5 Feiten die voor een recente schepping. pleiten

INHOUD

INTRODUCTIE                                                                                                                           

FEIT 1: De Bijbel laat een evolutionistische interpretatie niet toe.
De Bijbel bevat geen enkele tekst die op evolutionistische ontwikkeling wijst.
De Bijbelse taal is nauwkeurig over de duur van de schepping.
Het eerste vers is Gods eerste test van geloof.
Het scheppingsverhaal komt niet overeen met de evolutionaire voortgang.
De rol van de dood                           

FEIT 2: De wetenschap neemt tegenwoordig geen evolutie meer waar.
Experimentele wetenschap
Adaptieve of gestuurde verandering is geen evolutie
Natuurlijke selectie is een conservatief proces

FEIT 3:
Er is geen bewijs dat evolutie ooit plaatsgevonden heeft.
Historische of forensische wetenschap
Het bewijs van de fossielen
Evolutionistisch geloof

FEIT 4: Gods karakter verbiedt evolutionistische methoden.
Een universum van ruimte, materie en tijd
De handtekening van God in de hemelen
De heiligheid van God
De alwetendheid van God
Het universum is een oneindig reservoir van informatie.
De Bijbel benadrukt de alwetendheid van God.
De geheimen die God voor zich houdt.
God is nooit incidenteel of verward.

FEIT 5: Gods doel voor de schepping sluit evolutie uit.
De schepping elimineerde elk excuus om Gods bestaan te ontkennen.
De schepping gaf een fundering voor het eeuwigdurende evangelie.
De schepping geeft autoriteit aan de boodschap van Jezus Christus.
De schepping liet de kracht van Jezus Christus zien.
De schepping is de manier van God om nieuw leven te geven.
APPENDIX A Het belang van het Bijbelse creationisme
APPENDIX B Het gehele evangelie verkondigen
De centrale boodschap van het evangelie
De hoop van het evangelie
De autoriteit van de boodschap van het evangelie
Het volledige evangelie

INTRODUCTIE
Een van de grootste dilemma’s onder evangelicalen vandaag de dag is de poging van een groeiend aantal technisch en theologisch geschoolde christenen om de  evolutieleer te matchen met het Bijbelse creatieverhaal, zoals het is opgeschreven in Genesis. In de afgelopen 150 jaar zijn veel hybridische theorieën bedacht, maar helaas zijn ze allemaal afkomstig van christenen en niet van evolutionisten. Natuurwetenschappers en atheïstische evolutionisten negeren elke religieuze tekst, zeker de Bijbel!

Hoewel sommige christenen geloven, dat het mogelijk is de Bijbel selectief te gebruiken, door alleen die gedeeltes te nemen die voor hun doel bruikbaar zijn en de rest te negeren of weg te laten, is deze “eigenwillige-censuur” niet overeenkomstig de boodschap van de Bijbel. “Alle woord Gods is gelouterd,” zegt de Schrift.  Doe niets aan zijn woorden toe, opdat Hij u niet terechtwijze en gij een leugenaar bevonden wordt” (Spreuken 30:5-6).

Waarom is er dan eigenlijk twijfel over het scheppingsverhaal van Genesis 1 en 2? Is er enig bewijs voor de zogenaamde wetenschappelijke feiten, die miljoenen en biljoenen jaren van biologische ontwikkeling claimen? Of is de Schrift dubbelzinnig over het begin van het leven, de oorzaak van de dood, of over de verschrikkelijke watervloed in de dagen van Noach? Was het Genesisverhaal slechts geschreven als een symbolisch framewerk voor latere generaties, naar believen aan te passen in het licht van wetenschappelijke ontdekkingen?

Het bewijsmateriaal – Bijbels en wetenschappelijk – suggereert anders.

Dit boekje zal de 5 meest evidente redenen geven, dat een evolutionistisch wereldbeeld zowel on-Bijbels als niet wetenschappelijk is. Een juiste interpretatie van de Bijbelse scheppingsleer is vooral belangrijk voor degenen die in Christus geloven, de Enige, die verkondigd heeft, dat Hij de Schepper is van alles dat bestaat. Gezond verstand laat zien, dat Gods geopenbaarde Woord waar is – of de God van de Bijbel is een bedrieger en een leugenaar!

 # Feit 1

De Bijbel laat een evolutionistische interpretatie niet toe.
Het scheppingsverhaal staat niet alleen in Genesis. Door de hele Bijbel heen staan verwijzingen naar de schepping, behalve in de persoonlijke, korte brieven van Paulus, Johannes en Judas (Filemon, 2 en 3 Johannes en Judas). Veel van Gods grote beloftes zijn gebaseerd op het bewijs van Zijn creatieve werk en kracht. De schepping is niet alleen een allegorisch verhaal (metafoor), bedoeld voor morele aanwijzingen, maar het wordt in de hele Bijbel gebruikt als historische gebeurtenis en als zodanig gedocumenteerd.

De evangeliën laten zien, dat Jezus toch zeker 25 keer verwijst naar de eerste hoofdstukken van Genesis, met daarnaast zo’n 175 verwijzingen die geciteerd zijn door andere schrijvers van het Nieuwe Testament. In alle gevallen wordt het gebeuren opgevat als historisch, niet als allegorie of metafoor waarvan we een gemakkelijk een “spirituele” betekenis kunnen afleiden. Òf Jezus sprak de waarheid ( als “de weg, de waarheid en het leven”, Johannes 14:6), òf Hij misleidde Zichzelf of nog erger, Hij loog om het toegankelijk te maken voor de veronderstelde “wetenschappelijke onkunde”, van die tijd.

De Bijbel bevat geen enkele tekst die op evolutionistische ontwikkeling wijst.
Omdat geen mens bij het begin van het universum was, moeten we allemaal uitgaan van een vooronderstelling. Òf Gods Woord, over de schepping, is waar òf de moderne wetenschappelijke “theorie” heeft gelijk over de eeuwenlange evolutionaire ontwikkelingen door toevallige processen. Ze kunnen niet allebei waar zijn, ze sluiten elkaar uit!

Even voor de duidelijkheid. De Bijbel bevat geen verwijzing, geen conclusie, geen metaforische allegorie, geen toespeling op enig evolutionaire ontwikkeling van eenvoudige tot meer complexe levensvormen op grond van kansen en toevalligheden . De natuur, Psalm 19 zegt het duidelijk, heeft “spraak” en “kennis” dat elke dag en elke nacht de glorie van God betuigt. De schepping, zegt Paulus in Romeinen 1:20, manifesteert zelfs de onzichtbare eigenschappen van God, zodat ze duidelijk zichtbaar zijn in  het fysieke en zichtbare universum dat Hij geschapen heeft. Ontwerp, orde, doelen, beloftes en profetieën zijn allemaal “geschreven” in de wereld die God gemaakt heeft. Nergens zegt de Schrift iets over een evolutionistische theorie.

Genesis 1:1 tot 2:4 behandelt in detail de schepping, zeer nauwkeurig en precies, van dag tot dag. Het wordt zo nauwkeurig beschreven, dat het ‘lijkt’ of God heel zorgvuldig Zijn woorden en grammatica koos, zodat we ons niet konden vergissen in de bedoeling van de tekst. God maakt zelfs onderscheid tussen creëren (iets tot bestaan brengen, wat nog niet eerder bestond) en het maken en scheppen, van dat wat al gecreëerd was. God “sprak” en het gebeurde (Psalm 33:9). God beval en de grote hemelse legerscharen waren geschapen (Psalm 148).

Elke poging om te onderzoeken hoe God de aarde schiep, is gedoemd tot falen. De Bijbel verklaart, dat “God de wereld tot stand bracht ”, “zodat het zichtbare niet ontstaan is uit het waarneembare” (Hebreeën 11:3). De kennis van een mens is zowel begrensd door dat wat hij kan waarnemen, als door een beperkte intelligentie  waarmee hij redeneert, probeert te theoretiseren, verschillende testen uitvoert en alomtegenwoordigheid probeert te omschrijven.

