Neutraliteit bestaat niet

Getuigen zijn in een confronterende onderwijswereld

We leven in een tijd waarin de waarden die we op scholen tegenkomen steeds verderaf komen te staan van de waarden die we uit Gods Woord kennen. De prangende vraag is hoe we hier als christenen zo mee om kunnen gaan, zodat ons reageren effect heeft. Een artikel over de alledaagse worstelingen van christenen in een steeds meer niet-christelijke of niet-meer-christelijke schoolomgeving op basis van praktijkvoorbeelden. De afgelopen jaren heb ik als lid van de MR en de GMR in Noord-Holland regelmatig situaties meegemaakt waarbij ik moest kiezen of en op welke manier ik er als christen op zou reageren. Laat ik een aantal van die situaties met u delen.

Heks
Er was een heks in de klas van mijn kind. Wat moet ik daarmee? Eén van de leerkrachten van de rijksscholengemeenschap (RSG) had een praktiserende heks uitgenodigd in de klas. De ouders waren verontrust over de invloed die de heks op de tieners zou kunnen hebben, omdat de heks niet alleen haar verhaal had verteld maar ook ‘voor de grap’ met rituelen twee tieners met elkaar had laten trouwen. Het was voor mij een aanleiding om het gesprek met de directie te zoeken. Omdat ik voorzitter van de MR was, had ik een natuurlijke mogelijkheid om de directie hierover aan te spreken zonder dat aanvallend te doen. De directie stelde voorop, dat ze als school neutraal wilde zijn waardoor we een gesprek over neutraliteit kregen. Ik hield hem voor, dat als de school neutraliteit zoekt – immers, ook onze oudergebedsgroep mocht niet in de school samenkomen -, er geen sprake kan zijn van feitelijke handelingen die passen bij een bepaalde levensovertuiging: geen praktiserende heks, geen biddende dominee en geen reciterende imam. De heks was duidelijk te ver gegaan en de directie beloofde het gesprek met de betreffende leerkracht aan te gaan.

Fright night
Mijn school gaat naar de Halloween Fright Night in Walibi. Wat moet ik daarmee? De vraag kwam van een ouder op een vergelijkbare middelbare school. De Halloween Fright Night werd aangekondigd als lekker griezelen. We hebben samen de website van Walibi bekeken. Angst speelt de hoofdrol: monsters, afschrikwekkende figuren met kettingzagen en bloed en ga zo maar door. Moet mijn kind daar naar toe? En wat kunnen we eraan doen? In het gesprek heb ik weer naar argumenten gezocht die christelijke ouders en schoolleiding met elkaar zouden kunnen verbinden. Dat is steeds een worsteling, omdat je steeds weer ervaart hoe ver onze wereldbeelden van elkaar af liggen, terwijl we wel op dezelfde wereld wonen en met elkaar omgaan. Ik heb geadviseerd om het gesprek met de directie aan te gaan over de vraag hoe de Fright Night te rijmen is met de aandacht die de school geeft aan zorg voor de leerlingen. Daarbij heb ik ook cijfers genomen over het sociaal-emotionele welzijn van de leerlingen uit het Emovo-onderzoek[i]. Er zijn veel jongeren met sociaal-emotionele problemen. Hoe kun je dan als school tegelijkertijd zo expliciet flirten met angst? Daarbij hebben we ook de vraag gesteld of de school instaat voor de gevolgen die zo’n fright-ervaring op labiele leerlingen heeft. Door ons zo gezamenlijk in te zetten voor psychisch gezonde leerlingen ontstaat een basis voor gesprek.

