De zorg van God(3)

 

Wat heb gij daar in uw hand? (3)

We hebben al iets van Mozes en David gezien. Bij Mozes zagen we i.v.m. de staf die in zijn hand was, gehoorzaamheid. Bij David zagen we i.v.m. de stenen die hij gezocht had, vertrouwen. In deze volgende geschiedenis uit Markus 6 zien we weer iets anders i.v.m. wat de discipelen in hun handen hadden.

Wat vooraf ging: de uitzending van de 12 discipelen in Markus 6: 7-9, 12+13
7 En Hij riep de twaalven tot Zich en begon hen uit te zenden, twee aan twee, en gaf hun macht over de onreine geesten.
8 En Hij gebood hun niets mede te nemen voor onderweg, dan alleen een staf; geen brood, geen reiszak, geen geld in de gordel,
9 maar wèl sandalen aan de voeten te dragen en: trekt niet twee hemden aan.
12 En zij vertrokken en predikten, dat zij zich zouden bekeren.
13 En zij dreven vele boze geesten uit en zalfden vele zieken met olie en genazen hen.

Alleen een staf
Ik zou hier graag het accent willen leggen op het woordje “niets”. De Heer geeft hier Zelf de opdracht, dus zal Hij zorgen voor de juiste woorden, voor de macht over de onreine geesten, voor voedsel enz. Alleen een staf mochten ze meenemen.
We zouden kunnen vragen: “Discipelen, wat hebben jullie in je hand?” Hun antwoord:”Een staf, dat is genoeg voor de opdracht die de Heere Jezus ons gegeven heeft. Voor al het andere zal Hij op zijn tijd zorgen.”
Zo gingen ze heen, afhankelijk van hun Heer. Konden ze dat doen wat de Heer hen opgedragen had? Ja, heel eenvoudig. Waarom? Omdat Hij er hun toe bekwaam maakte.
In het kort:

  • Mozes → staf → gehoorzaamheid aan God.
  • David → 5 gladde stenen →vertrouwen op God.
  • De discipelen →staf → afhankelijkheid van God.

De discipelen mochten deze ervaring met de Heere Jezus opdoen, maar het was direct ook een voorbereiding op wat er volgde.

Johannes 6:1-13
1 Daarna vertrok Jezus naar de overzijde van de zee van Tiberias in Galilea. 2 En Hem volgde een grote schare, omdat zij de tekenen zagen, die Hij aan zieken verrichtte. 3 En Jezus ging de berg op en zat daar neder met zijn discipelen. 4 En het Pascha, het feest der Joden, was nabij. 5 Toen Jezus dan de ogen opsloeg en zag, dat een grote schare tot Hem kwam, zeide Hij tot Filippus: Waar zullen wij broden kopen, dat dezen kunnen eten? 6 Maar dit zeide Hij om hem op de proef te stellen, want Hij wist zelf, wat Hij doen zou. 7 Filippus antwoordde Hem: Tweehonderd schellingen brood is voor dezen niet genoeg, als ieder een kleine hoeveelheid zal krijgen. 8 Een van zijn discipelen, Andreas, de broeder van Simon Petrus, zeide tot Hem: 9 Hier is een jongen, die vijf gerstebroden en twee vissen heeft; maar wat betekent dit voor zovelen? 10 Jezus zeide: Laat de mensen gaan zitten. Nu was er veel gras op die plaats. De mannen gingen dus zitten, ten getale van omstreeks vijfduizend. 11 Jezus dan nam de broden, dankte en verdeelde ze onder hen, die daar zaten, evenzo van de vissen, zoveel zij wensten.

De mensen zagen de tekenen die de Heere Jezus aan zieken deed. Daarom waren ze bij Hem. Markus 6:34 zegt, dat Hij met ontferming over hen bewogen was, omdat zij waren als schapen, die geen herder hadden, en dat Hij hun vele dingen begon te leren. Maar dat is niet alles! Vs. 5 zegt : Toen Jezus ……………….zag, dat een grote schare tot Hem kwam……..
Wat zag Hij ? Lichamelijke nood, geestelijke nood…. Maar wat ziet Hij nog meer ? Hij ziet daar ook een Filippus en stelt hem op de proef: “Waar zullen wij broden kopen , dat dezen kunnen eten.” Filippus had geen oplossing. Hij kan alleen maar aangeven dat 200 schellingen niet genoeg zijn om brood voor te kopen. In Johannes 6 lezen we, dat de discipelen zeggen dat het beter is om de menigte naar de omliggende dorpen te sturen om daar eten te kopen. Hier zijn discipelen aan het woord, die zulke mooie ervaringen met de Heere Jezus opgedaan hadden. Maar wat doen ze ? Ze kijken naar de omstandigheden. Niet naar de Heer. (Laten we hen niet veroordelen. Ook ik en misschien u ook, wij zijn niet beter en reageren vaak niet anders.)
“Hier is een jongen”.Andreas komt met deze jongen op de proppen, maar zegt tegelijk dat wat deze jongen heeft, veel te weinig is. Ik stel me het zo voor, dat die jongen z’n 5 broden en 2 vissen van huis uit voor zichzelf heeft meegenomen. We lezen niets van een tweegesprek tussen Andreas en de jongen. Maar een ding staat wel vast: hij had die 5 broden en 2 vissen niet voor de massa meegenomen, maar wel voor zichzelf. “Jongen”, zouden we kunnen vragen, “wat heb je in je hand ? “ “5 broden en 2 vissen,” zou hij geantwoord hebben. Hij had het allemaal voor zichzelf kunnen houden, maar hij geeft het in de handen van de Heere Jezus. Hij ziet af van zijn eigen wens om het op te eten en geeft het aan de Heer. De Heer maakt datgene wat Hij van deze jongen krijgt, voldoende voor 5000 mannen. Iedereen kreeg genoeg.