Evolutie is een verhaal, verzonnen door de mens, die God uit zijn leven wil bannen. Anderen hebben dit aangenomen en geprobeerd een uitleg op te dringen van Genesis, waarin God gebruik maakt van mechanismen en natuurlijke processen om te scheppen. De “moderne mens” kan heel goed het verhaal van evolutie vertellen! Maar dat is niet wat de Bijbel zegt of leert. Verre van dat. Het evangelie van Johannes begint met het specifiek benoemen van Jezus Christus, als de Schepper van alle dingen (Johannes 1:1-3). Paulus beaamt dit gedetailleerd in Colossenzen 1:15-16:

Hij is het beeld van de onzichtbare God,  de eerstgeborene der ganse schepping, want in Hem zijn alle dingen geschapen, die in de hemelen en op de aarde zijn, de zichtbare en de onzichtbare, hetzij tronen, hetzij heerschappijen, hetzij overheden, hetzij machten: alle dingen zijn door Hem en tot Hem geschapen.”

Christus alleen – niet  natuurwetten of het evolutionaire proces – is waardig “om lof te ontvangen en eer en macht”, want alleen Christus heeft alle dingen geschapen (Openbaringen 4:11). Zijn zorgvuldige, alwetende en almachtige werken kunnen nooit worden toegeschreven  aan evolutionaire processen en tegelijkertijd overeenkomstig de waarheid worden verteld in de Bijbel.

Het is simpel, God had geen “evolutionaire eeuwen” nodig voor Zijn schepping. De alwetende en almachtige kracht van de Schepper is de basis voor ons vertrouwen in God. Voor iedereen die in de Bijbel leest over de onweerlegbare  eigenschappen van God, is het onbetwistbaar dat God de mogelijkheid heeft om het universum in 6 dagen te scheppen. Er is geen reden om het werk van God te verkleinen door Zijn werk toe te schrijven aan tijd en toeval. Er is nog minder reden om te twijfelen aan Zijn geschreven woorden. De schepping kwam niet tot stand  door een natuurlijk proces van biljoenen jaren, er was slechts een woord nodig en alles was voltooid, om tot in de eeuwigheid zo te blijven (Psalm 148: 3-6).

Geloof, wat elk denkend mens moet hebben om te kunnen bestaan in ons universum, kan dom zijn (bijvoorbeeld: de maan is gemaakt van kaas) of, zoals de Bijbel het definieert,  “Het geloof nu is  de zekerheid der dingen die men hoopt, en het bewijs der dingen, die men niet ziet” (Hebreeën 11:1). De wetenschap hecht enorm veel waarde aan de belofte die God zichzelf deed in Genesis 8:22: “Voortaan zullen zolang de aarde bestaat, zaaiing en oogst, koude en hitte, zomer en winter, dag en nacht, niet ophouden.”

Wetenschap, zelfs evolutionaire wetenschap, baseert zijn theorieën, prognoses en conclusies op de bestendigheid van de natuurkundewetten. De evolutionaire wetenschap maakt de fout om de belofte van God, voor stabiliteit in deze wereld, terug te voeren tot het scheppingsproces van de oorsprong van de wereld.

Een vast geloof in God begint met geloof in Zijn werk als Schepper (Hebreeën 11:3). Wat vandaag de dag bestaat in deze wereld is niet ontwikkeld of gemaakt van reeds bestaand materiaal. Het is specifiek, in één keer gemaakt, uit niets door de almachtige en alwetende God.

De Bijbelse taal is nauwkeurig over de duur van de schepping.
De definitie van  onze “dag” (24 uur) wordt expliciet in het eerste hoofdstuk van Genesis gedefinieerd. “En God noemde het licht dag, en de duisternis noemde Hij nacht. Toen was het avond en geweest en het was morgen geweest: de eerste dag” (Genesis 1:5).

Net zoals de tijd nu wordt gemeten door dagen die gedefinieerd worden door het op- en ondergaan van de zon, zo werd de tijd door God gemeten toen de duisternis (nacht = avond) overging in het licht (dag = morgen). Deze eerste cyclus, de dag-en-nacht-cyclus, werd “de eerste dag” genoemd. Deze zelfde volgorde zie je in elk van de 6 werkdagen waarin God Zijn werk deed. Nog een keer lijkt God uit te gaan van Zijn manier om er zeker van te zijn, dat we Zijn bedoeling niet verkeerd zouden begrijpen. Er is geen betere mogelijkheid om duidelijk te maken hoeveel tijd de scheppingsdagen in beslag namen.

Later schreef God met Zijn eigen vinger op de stenen tafelen van de 10 geboden: “Zes dagen zult gij arbeiden en al  uw werk doen; maar de zevende dag is de sabbat van de HERE, uw God; dan zult gij geen werk doen,Gij, noch uw zoon, noch uw dochter, noch uw dienstknecht, noch uw dienstmaagd,noch  uw vee, noch de  vreemdeling die in uw steden woont. Want in zes dagen heeft de HERE de hemel en de aarde gemaakt,  de zee en al wat daarin is, en Hij rustte op de zevende dag , daarom zegende de HERE de sabbatdag en heiligde die” (Exodus 20:9-11). Deze vergelijking tussen de 6 werkdagen van de mens en de 7 scheppingsdagen van God kan niet opgevat worden als een allegorische toespeling op onmeetbare tijdperken.

De enige gegronde reden in de Bijbel waarom God het universum niet in 1 dag geschapen heeft, is dat Hij de scheppingsweek een patroon wilde laten zijn, zodat de mens zou weten hoe hij het beste om kon gaan met het leven wat God gemaakt had. God, die zelf geen rust nodig heeft, voorzag en plande in zijn mededogen rust voor de mens. Jezus gaf als reden: “De sabbat is gemaakt  om de mens, en niet de mens om de sabbat” (Markus 2:27).

Deze  “steeds terugkerende dag” die God vaststelde in de scheppingsweek, wordt in het Hebreeuws aangeduid met het woord yowm (meervoud yamim). Dit woord wordt in het Oude Testament 3000 keer gebruikt. In Genesis 1:5 wordt het afgebakend met de overgang van de duisternis naar het licht, oftewel één zonnedag. Het is 38 keer gekoppeld aan de uitdrukking “avond en morgen”. 359 Keer gaat het vergezeld van een numeriek naamwoord ( bv. “de achtste dag”). Het meervoud kom 845 keer voor. In geen van de 1.242 hierboven genoemde verwijzingen, kan het woord niet anders dan letterlijk genomen worden, 24 uur, zonnedag. De context is hier heel duidelijk over.

De overige 1.758 keren dat het woord yowm in het Oude Testament voorkomt, wordt het nooit gebruikt voor een eeuwenlange periode. Heel soms mag “dag” worden gebruikt om een ongespecificeerde tijdsperiode aan te duiden. Zoals “de dag der benauwdheid” (Psalm 20:1) of  “de dag van de HERE” (wordt 24 keer in het Oude Testament genoemd) of , zoals in Genesis 2:4: “De dag dat de Here God de aarde en de hemelen schiep.”  De enige reden waarom je hier “dag” als “tijdperk” zou vertalen, is om het aan te passen aan de voor de evolutie vereiste tijdperken.  Evolutionair denken vereist lange, onverklaarbare, ondenkbare eeuwen van werk en kan de letterlijke schepping van 6 dagen, zoals opgetekend in Genesis, niet accepteren.

Het eerste vers is Gods eerste test van geloof.
In den beginne schiep God de hemel en de aarde (Genesis 1:1).

