Recht (op de grond) deel 3

In de geschiedenis van Naboth (1 Kon. 21) wordt op drie verschillende manieren gedacht over `recht’ en dus ook over de grond.

Recht (op de grond) (dl 3)

In de geschiedenis van Naboth (1 Kon. 21) wordt op drie verschillende manieren gedacht over `recht’ en dus ook over de grond.

Het handelsrecht van Kanaän
 houdt in dat de grond aan de mensen hoort die ervoor betaald hebben. Was je gedwongen om de grond te verkopen, dan was je die grond voorgoed kwijt. Je nageslacht zou het dus niet meer erven.
Het recht van de despoot houdt in dat de grond behoort aan de koning: hij is de alleenheerser over het hele land en heeft alles te vertellen over de mensen en de grond. Wanneer de wetten hem niet bevallen, kan hij die naar willekeur veranderen, want hij heeft de macht.
Het recht van de Torah houdt in dat de grond van het beloofde land aan God toebehoort. Hij heeft het in bruikleen gegeven aan de stammen van Jakob en hun families. Niemand kon tegen zijn zin worden gedwongen om zijn grond te verkopen, en zelfs wanneer zij dat om economische redenen hadden moeten doen, dan kregen zij het in het Jubeljaar weer terug.