Roze vrijdag
Op de RSG werd jaarlijks een roze vrijdag gehouden. Een dag van speciale aandacht voor niet-heteroseksuele leerlingen. Er waren tal van festiviteiten, waaronder een moment dat leerlingen die zaten, werd gevraagd om te gaan staan, als ze hun homoseksuele medeleerlingen wilden steunen. Enkele christelijke leerlingen konden daar niet zonder meer achter staan, omdat geen onderscheid werd gemaakt tussen geaardheid en praxis, integendeel. Als je niet ging staan, dan was dat uitzonderlijk en kreeg je een gesprek met één van de volwassen begeleiders. De leerlingen voelden zich haast gedwongen om te gaan staan om niet de publieke verontwaardiging over zich heen te krijgen. Een sfeer die doet denken aan de geschiedenis uit de Bijbel van de drie vrienden van Daniël. Ik heb geprobeerd daar aandacht voor te vragen, maar ik merkte dat de roze vrijdag en het gedachtegoed rond deze dag zo zwaar beladen was, dat het heel moeilijk was er een open gesprek over te voeren. Te snel worden grote woorden gebruikt als ‘discriminatie’, ‘niet van deze tijd’ en ‘christenen uit het stenen tijdperk’. Ook heb ik de vraag gesteld waarom deze minderheid zoveel aandacht krijgt op de school, terwijl andere minderheden (waaronder christenen, Joden en gehandicapten) niet met een speciale dag worden bediend. Uit het antwoord werd me duidelijk dat de roze lobby tot het door de overheid verplichte curriculum van de school behoort. Zo’n verplichting bestaat er niet ten aanzien van de andere minderheden.

Identiteit
Binnen Kopwerk werd met enige regelmaat gesproken over identiteit. Daar was ik blij mee, omdat Kopwerk een koepel is van protestants-christelijke scholen voor primair onderwijs. Logisch, dacht ik, dat deze scholen zich bezighouden met het geloof  in Christus. Maar dat was niet het uitgangspunt. Ik werd als GMR-lid meegenomen in een discussie die voor mijn gevoel veraf stond van wat God ons in de Bijbel leert. Er werd onderscheid gemaakt tussen brede en smalle identiteit. Met brede identiteit werd gedoeld op alles wat een school kenmerkt: waarden, normen, gebruiken etc. Met smalle identiteit werd gedoeld op de levensovertuiging. Bij dit alles zouden de scholen die onder Kopwerk vallen, kunnen kiezen hoe ze brede en smalle identiteit vorm zouden geven. Wat mij met name stoorde, was dat de naam van Jezus Christus niet genoemd werd, evenmin als de Bijbel. Wel werden woorden gebruikt als ‘moreel kompas’ etc. Ook de plaats van de smalle identiteit bevreemdde mij. Ik heb nog aangevoerd dat christelijke onderwijs gebaseerd is op de Bijbel, zoals het ook in de statuten van Kopwerk staat. En dat de brede identiteit zou moeten bouwen op, voort zou moeten komen uit, de smalle identiteit. Op beide punten kreeg ik tot mijn verbazing en verdriet geen bijval. Hoewel het niet werd uitgesproken, wilde Kopwerk vooral neutraal zijn, breed georiënteerd en inclusief. Zich niet (meer) exclusief beroepen op de Bijbel, omdat dit ouders zou kunnen afstoten met andere overtuigingen. Het enige wat ik na die GMR- vergadering kon doen, is teruggaan naar de scholen die ik vertegenwoordigde om hen aan te moedigen binnen de scholen als team en met de directie het gesprek over de christelijke identiteit van hun school aan te gaan.    