Sommigen hebben gesuggereerd, dat Gods eerste scheppingswoorden bedoeld zijn als een “geloofstest”. Overduidelijk is dat Genesis 1:1, vergeleken met alle andere heilige boeken, van de vele religieuze stromingen over de hele wereld, uniek is. Met deze woorden worden we geconfronteerd met de simpele impliciete vraag: geloven wij wat God zegt?

Dit eerste vers van de Bijbel weerlegt alle valse filosofieën van de mens over de oorsprong en zin van de wereld:

  •   Het weerlegt atheïsme, omdat het universum geschapen is door God.
  •   Het weerlegt pantheïsme, omdat God boven alles staat wat Hij geschapen heeft.
  • Het weerlegt polytheïsme, omdat slechts één God de aarde schiep, met alles erop.
  •   Het weerlegt materialisme, omdat materie een begin had.
  •   Het weerlegt dualisme, omdat God alleen was, toen Hij de aarde schiep.
  •   Het weerlegt humanisme, omdat God, niet de mens, de ultieme realiteit is.
  •   Het weerlegt evolutionisme, omdat God alles creëerde!

Het scheppingsverhaal komt niet overeen met de evolutionaire voortgang.
Het Bijbelse verslag is niet verenigbaar met het evolutionistisch model. Verschillende fundamentele vooronderstellingen zijn met elkaar in conflict. Sommige hybride-theorieën, ook “crevolutie” genoemd – die zijn ontwikkeld door christenen- beweren met nadruk, dat het scheppingsverhaal in de Bijbel een ontwikkelingsvolgorde beschrijft die in wezen dezelfde is als de evolutionaire ontwikkeling. Dit is simpelweg niet zo. Diegenen, die zulke onzin verzinnen, zijn òf onwetend van het scheppingsverhaal, òf zij zetten doelbewust een valse theorie op, om hun eigen verhaal geloofwaardig te maken! Als je zelfs maar kort de scheppingsdagen bekijkt, zie je dat het niet klopt.

Bijbelse volgorde Evolutionaire volgorde
God schiep de materie. Materie was er altijd al.
De aarde was geschapen voor de zon en sterren. De zon en de sterren waren er voor de aarde.
De oceaan was geformeerd voor het land. Land bestond al voor de oceaan.
Er was al licht voor de zon werd gemaakt. De zon was het eerste licht.
Planten waren het eerste leven op aarde. Zee-organismen waren er eerst.
Planten waren er al voor de zon. De zon bestond al lang.
Fruitbomen werden geschapen voor de vissen. Vissen bestonden voor de fruitbomen.
Vogels waren er eerder dan de insecten. Insecten waren er voor de vogels.
Vogels waren er voor de reptielen. Reptielen waren er voor de vogels.
De man was er voor de vrouw. De vrouwelijke homo sapiens was er als eerste.
De mens was uniek en perfect gemaakt. De mens is voorgekomen uit een aap.
De schepping is afgesloten Evolutie gaat nu nog door.

Misschien zou iemand kunnen zeggen, dat het verhaal in Genesis een van “eenvoudige naar complexe” progressie laat zien, maar de Bijbelse progressie is absoluut niet in overeenstemming met de evolutietheorie. De specifieke informatie in Genesis, in volledige overeenstemming met andere passages in andere Bijbelgedeelten die over de scheppingsweek spreken, is zo duidelijk anders dan de volgorde van evolutionistische ontwikkeling  dat men zich afvraagt waarom zelfs geprobeerd wordt deze twee te vergelijken.  Daarom zal een evolutionist ook nooit deze hybride-theorieën steunen.

De rol van de dood.
Nog een laatste gedachte. Evolutie is afhankelijk van de dood. De dood kan voor evolutionisten alleen maar een “goed” proces zijn, bedoeld om de zwakkeren te elimineren en zo de “survival of the fittest” mogelijk te maken . Zonder de dood van ontelbaar biljoenen levensvormen in tijdperken van niet-geregistreerde tijd,  kan evolutie niet optreden. Voor de evolutionisten zijn dood en tijd dan ook absolute voorwaarden – de sleutelelementen om dit proces mogelijk te maken.

Aan de andere kant spreekt de Bijbel over de dood als een oordeel, een  “vervloeking”, van de Schepper over de gevallen schepping (Genesis 3:17-19). De dood is een inbraak in datgene waarvan God had gezegd dat het zeer goed was, toen Hij op de zesde dag terugkeek op de scheppingsweek.  De dood wordt de “vijand” (1 Korinthiërs 15:26) genoemd en zal vernietigd worden door de Schepper, want in de nieuwe hemel en aarde zal de dood niet zijn (Openbaringen 21:1,4)! Volgens de Bijbel kwam de dood pas in de wereld, toen Adam, rentmeester en medeheerser over de schepping, opstond  tegen zijn Schepper en was veroordeeld en verbannen uit de hof van Eden (Romeinen 5:12).

Deze duidelijke tegenstrijdigheden tussen het scheppingsverhaal in de Bijbel en het evolutieverhaal over de oorsprong zouden een bevestiging moeten zijn voor christenen, in ieder geval voor hen die echt geloven dat de Bijbel het Heilige Woord van God is! De Bijbel is duidelijk, precies en overtuigd in de presentatie van het bewijs voor de schepping. Alleen dit zou eigenlijk al genoeg moeten zijn, zelfs als “wetenschap” beweert, dat de Bijbel het hier bij het verkeerde eind heeft.

 # Feit 2
Wetenschap neemt tegenwoordig geen evolutie waar. 
Iedereen die enige educatie heeft gehad (of  tv kijkt),  weet dat wetenschap gebaseerd is op observatie en proefnemingen. Wetenschappers, in welke wetenschap dan ook, volgen de regels van deze befaamde “wetenschappelijke methode” als ze verschijnselen onderzoeken en nieuwe kennis verwerven.

Simpel gezegd, een hypothese (d.i. een onderlegde vooronderstelling) wordt gevormd,  gebaseerd op observatie of een voorspelling, dan wordt het getest en de resultaten worden geanalyseerd. Als de resultaten herhaaldelijk de hypothese bevestigen wordt gezegd dat de “wetenschapsmethode” de theorie “bewezen” heeft.

Experimentele wetenschap.
In de exacte wetenschappen (scheikunde, wiskunde, biologie enz.) moet het bewijs te observeren en meetbaar zijn. Het experiment moet voor herhaling vatbaar zijn. In de toegepaste wetenschappen (bouwkunde, farmacologie, geneeskunde enz.) zijn de testen strenger, omdat onbekende informatie kan ontaarden in fouten die veel kwaad veroorzaken! Veel wetenschappers willen dat voor een bevredigend bewijs, de hypothese ook gefalsificeerd moet kunnen worden. Deze norm– die overigens ook in de rechtszaal  gebruikt wordt als wetenschappelijk bewijs in een zaak noodzakelijk is – betekent dat iemand de processen en procedures, die gebruikt worden in de tests zo goed begrijpt dat het “foute” antwoord ook bekend moet zijn. De wetenschapper moet de theorie zo goed begrijpen, dat hij weet wat de theorie weerlegt. Deze maatstaf wordt vandaag de dag, door de meeste experimentele wetenschappers, toegepast.

Adaptieve of gestuurde verandering is geen evolutie!
Hoewel bij experimenten geprobeerd is om iets te laten evolueren (bijv. van een lagere vorm naar hogere vorm, of om van een mix van chemicaliën iets van een levensvorm te reproduceren) kwam niemand ook maar in de buurt van het evolueren van wat dan ook in een laboratorium. Sommige vormen van “ verandering” kunnen worden gekopieerd, zoals mutaties, welke vaak schrikbarende resultaten gaven. Maar de meest briljante wetenschappers met de duurste, de beste spullen kunnen geen evolutie maken in de verschillende schepselen. Maar de meest briljante wetenschappers die de duurste en meest geavanceerde apparatuur gebruiken, kunnen geen lagere levensvorm evolueren naar een hoge levensvorm. Toch blijven wetenschappers en filosofen geloven, dat het mogelijk is. Ze beweren, dat, sinds wij adaptieve (horizontale) veranderingen onder levende wezens (zoals grote en kleine honden) zien, dat er dan ook evolutionaire (verticale) verandering over langere tijdsperioden moet zijn (zoiets als een gezamenlijke voorouder waar de honden en katten uit kwamen).

