Verantwoord opvoeden ……

Bevestiging en bemoediging

Wees attent op de relatie tussen gehoorzaamheid, opvoedbaarheid en hechting
Bevestiging en aanmoediging zijn belangrijke middelen om te stimuleren en bij te sturen in de opvoeding. De werking ervan hangt in sommige gevallen af van de band die er is tussen de eerste en vroegste opvoeder van het kind. Er is een schat aan literatuur die schrijft over vroege hechtingsproblematiek. Bevestiging en aanmoediging werken hier niet zoals we verwachten.
De boeken van Geertje van Egmond over hechtingsproblematiek beschrijven hoe dat is.
Wie niet bevoegd is te diagnosticeren, moet zeer terughoudend zijn. Toch is het goed om te rekenen met deze mogelijkheid, als kinderen helemaal niet gehoorzamen en met anderen rekenen. Er zijn kinderen van veel gebed die ouders een leven lang voor raadsels stellen. We willen dan hopen op de mogelijkheid dat een kind door een levend geloof – een hechting aan de Here Jezus Christus – tot veranderingen komt die je menselijkerwijs niet meer zou verwachten.

Gehoorzaamheid en vrucht
In een discussie in het RD is er opnieuw nagedacht over bevestiging en gehoorzaamheid in de christelijke opvoeding (Dr. S. Post, RD 13-02-2012) Opvoedingsdoelen werden in de 19e eeuw eigenlijk nog niet zo onderscheiden. Het ging vooral om gehoorzaamheid aan ouders en gezagsdragers, luisteren naar het eigen geweten en naar de stem van God. Dit zou eigenlijk nog prioriteit moeten hebben, vindt Post. Gezagsuitoefening wordt al gauw gelijkgesteld met onvrijheid. Maar dat hoeft niet zo te zijn. Hij citeert de Amerikaanse theoloog L.V. Austin met instemming, als die betoogt dat de instrumentalist in het orkest de hoogste vrijheid ervaart, als hij zich afstemt op de dirigent en zijn medemusici. Ieder die ervaring heeft in samenspel, zal erkennen dat je als ‘t ware vleugels krijgt, als samenspel werkelijk lukt. Aan het slot citeert hij ook het adagium van dr. J. Waterink uit 2 Timotheus 3 vers 17: “Dat de mens Gods volmaakt zij tot alle goed werk volkomen toegerust.” Gehoorzaamheid en dienst zijn nauw op elkaar betrokken. Graag gebruiken we hier het begrip vrucht, zoals we dat vinden bij de Here Jezus en in de Psalmen. De samenhang wijnstok, ingeënte rank en vrucht komt overeen met de samenhang tussen opvoeder, gehecht kind en de dubbele liefdedienst. De sapstroom is karakteristiek voor zowel de wijnstok, de rank als de vrucht. De sapstroom is gericht op de dubbele liefdesdienst: de liefde tot God en de naaste. In deze beweging is gehoorzaamheid dus een middel om te komen tot dienst. “Eet de bananenboom haar eigen vruchten?” vragen christenen retorisch in Afrika. Nee, de vruchten zijn voor anderen. Ouders vragen dus een luisterhouding – gehoorzaamheid – met het oog op de dubbele liefdesdienst. Ouders van elke denominatie moeten zich ervan bewust zijn, dat kinderen in de eerste plaats tot vrucht of dienst komen door de Heilige Geest van het nieuwe verbond, waarin ze geboren worden. Geestelijk luisteren maakt dat een kind zich op de een of andere manier uitstrekt naar de dubbele liefdesdienst. In de spanning die dit oproept, mag het kind de Here Jezus leren kennen als Redder die vrijmaakt tot de dienst. Dan pas gaat het kind meedoen in het orkest.

Dr. Post betoogt, dat door de christenopvoeder de wil van het kind tot deze vrijheid ‘gebroken’ moet worden. Ik hoop, dat Post denkt aan noties uit de confessie over gebonden wil en vrije wil. Alleen een verbroken wil komt tot bekering of gehoorzaamheid.
Laat echter niet de gedachte postvatten dat de ouder de wil mag breken. De ouder mag grenzen stellen aan het kind met het oog op God en de naaste. Aanmoediging en bevestiging moeten dus beide bron- en doelgericht zijn.

Meer humanisme dan we willen weten
Op de achtergrond leeft bij dr. Post de zorg dat binnen de christelijke opvoeding onder invloed van de humanistische psychologie het accent is komen te liggen op de ontplooiing van de potentie die er in het kind ligt. De opvoeder is daarin begeleider van de innerlijke vermogens. De docent op het conservatorium speelt vooral niet voor. Hij wil geen model zijn. Hij bevestigt en bemoedigt de eigen aanleg van de student. Post wil als ‘t ware dat de docent tijdelijk wel het model is om met discipline na te volgen. Later zal hij de discipline die hij geleerd heeft, vruchtbaar kunnen maken voor zijn eigen innerlijke voorstelling van de muziek.

