding en samenhang tussen die gebeurtenissen. Ze rijgen zich aaneen tot een geschiedenis van heil, een reeks van Gods grote daden. Deze heilsgeschiedenis staat niet los van de concrete geschiedenis van de mensheid, maar is de zin ervan. Het gaat niet om verhalen, om sagen en mythen, maar om wat echt gebeurd is. Geloven in de Schepper snijdt ons de pas af bij elke vlucht in de mythologie. De God van de Bijbel meldt zich namelijk in de feitelijkheid en realiteit van deze wereld. Hij is de God die mensen bij hun naam roept en die ze opzoekt waar ze zijn, in hun concrete omstandigheden. Daarom staat de Bijbel vol van realistische verhalen. We ontmoeten er mensen als wijzelf. De Bijbel is alles behalve een fabeltjeskrant of sprookjesboek. Wie een mythologisch boek uit de oudheid leest of een modern sprookjesboek, weet waar hij of zij aan toe is: je wordt verplaatst naar een andere wereld waarin fantasie hoogtij viert. Lees je daarna de Bijbel, dan kom je weer tot de werkelijkheid terug. Dat Boek verhaalt van Gods daden die niet tussen hemel en aarde blijven zweven. Ze hebben effect in mensenlevens en in het leven van de volkeren, ze stempelen natuur en geschiedenis.

Profetische geschiedschrijving
We hebben gesteld dat de Bijbel geen sprookjesboek is. Wat dan wel? Een heel bijzonder relaas over geschiedenis! Niet een geschiedenisboek zoals dat op de basisschool of bij het voortgezet onderwijs wordt gebruikt. Ook niet een boek zoals dr. Lou de Jong er vele heeft geschreven over de Tweede Wereldoorlog. Profane geschiedschrijving volgens hedendaagse wetenschappelijke maatstaven is van heel andere orde dan de profetische belichting van de geschiedenis die ons in de Bijbel wordt gegeven. De Bijbel vertelt geen geschiedenis zoals moderne historici dat doen en wie volgens hun methoden de effecten van Gods werkzame en daadkrachtige Woord (dabar) wil nameten, komt teleurgesteld uit. Je kunt de roeping van Abraham, de uittocht ui Egypte of de herbouw van de tempel historisch zeker aannemelijk maken. Maar historische wetenschap die vanuit eigen vooronderstelling het Woord van God bij voorbaat uitsluit als betrouwbare historische bron, wil hiervan niet weten. Wetenschappelijke geschiedschrijving krijgt daarom de feiten als heilsfeiten niet in het vizier. Hier liggen allerlei vragen en uitdagingen om in gelovige bijbelwetenschap de aard en bedoeling van de bijbelse geschiedschrijving in het oog te krijgen.

Geschiedenis en verhaal
Vragen dus rond de aard van de geschiedschrijving in de Bijbel, maar dan wel tegen de achtergrond van de overtuiging dat we in de Schrift inderdaad met geschiedschrijving te maken hebben. Het gaat in het Woord van God niet alleen maar om verhalen, om meesterstukjes van Hebreeuwse vertelkunst, waarmee nauwelijks enige historische realiteit zou corresponderen. Niet het verhaal maakt geschiedenis, maar de geschiedenis heeft het verhaal gemaakt.

Wie zich terugtrekt uit de geschiedenis op het verhaal, kiest voor een onaanvaardbare reductie! De God van het verbond met mensen wordt zo niet meer als de Schepper en de Onderhouder van wereld en geschiedenis erkend en herkend. Die erkenning is nu juist een bron van vreugde en troost voor het geloof! Die delen van de Schrift die zich als historisch betrouwbare, zij het op verkondiging toegespitste, informatie aandienen, dienen ook als zodanig te worden aanvaard. De heilsgeschiedenis waarvan de Schrift getuigenis aflegt, is wel degelijk historisch. Gelovigen behoeven de geschiedeniswetenschap niet te hulp te roepen om te bewijzen dat de Bijbel tòch gelijk heeft. Dat kan die wetenschap per definitie niet, maar bovendien heeft het geloof in de betrouwbaarheid van de God van het Woord zo’n bewijs ook helemaal niet nodig. Evenmin kan diezelfde wetenschap aantonen dat er, om maar een voorbeeld te noemen, nooit een historische persoon met de naam Abram uit Ur der Chaldeeën zou zijn geroepen of dat er nimmer een historische Mozes zou zijn geweest die het volk Israël uit Egypte heeft geleid. Daarom is het onterecht wanneer gesuggereerd wordt dat er een keus moet worden gemaakt tussen ofwel wetenschappelijk verantwoord bezig zijn ofwel aanvaarding van de historische betrouwbaarheid van de Bijbel. Die twee kunnen zeker samen gaan en doen dat ook metterdaad in de beoefening van gelovige bijbelwetenschap.

Heilshistorische theologie
Wie de Bijbel als een bundel diepzinnige verhalen beschouwt, vervaagt en vervluchtigt Gods weg door de tijd. Daartegenover kies ik met overtuiging voor een heilshistorische theologie. Er is een voortgang in de (heils)geschiedenis. Deze krijgen we niet als een ononderbroken lijn in het vizier. Het is ingewikkelder: er is sprake van terugval, van een wisseling van donkerder en lichter in de geschiedenis van Israël en in die van de christelijke gemeente. Er is sprake van toenemende tegenstellingen in steeds heviger worsteling. Met Berkhof kunnen we zeggen, dat de geschiedenis zowel in het teken van Christus’ kruis als in dat van zijn opstanding staat en dat zowel het één als het ander in de eindtijd zich intensiveert. De donkere schaduwen in de geschiedenis worden steeds onheilspellender en de lichte plekken worden steeds bemoedigender. Maar vanuit het gedenken van Gods grote daden is er de verwachting van wat deze levende God doet en doen zal in het heden en in de toekomst. We zijn geen kunstig verdichte fabels nagevolgd, maar de tastbare Christus, en zo is ook onze toekomstverwachting geen fata morgana, maar gegronde hoop op een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, waarop de gerechtigheid eeuwig thuis zal zijn.

dr. J. Hoek