Zoiets is tegenwoordig nog nooit geobserveerd.

Wetenschappers hebben , door selectief fokken,  behoorlijke veranderingen bij dieren in vorm en maten gemaakt. Er zijn bijvoorbeeld 450 hondenrassen­ -van een kleine Chihuahua tot de enorm grote Deense en Afghaanse wolfshonden, maar het blijven honden! Nog nooit is een hond veranderd in een paard of big. Dit geldt voor katten trouwens ook. Hoewel het “Cat Fanciers’Association” slechts 39 kattenrassen kent, blijven het allemaal katten, ondanks hun verschil in grootte, vacht en/of kleur.

Verandering  van soorten schepsels kan “plaats vinden” of gestimuleerd worden, maar dit soort veranderingen worden altijd, altijd waargenomen binnen specifieke en vastgestelde limieten. Sinds de mens deze dingen kan bestuderen, is er nog nooit een verandering geweest  van het ene diersoort in het andere.

De evolutietheorie beweert dat er lang geleden, voordat de mens onderzoek deed, een gezamenlijke voorouder voor honden en katten (waarschijnlijk een klein vleesetend dier, creodont genaamd) in de tijd begon te ‘evolueren’ in de verschillende soorten dieren die we nu kennen als katten en honden. Er is echter geen bewijs voor dit soort veranderingen – zeker niet in het heden en ook niet in het fossiele tijdperk. Er is nooit een mix-vorm van gevonden. Vinken bijvoorbeeld laten in geïsoleerde groepen (zoals Darwins Galapagos Eilanden) zeer veel variatie zien in de maten van hun snavels. Maar toch worden vinken nooit spechten. Nooit worden vissen amfibieën. Er zijn geen mix-vormen of tussenvormen! De moderne wetenschap neemt geen opwaartse evolutie waar vandaag, nergens.

Natuurlijke selectie is een conservatief proces.
Natuurlijke selectie is het proces waarbij de natuurlijke omgeving de zwakste uitroeit. Natuurlijke selectie zoals het is waargenomen, houdt in stand. Het behoedt en beschermt een soort, het vernieuwt niet. Natuurlijke selectie “kiest” uit wat al bestaat. Het voegt geen genetische informatie toe. Natuurlijke selectie roeit inderdaad de zwakkere en gedeformeerde schepsels uit, maar het heeft nog nooit een nieuw soort gecreëerd. Nog nooit!

Aan de andere kant veranderen mutaties in het DNA wel de genetische informatie. Mutaties verstoren de “code” en veroorzaken veranderdingen het proces van levensopbouw. De meeste mutaties zijn “ongelukken” in de complexe en de uitgebreide informatie-instructie van het genoom. Daarbij zijn de meeste mutaties zo klein dat hun effect niet zichtbaar is. Deze mutaties, die invloed hebben op de genetische informatie, zodat er verandering waarneembaar is, zijn overmatig negatief en niet heilzaam. De wezens die met deze waarneembare verandering levend geboren worden, sterven bij de geboorte of worden door de rest van de populatie genegeerd en planten zich niet voort. Zodoende zie je dat de natuurlijke selectie de generiek karakteristieken van de soort  bewaart of behoudt door het elimineren van foutjes. Niemand heeft vandaag de dag ooit een evolutionair proces van opwaartse verandering waargenomen. Het gebeurt gewoon niet. De valse redenering van evolutionisten is dat  “omdat er bewijs is van kleine veranderingen (horizontaal) er in de tijd ook grote veranderingen (verticaal) moeten zijn geweest”. Dit mag dan een logische veronderstelling zijn, maar het wordt niet waargenomen. Het is dan ook geen feit!

# Feit 3

Er is geen bewijs dat evolutie ooit plaatsgevonden heeft. 
Zoals we gezien hebben, is het onmogelijk om tegenwoordig evolutie waar te nemen. Hierom moeten we kijken naar de historische en forensische (sporen) wetenschap om een antwoord te vinden.

Historische of forensische wetenschap.
Historische wetenschap kan ons misschien nu wat aanwijzingen geven voor iets wat in het verleden plaatsvond. Denk bijvoorbeeld aan archeologen en paleontologen die ergens de oorsprong van proberen te ontdekken, net als een detective die een moordzaak onderzoekt. Beiden praktiseren ze forensische (of historische) wetenschap, die de huidige technische informatie en gereedschappen gebruikt om overblijfselen van een gebeurtenis of van een reeks van gebeurtenissen uit het verleden te onderzoeken.

De archeologen proberen zich in te beelden hoe een bepaalde cultuur, stad of persoon eruit gezien zou hebben. Dit doen ze aan de hand van de restanten van beschaving die uit die tijdsperiode zijn gevonden. Paleontologen doen eigenlijk hetzelfde, maar zij kijken naar gefossiliseerde botten en proberen daaraan te zien hoe het wezen eruit zag, wanneer en hoe het leefde, dit doen ze op de basis van de informatie die bewaard is gebleven in de aardkorst.

Om forensische theorieën te ontwikkelen, over levensvormen uit een ver verleden, gaan paleontologen uit van fossiele vondsten. Bijna al het prehistorische bewijs is bewaard in fossielen. En bijna alle fossielen zijn bewaard gebleven in verschillende soorten steen, die door water zijn afgezet, (zeldzame uitzonderingen zijn in amber, turf enz. gevonden). Dit sedimentaire gesteente (afzettingsgesteente) is meegevoerd het water. Het gesteente dat door water is afgezet, kun je overal vinden, zelfs op de toppen van de bergen.

Als evolutionistische wetenschappers willen bewijzen dat eenvoudige levensvormen langzaamaan geformeerd zijn tot ingewikkelde levensvormen, moeten ze het historisch laten zien, door voorbeelden van zulke veranderingen te produceren, de zogenaamde “overgangsvormen”. Als zulke veranderingen inderdaad in een periode van “miljarden” jaren, langzaam hebben plaatsgevonden, dan zouden er veel, heel veel gefossiliseerde overgangsvormen beschikbaar moeten zijn voor wetenschappers om te onderzoeken en te ontdekken.

En er zou een gemakkelijk waarneembare progressieve orde in de fossielen gevonden moeten worden. Dat betekent: op het diepste niveau van het sedimentaire gesteente (de oudste vondsten) zouden er “simpele” levensvormen, zoals algen en andere eencellige organismen, te vinden moeten zijn. Als men hoger gaat kijken in de lagen (en waarschijnlijk dichter bij onze tijd) zouden er meer complexe ongewervelde wezens, met genoeg bewijs van de overgangsvormen die veranderden van eencellige tot zeer complexe zeedieren, moeten zijn. Die eencellige wezens zijn “geëvolueerd” tot vissen (en ze zouden hoger in de lagen van de sedimentaire gesteentes verwacht worden ), en de vissen weer tot amfibieën en amfibieën weer tot reptielen enzovoort.