Aansluiting zoeken
Deze voorbeelden illustreren dat het voor christenen niet altijd makkelijk is om zich in een niet-christelijke of niet-meer-christelijke omgeving staande te houden. Dat het steeds zoeken is naar argumenten, naar een basis van gesprek. De voorbeelden illustreren ook dat neutraliteit vooral een theoretische aangelegenheid is. Aan scholen die neutraal willen zijn, zijn leerlingen, personeel, directies en raden van toezicht verbonden met elk hun eigen denkbeelden. Christelijke personeelsleden zijn op een RSG, maar in toenemende mate ook op PC-scholen, een minderheid, waardoor het geluid van de niet-christelijke meerderheid versterkt klinkt. In de gesprekken die ik heb gevoerd, werd me duidelijk dat de meerderheid niet zozeer een bewust antichristelijke koers zoekt, maar veel meer aansluit bij wat in hun kringen gebruikelijk is. Dat betekent dat een heks moet kunnen, dat een Fright Night gewoon leuk is voor leerlingen en dat een roze dag een fantastisch feestje is voor de lhbti-gemeenschap. De identiteit van de school moet zo neutraal worden geformuleerd, zodat de meerderheid zich welkom voelt. De voorbeelden laten ook zien dat waar christenen uit de Bijbel normen van goed en kwaad ontlenen, niet-christenen andere normen hebben. De meerderheid hanteert in de huidige tijd normen die niet verwijzen naar ‘een boek of een leer’, maar naar algemeen fatsoen en maatschappelijke consensus. Het is zowel voor christenen als voor niet-christenen een uitdaging om de normen over en weer goed en respectvol te verwoorden en aansluiting te zoeken. Terwijl ik dit schrijf denk ik: ‘Is dit de juiste houding? Respect en aansluiting? Ben ik als manager niet te veel op zoek naar een zakelijke win-win situatie? Wat zou onze Heere Jezus gedaan hebben in die situaties?’ Ik moet denken aan David die Goliath tegemoet trad. “Gij treedt mij tegemoet met zwaard en speer en werpspies, maar ik treed u tegemoet in de naam van de HERE der heerscharen” en even later “opdat de hele aarde wete dat Israël een God heeft” (1 Sam 17:45-47). Ik mag best wat onbevangener zijn in zulke situaties. Meer naar mogelijkheden zoeken om het onderliggende geestelijke gesprek aangaan.

Onze rol als ouders
De voorbeelden zeggen ook iets over onze rol als ouders van leerlingen op niet-christelijke scholen. In de eerste plaats is het heel wezenlijk dat we onze jongelui weerbaar maken door hen te (laten) onderwijzen over het Woord van God en de normen en waarden die God ons daaruit leert. Ook het gesprek met onze jongelui is daarbij belangrijk. De gedachte dat onderwijs ‘neutraal’ wordt gegeven is een illusie. Het onderwijs wordt gegeven door leerkrachten die elk een mening, een wereldvisie en een levensovertuiging hebben. Onze jongelui merken dat, krijgen daar veel van mee. Ook in de interactie met medeleerlingen wordt er verbaal en non-verbaal heel veel uitgewisseld. Veel van wat onze jongelui aangereikt wordt, is anders dan ze van huis uit meekrijgen. Dat vormt ze. En als ze een goede basis vanuit huis ontvangen, dan maakt hen dat ook op een goede manier weerbaar en voorkomt het, dat ze een wereldvreemd leven leiden. Maar als de basis vanuit huis niet solide is, dan kan de verleiding te groot worden om mee te gaan met de meerderheid. Het mag misschien zo lijken dat scholen neutrale omgevingen zijn, maar de werkelijkheid is anders. Neutraliteit bestaat niet. Er wordt een geestelijke strijd gestreden om de koppies van onze jongelui en van alle mensen die bij de school betrokken zijn. Een strijd tussen God en Zijn tegenstander om de eeuwige bestemming van mensen. Het is daarom heel zinvol om als christelijke ouders actief betrokken te zijn bij het onderwijs, of het nou christelijke of niet-christelijke scholen betreft. Ouders kunnen op allerlei manier betrokken raken: als personeelslid, als lid van de oudercommissie, als lid van de MR, als lid van de Raad van Toezicht, als lid van de oudergebedsgroep. Richt er één op als er nog geen gebedsgroep is, zodat je de school niet van een afstand beoordeelt en wellicht veroordeelt, maar samen met andere volwassenen vanuit christelijk perspectief zoekt naar wat het beste is voor de leerlingen en daarmee ook voor jouw zoon of dochter.

 

Dick Tillema


[i] De Emovo (Elektronische MOnitor en VOorlichting) is een vragenlijst om de gezondheid en leefstijl van jongeren in het voortgezet onderwijs te volgen. De GGD neemt deze vragenlijst af op school via het internet. Leerlingen van klas 3VMBO en klas 4 HAVO/VWO krijgen hiervoor een uitnodiging. De vragen gaan over verschillende onderwerpen, zoals lichamelijke en geestelijke gezondheid, sociale contacten, leefgewoonten, veiligheid, school en vrije tijd.