Dr. Post ziet de neergang van onderwijsresultaten en de toename van hyperactiviteit en concentratiestoornissen niet los van het algemene pedagogische klimaat waarin wij onze kinderen groot brengen. Hij kritiseert het ongestructureerde aanmoedigen waarin de wil niet getraind wordt. Hij vraagt aandacht voor de ouder als model en opdracht voor de gehoorzaamheid. Hij constateert een gemis aan theologische en pedagogische bezinning over dit onderwerp ook in het confessionele en Bijbelgetrouwe onderwijs. Bevestiging en aanmoediging staan in verbinding met een model en met een doel. Hij denkt hier aan gezagdragers die in harmonie leven met God en de naaste. Zij mogen hun kinderen verplichten daarin mee te doen.
Je kunt hier het beeld van het ‘kristalliseren’ gebruiken. Het leven van het kind kristalliseert zich om dat van de gelovige volwassene heen, om het model van de dienst aan God en de naaste alvast te leren ook als het de innerlijke of geestelijke motivatie nog lijkt te missen.

De orthopedagoge drs. Aline Hoogenboom –Versluis reageert in dezelfde krant dat de wil van het kind toegerust moet worden tot het verstaan van God en het maken van mondige keuzes. Ze zoekt dus een verbinding tussen het christelijk geloof en de identiteitspsychologie. Dat komt haar op een verwijt te staan dat het leven van het kind zich ‘uitkristalliseert’ om de eigen persoonlijkheid van het kind. Bevestiging en aanmoediging zijn dus minder op de norm en meer op de ontplooiing en keuzevaardigheid van het kind gericht (RD 12-10-1012). Misschien veronderstelt drs. Hoogenboom iets wat hierboven onder gehoorzaamheid en vrucht is beschreven. We zouden daar nog meer over willen horen.

Jamaars in de algemene pedagogiek
Ik kwam het recent tegen in tijdschriften en op de radio dat er vraagtekens werden gesteld bij het ongestructureerd bevestigen en bemoedigen van kinderen. Kinderen leren maar dat ze geweldig zijn en dat ze het eveneens geweldig doen zonder dat er heldere uitdagingen en evaluaties zijn. Gezonde kinderen zijn daarop uit. Kinderen voelen wel aandacht in al die bevestiging, maar ze kunnen er ook verlegen mee raken. Ongestructureerde bemoediging en vormloos enthousiasme kunnen ook leiden tot een verlies van zelfvertrouwen, een vermindering van prestaties en tot hyperactiviteit. Denk daarbij maar aan het format van sommige kinderprogramma’s. De cultuur van buis en opvoeding zijn behoorlijk verwant geraakt.

Pastoraat
In veel kerken en gemeenten ligt de tijd al ver ons, dat er aarzeling was bij het lied: “Weet je dat je een parel bent..een parel in Gods hand.” In christelijk pastoraat van evangelische of confessionele snit bevestigen en bemoedigen we elkaar onbekommerd. We zijn toch ‘een parel in Gods hand’. De parel functioneert hier als pendant van het hoge mensbeeld in de humanistische hupverlening. Het beeld van het zoeken van de parel van grote waarde is door de Here Jezus gebruikt als beeld voor het zoeken van het Koninkrijk der hemelen. Niet het zichtbare koninkrijk dat de leiders voorstonden, maar het onzichtbare wat bestaat in geschonken gerechtigheid. (Matt 6:33) Er zijn veel beelden in de Bijbel om de geschonken gerechtigheid tot uitdrukking te brengen. De parel is er één van. Is het Bijbels om een kind zonder meer een parel te noemen ? Kinderen vatten het vast redengevend op: omdat ik een parel ben, houdt God van me en ben ik bijzonder. De Bijbel gebruikt dit beeld niet voor gelovige kinderen, omdat het geen goede vergelijking in zich draagt. In de humanistische psychologie werkt het beeld wel goed. God wil dat onze kinderen – die geen parels zijn – weer terugkrijgen wat ze in Adam kwijt zijn. God zoekt hen met liefde, met volharding en met persoonlijke interventies. We bemoedigen en bevestigen onze kinderen, om hen bij de bron Christus te brengen en bij het doel vruchtdragen: God liefhebben en de naaste als onszelf.
Zelfgenoegzame opvoeders kunnen bevestiging en enthousiasme (met als tegenhangers onthouding en negeren) gebruiken om een kind te laten functioneren tot eer van henzelf. Het mag ons niet verbazen dat dit uiteindelijk leidt tot crises in de verhouding van het kind tot de ouders en tot God. Onze cultuur wordt steeds meer narcistisch waardoor er ongekende lasten voor onze kinderen ontstaan.

Triniteit en Koninkrijk
Ik troost me met de gedachte dat veel gelovige opvoeders door Woord en Geest geleid worden om verantwoord aan te moedigen en te bevestigen.
In de nieuwe christelijke dogmatiek van de hoogleraren Van den Brink en Van der Kooij wordt het uitgangspunt genomen in de triniteit. Alle werk van de drie-enige God wordt gezien binnen de ‘accolades’ van het Koninkrijk. Er is een beweging vanuit de Vader, door middel van de Zoon en via de Heilige Geest naar onze kinderen. Gebrokenheid en zonde maken deel uit van hun identiteit, maar van meet af aan worden kinderen van gelovige ouders gezocht via de Geest. Die brengt ouders tot handelen en kinderen tot horen en vruchtdragen. Het woord ‘vrucht’ is een kernwoord in het Koninkrijk der hemelen en staat vanuit zijn oorsprong en in zijn uitwerking in een missionaire beweging.
Ik hoop en verwacht dat deze uitgangspunten kunnen helpen om de plaats van de opvoeder en het kind voor Gods aangezicht opnieuw te belichten.

Ds. Guus Vos