Het bewijs van de fossielen.
De evolutietheorie zegt dat dit  wordt gevonden in de fossielen uit het verre verleden. De werkelijkheid is echter heel anders dan verwacht. Vijfennegentig procent van alle fossielen zijn ongewervelde zeedieren. Deze zeer complexe dieren (trilobieten, zeesterren, koraal, sponsen, kwallen, strandgapers, ammonieten, e.d.) zijn gevonden op bergtoppen, in het midden van de woestijn, op elk stukje land van de aarde, in elke aardlaag, van verschillende “era’s” van de veronderstelde evolutionistische tijd. De zogenaamde geologische steunpilaar zit vol met zulke ongewervelde zeedieren. Er zijn zo enorm veel van deze fossielen gevonden dat de evolutionisten deze era zelfs de “Cambrian Explosion” (Cambrische Explosie) hebben genoemd. Deze organismen zijn helemaal gevormd, zonder ook maar een klein detail dat naar evolutie neigt. Deze laag van “eerste levensvormen” lijkt te “exploderen” in het fossielenverhaal, met geen onbetwistbaar waarneembare geschiedenis voorafgaand aan hun bestaan. Dit is een ernstig probleem voor een evolutionistische wetenschapper, maar het is precies wat wij zouden verwachten, als we de informatie van de Bijbel zouden geloven!

Van de overige vijf procent  van de fossielen is vijfennegentig procent plantfossielen, typische steenkoolbedden en zaden zijn overal op de aarde te vinden, zelfs op de wel bekende bergketens. Deze steenkoolbedden zijn zelfs op Antarctica gevonden! Vijfennegentig procent van de rest bestaat voor het grootste deel uit fossielen van insecten (ongeveer 0,02%van het totaal). Ongeveer 0,01% van alle fossielen zijn de zogenaamde “hogere levensvormen”. Dit levert dus weinig bewijs op om mee te kunnen werken en veel van deze overblijfselen zijn slechts stukken van gefossiliseerde botten, of ze zijn zo in elkaar gedrukt dat het bijna niet meer te zeggen is welk bot bij welk schepsel hoort. Wetenschappers hebben heel weinig historisch bewijs om  mee te werken als ze de “latere” levensvormen willen reconstrueren.

Alle dieren die als compleet fossiel gevonden worden (bijna allemaal zeedieren), zijn al volledig geformeerd. De zeldzame grotere dieren zoals dinosauriërs en uitgestorven zoogdieren zijn meestal zodanig gebroken, vermorzeld of maar fragmentarisch aanwezig, dat het moeilijk is te zeggen hoe ze er echt uitgezien hebben. Maar in geen enkel geval is er enig bewijs van “overgangsvormen”, anders dan de fantasierijke verhalen, die bedacht zijn door theoretici en artiesten voor musea en “National Geographic specials”.

Sommige gefossiliseerde dieren waarvan men dacht, dat ze al “miljoenen” jaren uitgestorven waren,  blijken vandaag de dag nog te leven, hiervan is de Coalacantvis het meest bekende voorbeeld. Er is zelfs een overvloed van zulke “levende” fossielen gevonden die vandaag nog in dezelfde vorm voortleven.[1]  Daarnaast zijn er nog vele levensvormen die leven en gedijen, wiens voorouders  in het fossielenverhaal in precies dezelfde vorm en grootte voorkwamen als we ze nu kennen  (bijvoorbeeld: krokodillen, schildpadden, vleermuizen, vissen en insecten). Geen van deze dieren zijn “overgegaan” in iets anders in de ‘zogenaamde’ miljoenen jaren van hun bestaan. Er is nog steeds geen fossiel bewijsmateriaal gevonden (levend, uitgestorven of uniek), dat ook maar de geringste verwijzing geeft, dat ze uit een ander schepsel zijn voortgekomen.

Natuurlijk is er veel speculatie over hoe ze dit of dat “hebben kunnen doen”, of hoe een bijzonder kenmerk van sommige fossielen “zou zijn” ontwikkeld in een been of vleugel of in een andere enorme structurele verandering van iets wat is waargenomen in het fossiel. Maar er is gewoon geen bewijs voor zo’n verandering. Er is geen geobserveerde overgangsvorm. Wat wel bestaat, in enorme hoeveelheden zelfs, is geloof – geloof in een wereldvisie van niet-waarneembare evolutionaire veranderingen, die elke bovennatuurlijke tussenkomst of natuurlijke processen uitsluiten.

Evolutionistisch geloof.
Het geloof in een evolutionistische wereldvisie steunt echter niet op bewijs. Evolutionistische theorieën is een middel tot een doel. Het enige en verklaarde doel van een naturalistische of mechanische ontstaansgeschiedenis is een atheïstische uitleg proberen te geven voor het bestaan van alle dingen. Herhaaldelijk zien we in de wetenschappelijke literatuur voorstanders van evolutie die beweren dat God – of enig ander bovennatuurlijke kracht – niet kan bestaan. Materialisme is het enige wat de noden van de ziel oplost.

Richard Lewontin, professor aan Harvard, een geneticus, bioloog en sociaal commentator schreef een artikel dat een paar jaar geleden in The New York Review gepubliceerd werd. Hierin verklaarde hij waarom hij en zijn vrienden zo toegewijd waren aan een atheïstische en materialistische wereldvisie:

Onze bereidheid om wetenschappelijke feiten te accepteren die tegen het logisch denken ingaan is de sleutel tot het begrijpen van echte strijd tussen wetenschap en het bovennatuurlijke. Wij kiezen de kant van wetenschap, ondanks het niet nakomen van de buitensporige beloftes van gezondheid en leven, ondanks de tolerantie in wetenschappelijke kringen van de het-is-zo verhaaltjes, omdat wij een eerste verplichting hebben aan het materialisme.

Het is niet zo dat de wetenschappelijke methodes en instituten ons dwingen om een materiële uitleg van de waarneembare wereld te accepteren, maar, integendeel, dat we gedwongen   worden  vast te houden aan de materiële oorzaken om zo een onderzoeksapparaat en een stel concepten te creëren die materialistische verklaringen   geven, het maakt niet uit hoe contra-intuïtief het is, of hoe ondoorzichtig het is voor de leek. Daarenboven is materialisme onvoorwaardelijk, want we kunnen ons geen goddelijke voet tussen de deur permitteren.[2]

Het verhaal van evolutie heeft geen wetenschappelijke feiten die haar beweringen ondersteunt. Het probeert alleen Gods autoriteit over de schepping onderuit te halen.

# Feit 4

Gods karakter verbiedt absoluut evolutionistische methoden. 
Alles wat God geschapen heeft, openbaart Zijn eeuwige kracht en Zijn drie-eenheid op een zodanige manier dat de mens geen excuus heeft om Hem niet te erkennen als de Schepper.

“Want hetgeen van Hem niet gezien kan worden, zijn eeuwige kracht en goddelijkheid, wordt sedert de schepping der wereld uit zijn werken, met het verstand doorzien. Zodat zij geen verontschuldiging hebben” (Romeinen 1:20).

Ons universum is zo groot dat men nog niet eens de grenzen van de ruimte kan zien. De grote hoeveelheden kracht die geobserveerd kan worden, is zo enorm, dat men niet eens kan begrijpen “hoe” of “waarom” deze kracht ontstond. Geleerde gissingen zijn er genoeg (sommige zijn best complex en fantasierijk – zoals de Big Bang), maar het enige wat we echt kunnen weten, is dat de kracht “eeuwig” en “oneindig” lijkt te zijn.

De tijd zelf is een groot mysterie. Haar bestaan wordt niet betwijfeld, er wordt ook veel aandacht gegeven aan het voorbijgaan. Men gebruikt de tijd en functioneert erin, maar niemand snapt echt wat tijd is, hoe hij begon of hoe je hem moet controleren. Wat wel te begrijpen valt, is het volgende:  alles wat bestaat, bestaat in de ruimte en door de tijd. Zelfs de massa-energie (materie) die elke dag gezien en gevoeld wordt, bestaat uit verschillende vormen van energie in beweging door de tijd dat specifieke fenomenen (bijvoorbeeld: moleculen, bomen, planeten en mensen) produceert en hierin “leven wij, bewegen wij en zijn wij” (Handelingen 17:28).