Is deze jongen niet een voorbeeld voor mij en u? Wat in de ogen van de discipelen (lees: medebroeders en zusters) te gering is, is voldoende, als we het Hem in handen geven. Ik hoop dat jongeren die dit stukje lezen, zullen zien dat de Heere Jezus dat wat zij Hem in handen willen geven, dat Hij dat gebruiken gaat. Misschien kost het je moeite om iets aan de Heere te geven, maar denk dan aan wat Hij ermee gaat doen. Heb je je leven al aan Hem gegeven? Hij kan er veel meer mee doen in een enkel ogenblik, dan jij in je hele leven.

 

  • Mozes → staf → gehoorzaamheid aan God.
  • David → 5 gladde stenen →vertrouwen op God.
  • De discipelen →staf → afhankelijkheid van God.
  • Jongen → 5 broden en 2 vissen→ afzien van eigen wensen (zelfverloochening)

Ik kan er niet onderuit beste lezer. Ik moet mezelf en u een aantal vragen stellen. En gelooft u mij, voordat ik deze vragen nu aan het papier toevertrouw, kwamen ze op mij af!

1. Hoe staat het met mijn/uw gehoorzaamheid aan God en aan Zijn onfeilbaar Woord?
2. Hoe staat het met mijn/uw vertrouwen op God?
3. Hoe staat het met mijn/uw afhankelijkheid van God?
4. Hoe staat het met mijn/uw zelfverloochening?

Het zijn geen gemakkelijke vragen om te beantwoorden. Ik kom in ieder geval in alle vier domeinen erg tekort. Misschien zegt u hetzelfde. Maar de Heere Jezus vraagt ons naar Hem te kijken. Hij is ons Voorbeeld van gehoorzaamheid, vertrouwen, afhankelijkheid en zelfverloochening. En Hij wil ons helpen!

Vijf broden en twee vissen
Als we nadenken over brood, dan weten we dat de Heere Jezus zegt dat Hij het brood des levens is (Joh 6:48). Er moet veel werk gedaan worden, voordat een brood klaar is. De graankorrel moeten gezaaid worden (verg. Joh 12:24), het koren moet geoogst worden, het graan moet tot meel gemalen worden, verder bewerkt en tenslotte gebakken worden. Het moet in de oven. Vuur (de oven) is in de Bijbel een beeld van het oordeel. Spreekt het brood dan niet van de Heere Jezus? We mogen ons bezighouden met dat Brood uit de hemel, met Hem die moest sterven (Joh 12:24), het fijne meel, met de Heere Jezus en Zijn volmaakte toewijding aan Zijn God in Zijn leven hier op aarde (Lev 2), met Hem die het vuur van Gods oordeel moest ondergaan.
Het was een jongen die vijf broden had. Ook als jongere kun je met de Heere Jezus bezig zijn en van Hem leren over Zijn leven, Zijn sterven, over het feit dat Hij Gods oordeel moest ondergaan over jouw zonden.

Maak de volgende rekensom eens. Vermenigvuldig je leeftijd eens met 365. Dan heb je de dagen die je geleefd hebt. Stel dat je gemiddeld tien zonden per dag gedaan hebt. (Bij mij zijn het er meer dan tien.) Je komt dan op het aantal zonden, die je gedaan hebt. Als de Heere Jezus voor al die zonden geboet heeft en ook voor de zonden die ik nog zal doen, hoe verschrikkelijk is dan Gods oordeel over mijn zonden geweest, mijn zonden! “…….De straf die mij de vrede aanbrengt, lag op Hem” Jes 53:5b. Wat een genade!

Als we bezig zijn met “het brood”, dan komen we ook bij de twee vissen. Wie zorgde ervoor dat de vissen in de netten van de discipelen kwamen? (Joh 21:6) Was het niet de Heere Jezus? De toepassing is eenvoudig. Als wij zelf gedachten hebben over de Heere Jezus, dan geeft Hij Zijn gedachten daarbij. Vijf en twee, zeven. Een volmaakte zegen.

Wat hebt u in uw hand? Een volmaakte zegen! Om uit te delen aan anderen!?

A.Eysink