Een universum van ruimte, materie en tijd.
Het universum is uni (enkel) en versum (verschillend) tegelijk.  Hoewel iets van de drie verschillende uitingen van de werkelijkheid (ruimte, materie en tijd) begrepen kan worden, kunnen ze van de “eenheid” niet gescheiden worden.
Ruimte is onzichtbaar en “leeg”, maar het is zeker niet “niks”. Niemand weet echt wat het is. Materie is eveneens ondefinieerbaar. Atomen kunnen gespleten worden in kleine stukjes, maar zelfs de meest geleerde wetenschapper kan geen atoom “maken”. In feite is één van de meest universele wetten van de werkelijkheid dat “materie noch gemaakt, noch vernietigd kan worden”. Het universum kan zichzelf niet gemaakt hebben.

Het denken van de mens over hoe het universum functioneert, is zowel simpel als diepgaand. Ruimte is de altijd aanwezige achtergrond en bron van alle realiteit. Alles dat bestaat, berust in ruimte en beslaat ruimte. Alleen wanneer massa-energie (materie), dat beweegt in en door de tijd, een fenomeen (een gebeurtenis) produceert, wordt ruimte evident, waardoor men de verschillende dingen in de ruimte (zoals sterren, planeten, bomen, mensen) kan observeren. Ruimte kan alleen “gezien” worden als er materie is.

Maar om iets te ervaren is tijd van groot belang. Materie op zichzelf is een doorgaande manifestatie van complexe energieën die op een specifieke manier functioneren in en door  tijd. Een “levenstijd” is slechts het leven dat functioneert in en door de tijd. Als ik bijvoorbeeld mijn vrouw wil “ervaren” (haar een knuffel of een goede-morgen-kus geven), moet ik tijd gebruiken om de ruimte te doorkruisen naar  waar haar bijzondere vorm van massa-energie bestaat en de ruimte die ons scheidt verkleinen, zodat we echt contact met elkaar kunnen maken.

De handtekening van God in de Hemelen.
Waarom moeten we ons door deze moeilijke uitleg over ruimte, materie en tijd heen worstelen? Wat heeft dit te maken met het karakter van God en de onmogelijkheid van evolutionaire methoden? Alleen dit: de Bijbel legt heel duidelijk uit dat de gecreëerde dingen een “duidelijk zichtbare” illustratie laten zien van de krachtige en goddelijke natuur van de Schepper. Het universum wordt de “taal” en de “spraak” van God, die Hem bekend maakt bij de hele mensheid (Psalm 19:1-4).

Gods schepping is een “afbeelding” van hoe Hij is. God de Vader is de onzichtbare, alomtegenwoordige achtergrond en bron van alle dingen. Hij staat boven de gehele schepping, toch is Hij altijd en overal aanwezig, zoals we zien in Psalm 139.

“Waarheen zou ik gaan voor uw Geest, waarheen vlieden voor uw aangezicht? Steeg ik ten hemel – Gij zijt daar, of maakte ik het dodenrijk tot mijn sponde – Gij zijt er” (Psalm 139:7,8).

Toch is Hij ook heel zichtbaar in de persoon van de eniggeboren Zoon van God, de Here Jezus Christus. Vele Bijbelverzen leren deze geweldige waarheid. Hier zijn de drie bekendste.

“In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. Het Woord is vlees geworden en het heeft onder ons gewoond,  en wij hebben zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als van de eniggeborene des Vaders, vol van genade en  waarheid” (Johannes 1:1,14).

“Jezus zeide tot hem: Ben Ik  zo lang bij u Filippus, en kent gij Mij niet,? Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien, hoe zegt gij dan: Toon ons de Vader?” (Johannes 14:9).

“Want in Hem [Jezus] woont al de volheid der godheid lichamelijk” (Colossenzen 2:9).

Zoals de ruimte zichtbaar en begrijpbaar door materie is gemaakt, zo maakt God de Zoon, de Messias, Jezus van Nazareth, door Zijn aanwezigheid op aarde, God de Vader zichtbaar en begrijpbaar. En zoals ruimte en materie “één” zijn, in de zin dat ze onscheidbaar en gelijktijdig in tijd zijn,  zijn God de Vader en God de Zoon “één” (Johannes 10:30).

Zoals tijd inderdaad ook een vitaal element is waardoor de mensheid alles kan “ervaren” om zich heen, in dit kleine gedeelte van het universum. Zo is er ook de Heilige Geest, in de drie-eenheid, waardoor het mogelijk is om zowel God de Vader als God de Zoon te “ervaren”. Er zijn vele passages in de Bijbel die vertellen over de rol van de Heilige Geest in redding, spirituele leiding en  een groeiend bewustzijn van de Persoon en het werk van Christus. De volgende teksten zijn hier duidelijk over:

“Doch ik zeg u de waarheid: Het is beter voor u dat ik [Jezus] heenga. Want indien Ik niet heenga,  kan de Trooster niet tot u  komen, maar indien Ik heenga, zal ik Hem tot u zenden. En als Hij komt zal Hij de wereld overtuigen van zonde en van gerechtigheid en van oordeel” (Johannes 16:7,8).

“Maar wij behoren God te allen tijde om u te danken, door de Here geliefde broeders, dat God u als eerstelingen Zich verkoren heeft tot behoudenis, in heiliging door de Geest en geloof in de waarheid” (2 Thessalonicenzen 2:13).

“Wat uit het vlees geboren is, is vlees, en wat uit de Geest geboren is, is geest.  Verwonder u niet,  dat Ik [Jezus] gezegd heb: gijlieden moet wederom geboren worden.  De wind blaast, waarheen hij wil, en gij hoort zijn geluid, maar gij weet niet vanwaar hij komt of waar hij heen gaat; zo is een ieder, die uit de Geest geboren is” (Johannes 3:6-8).

“Doch wanneer Hij komt, de Geest der waarheid,  zal Hij u de weg wijzen tot de volle waarheid; want Hij zal niet uit zichzelf spreken, maar al wat Hij hoort, zal Hij spreken en de toekomst zal hij jullie verkondigen” (Johannes 16:13).

De goddelijke volheid (Romeinen 1:20; Colossenzen 2:9) is de drie-enige godheid die het universum geschapen heeft. Dit universum is het enige “nauwkeurige beeld” van Zijn goddelijke natuur (2 Petrus 1:4), geschapen door God om te voorzien in een volledig toegankelijke openbaring waaruit iemand kan weten dat de Schepper bestaat (Romeinen 1:19-21). Deze algemeen beschikbare kennis maakt het de mens mogelijk te kunnen “geloven dat Hij bestaat en een Beloner is van wie hem ijverig zoeken.” (Hebreeën 11:6).

De enige doorgaande scheppingshandeling van God is de wedergeboorte van degenen “die naar Gods wil geschapen is in waarachtige rechtvaardigheid en heiligheid” (Efeze 4:24). Mannen en vrouwen worden in deze wereld spiritueel dood in overtredingen en zonden geboren (Efeze 2:1), ze moeten overgaan van de dood naar het leven (Johannes 5:24). Deze verandering brengt een nieuwe mens voort (Colossenzen 3:10) die vrijgemaakt is van de zonde (Romeinen 6:18), zodat iedereen deel kan hebben aan de goddelijke natuur (2 Petrus 1:4). “Het oude is voorbij, alle dingen zijn nieuw geworden” (2 Korinthiërs 5:17).

De heiligheid van God.
Een duidelijke eigenschap van God is Zijn heiligheid. “Er is niemand heilig gelijk de HERE, want niemand is buiten U, en er is geen rots gelijk onze God” (1 Samuel 2:2; Zie ook Exodus 15:11 en Jesaja 6:3).

Bij heiligheid behoort waarheid. God kan niet liegen (Titus 1:2) en als God iets openbaart, openbaart Hij de waarheid over Zichzelf.

“Daarom heeft God, toen Hij des te nadrukkelijker aan de erfgenamen der belofte het onveranderlijke van zijn raad wilde doen blijken, Zich onder ede verbonden, opdat door twee onveranderlijke dingen, waarbij het onmogelijk is dat God zou liegen, wij, die tot Hem de toevlucht genomen hebben, een krachtige aansporing zouden hebben om de hoop te grijpen, die voor ons ligt” (Hebreeën 6:17-18; zie ook Psalm 89:33 en Amos 4:2).

Dit Bijbelse axioma (grondstelling) is waar of het nu wordt toegepast in wetenschappelijk onderzoek, in filosofie, bij theologische speculaties of bij ketterse doctrines.

“Wat toch is het geval ? Als  sommigen ontrouw geworden zijn, zal dan hun ontrouw de trouw van God tenietdoen? Volstrekt niet. Maar het blijve: God waarachtig en ieder mens leugenachtig,gelijk geschreven staat: ‘Opdat gij gerechtvaardigd wordt in uw woorden, en overwint uw rechtsgedingen” (Romeinen 3:3-4; zie ook Johannes 14:6, Titus 1:1-3 en 1 Johannes 5:20).

De vleesgeworden Schepper-God moet wel de waarheid openbaren en die waarheid kan geen leugen zijn. Wanneer God spreekt, moet Hij de waarheid spreken. Wanneer God handelt, moet dit waarheid zijn.

“Dit zegt de Heilige, de Waarachtige, die de sleutel Davids heeft, die opent en niemand zal sluiten, en Hij sluit en niemand opent….Dit zegt de Amen, de getrouwe en waarachtige getuige, het begin der schepping Gods” (Openbaringen 3:7,14).

Gods heiligheid eist, dat de schepping niet over Hem liegt. God kan geen leugen scheppen. Hij zou niet iets scheppen dat onverbiddelijk tot een verkeerde conclusie leidt. God zou geen processen creëren die Zijn eigen natuur tegenspreken of die iemand ertoe zouden brengen iets onwaars over Hem te zeggen.

Door deze waarheden zijn de eeuwenlange processen die het evolutionaire naturalisme vereist,  absoluut onverenigbaar met de eisen van een heilige Schepper. De Bijbelse tekst gebruikt niet dezelfde rangorde, dezelfde taal of impliceert dezelfde begrippen. Omdat God heilig is, zou een moeilijke en complexe deconstructie en interpretatie van de tekst noodzakelijk zijn om een combinatie of hybridisatie van deze twee heel verschillende ideeën te combineren. God heiligheid eist van Hem, dat hij een perfecte tuin schept bijvoorbeeld, volledig geformeerd en mooi op het eerste moment van Zijn schepping. Het is vanwege de mens- ooit goed en als laatste gecreëerd- dat de wereld veranderde in een ruïne.

De alwetendheid van God.
Vandaag de dag is de best waarneembare eigenschap van God Zijn alwetendheid. De onbeperkte kracht van God (almacht) laat Hij zien in het schijnbaar oneindige universum, wat onmeetbare energiebronnen bevat in het ontelbare melkwegstelsel. Deze spreken stellig van Gods oneindige kracht. Maar in de laatste eeuwen is de mensheid meer bewust geworden van deze oneindige complexiteit van het universum. Van de overgrote majesteit van het sterrenleger tot de minutieuze schoonheid van microscopisch kleine levende organismen, wordt het ongelofelijke ontwerp en bestel van de wereld  steeds duidelijker.

Het universum is een oneindig reservoir van informatie.
In de afgelopen decennia stonden wetenschappers verbaast over de enorme informatie van de genomen. Er zijn niet alleen “instructies” geschreven voor biologische ontwikkeling van de specifieke levensvorm, maar er zijn complete talen, reparatie-codes, tijdsignalen, duplicatie- mechanismen – een gehele bibliotheek van informatie die uniek is voor elk van de miljoenen reproducerende levensvormen op aarde. Het oude academische cliché “Hoe meer ik weet, hoe minder ik weet” heeft nooit meer waarheid bevat dan nu.

Er bestaat niet iets als een “simpele” cel. Als het levend is, is het niet simpel. Waar kwam de informatie dan vandaan? Van een dood voorwerp zeker niet. Chemicaliën, aminozuren en proteïnen zijn geen informatiegenererende systemen. Ze kunnen misschien deel zijn van de “letters” in de “woorden” van de instructies, maar ze kunnen geen informatie produceren. Er is regelmaat en functionele nauwgezetheid op elk niveau van het universum. Hoe ontstond dat? Beslist niet door een explosie en een willekeurige drift van op elkaar inwerkende moleculen. Willekeur (chaos) brengt nooit orde en nauwgezetheid voort. De informatie, die zo duidelijk en gemakkelijk te zien is in het hele universum, schreeuwt om een Ontwerper. De enige reden waarom mensen niet in een almachtige Schepper geloven is dat ze het niet willen!

De Bijbel benadrukt de alwetendheid van God.
Door de hele Bijbel heen zien we teksten die vertellen over de oneindige geest van de Schepper. Zijn doelen en middelen zijn perfect en geleid door Zijn wijsheid en Zijn plan. Ze kunnen niet willekeurig gebeuren in een “evolutionair” proces, God laat dit niet toe. Gods besluiten veranderen of falen niet, ze zijn de verzekerde volmaaktheid van heilige goedheid en absolute kennis. Alles is van het begin der tijden vastgesteld “naar Zijn wil en verlangen” (Efeze 1:5). Enkele teksten die spreken over Gods alwetendheid zijn:

“Ik immers ben God, er is geen ander God en niemand is Mij gelijk; Ik, die van den beginne de afloop verkondig en vanouds wat nog niet geschied is;  die zeg: Mijn raadsbesluit zal volbracht worden en Ik zal al mijn welbehagen doen” (Jesaja 46:9-10).

“….. spreekt de Here die deze dingen doet, welke van eeuwigheid bekend zijn” (Handelingen 15:18).

“Opdat hun harten getroost en zij in de liefde verenigd worden  tot alle rijkdom van een volledig inzicht, en zij het geheimenis Gods mogen kennen, Christus, in wie al de schatten der wijsheid en kennis verborgen zijn” (Colossenzen 2:2-3).

De menselijke taal mag dan niet toereikend zijn om alwetendheid te omschrijven, toch zijn er enkele sleutelelementen  te noemen:

  •  God is niet onwetend over iets.
  •   God kan niet geleidelijk aanwezig zijn.
  •   Gods kennis is er altijd.
  •   God is vrij van imperfectie.
  •   God weet alles wat te weten valt.

De geheimen die God voor zich houdt.
Sommige plannen van God voor de mensheid of voor het universum zijn nog geheim gehouden, totdat de geplande gebeurtenissen werkelijkheid worden. Sommige redenen en processen zijn voor de gevallen mens te complex om te begrijpen. Denken over de toekomst zou angstaanjagend zijn als details al bekend waren. Het is beter voor de mens te vertrouwen op de alwetende, liefhebbende en geduldige Schepper die openbaart wat hij moet weten.

“De verborgen dingen zijn voor de Here, onze God,maar de geopenbaarde zijn voor ons en onze kinderen voor altijd, opdat wij al de woorden dezer wet volbrengen”(Deuteronomium 29:29; zie ook 1 Korinthiërs 13:12 en 2 Petrus 1:3).

God, de Alwetende, moet  complete informatie openbaren of Hij moet informatie achterhouden (de “geheime dingen”). Elke gedeeltelijke openbaring als geheel nemen zou een leugen zijn. God kan niet liegen en daarom kan Hij ook niet iets zeggen of doen dat gedeeltelijk waar is of gebrekkig  functioneert. God doet soms uitspraken die grote waarheden openbaren, maar de kleine details worden achterwege gelaten. Denk aan “‘Mijn koningschap is niet van deze wereld” (Johannes 18:36). God zou nooit iets zeggen of doen dat de mens zou misleiden.

God is nooit incidenteel of verward.
Er is zelfs geen zweem van willekeur bij God. God is nooit verrast, zodat Hij moet reageren op  onvoorziene omstandigheden. God wordt ook niet gedwongen om Zijn redenen of Zijn plannen te veranderen. Hij wijzigt Zijn plannen voor de eeuwigheid niet,  Hij raakt ook niet verward over Zijn ontwerp. Zijn plezier of Zijn doel: “De Here doet al wat Hem behaagt, in de hemel en op de aarde, in de zeeën en alle waterdiepten” (Psalm 135:6).

Gods doelen zijn geordend en komen voort uit Zijn alwetendheid. Zijn besluiten zijn onveranderbaar, zonder verwarring. Zijn specifieke wil en welbehagen zijn altijd uitgevoerd.

“Ik, die van den beginne de afloop verkondig en vanouds wat nog niet geschied is; die zeg: Mijn raadsbesluit zal volbracht worden en Ik zal al mijn welbehagen doen’, die uit het oosten een roofvogel roep, uit een ver land de man van mijn raadsbesluit; Ik heb gesproken, Ik doe het ook komen; Ik heb het ontworpen” (Jesaja 46:10-11; zie ook Psalm 33:11, ! Korintiërs 14:33, Efeze 1:9-11 en Hebreeën 6:17-19).

Gods alwetendheid eist van Hem, dat Hij alleen het beste schept, of dit nou het universum of een molecuul is. Hij kan en zal niet experimenteren. Omdat God weet wat het beste is, moet Hij ook het beste doen. Een alwetende God wil en kan geen inferieur product scheppen. Hij kan alleen goede dingen maken. Het is geen foutje of een verbale overdrijving, dat de tekst in Genesis 1 de uitspraak herhaalt: “God zag dat het goed was.” Ook is het niet alleen een poëtische overeenkomst in het verhaal dat de tekst aan het einde van de zesde en laatste dag van Gods schepping zegt: “En God zag alles wat Hij gemaakt had, en zie, het was zeer goed”  (Genesis 1:31).

De zogenaamde theïstische evolutie – evenals de andere “christelijke” pogingen het Woord van de Bijbel en de theorieën van naturalistische evolutie te verenigen – vereist zowel experimenteren met de “schepping” als met de creatie van inferieure vormen. In de evolutie is  geen voortdurend heil. Evolutionair naturalisme vereist het gebruik van processen en van de bevestiging door activiteiten, die in strijd met Gods aard zijn.

In de jaren 90 van de vorige eeuw was er een “opwekking” van de theïstische evolutie, die in de aandacht kwam door de Evangelical Theological Society en de American Scientific Affiliation- organisaties die beweren dat ze Bijbelse inspiratie ondersteunen, maar er geen probleem mee hebben om evolutionaire processen te zien als Gods methode van scheppen”. Professor David Hull schreef een artikel in het veelgelezen blad “Nature”,  waarin duidelijk staat dat zelfs seculiere wetenschappers erkennen dat het Bijbels scheppingsverhaal onverenigbaar is met evolutie.

“Het evolutionair proces is vol van toevalligheden, eventualiteiten, ongelooflijke verkwisting, dood, pijn en horror…. [de God van de theïstische evolutie] is niet een liefhebbende God, die zorgt voor Zijn schepping. [Hij] is onzorgvuldig, verkwistend, onverschillig en haast duivels. Hij is zeker niet het soort God tot wie iemand geneigd zou zijn te bidden.”[3]

Blijkbaar zijn goddeloze geleerden beter op de hoogte van de onverenigbaarheid van deze twee geloofssystemen, dan de christenen die zeggen dat er geen probleem is. Hoewel er een lange tijd voorbij is gegaan sinds dr. Hull deze kritiek over theïstische evolutie schreef, is de toename in de acceptatie van  deze vermengingtheorieën, alleen maar verduisterd door de onverschilligheid van  christenen die geen belang hechten aan de doctrine van de schepping.

 # Feit 5

Gods doel voor de Schepping sluit evolutie uit.
De wil van God wordt uitgedrukt in Zijn scheppinghandelingen:
“Gij, onze Here en God  zijt waardig te ontvangen de heerlijkheid, de eer en de macht; want Gij hebt alles geschapen en om Uw wil was het en werd het geschapen”(Openbaringen 4:11).

“Want in Hem zijn alle dingen geschapen, die in de hemelen en die op de aarde zijn, de zichtbare en de onzichtbare, hetzij tronen, hetzij heerschappijen, hetzij overheden, hetzij machten, alle dingen zijn door Hem en tot Hem geschapen, en alle dingen hebben hun bestaan in Hem” (Kolossenzen 1:16-17).

“Want uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen: Hem zij de heerlijkheid tot in eeuwigheid. Amen” (Romeinen 11:36).

Opnieuw zegt de Schrift dat het doel van de schepping, van de aarde, het welbehagen van God en het eren van Hem is. Het schakelt meteen  elke mogelijkheid uit dat de God van de Bijbel ook maar een vorm van naturalistische evolutie gebruikte om datgene te “scheppen”, wat voor eeuwig over Hem en Zijn werk zou vertellen. Als de Schriftwoorden waarheid zijn, als ze Gods woorden zijn, dan kan er geen evolutie zijn in Gods werk.

De Schepping elimineerde elk excuus om Gods bestaan te ontkennen.
“Want hetgeen van Hem niet gezien kan worden, Zijn eeuwige kracht en goddelijkheid wordt sedert de schepping der wereld uit zijn werken  met het verstand doorzien, zodat zij geen  verontschuldiging hebben” (Romeinen 1:20).

“De hemelen vertellen Gods eer: en  het uitspansel verkondigt het werk zijner handen, de dag doet sprake toekomen aan de dag, en de nacht predikt kennis aan de nacht” (Psalm 19:2-3).

Om de een of andere reden lijken veel christenen te denken dat God eigenlijk oneerlijk is ten opzichte van die volkeren en mensen die het evangelie niet hebben gehoord. Op de een of andere manier is die subtiele twijfel over Gods “voorkeur” of “willekeurige” reddingsmethode ingeslopen in de persoonlijke theologie van veel christenen, die wanhopig proberen wegen te bedenken waarin God een tweede kans geeft, of “toleranter” is, voor degenen die niet de kans hebben Jezus als hun persoonlijke Redder aan te nemen.

De Bijbel is er duidelijk over. God heeft alles gedaan wat nodig was om duidelijk te maken, dat Hij bestaat. Hij zal alle mensen naar Christus trekken (Johannes 12:32). God zal zich openbaren aan iedereen die Hem “zoekt met hun hele hart” (Jeremia 29:13). Daarentegen zal  Hij verwerpen al degenen die de majesteit van de onvergankelijke God ingewisseld hebben voor beelden van vergankelijke mensen, vogels, lopende en kruipende dieren” (Romeinen 1:23). Ook zal Hij de mens uitleveren aan een slechte geest die “de waarheid over God verandert in een leugen en het geschapene meer eert en dient dan de Schepper” (Romeinen 1:25).

De schepping gaf een fundering voor het eeuwigdurende evangelie.
“En ik zag een andere engel vliegen in het midden des hemels en hij had een eeuwig evangelie, om dat te verkondigen aan hen, die op de  aarde gezeten zijn,en aan  alle volken en stam en taal en natie; en hij zeide met luider stem: ‘Vreest God en geeft Hem eer, want de ure van zijn oordeel is gekomen, en aanbidt Hem, die de hemel en de aarde en de zee en de waterbronnen gemaakt heeft” (Openbaringen 14:6-7).

Het Evangelie van Jezus Christus onthult het volledige drievoudige werk van Christus als de Schepper, Degene die alles in stand houdt en Degene die uiteindelijk alles zal vervullen (Kolossenzen 1:16-17). Als de boodschap van de schepping word genegeerd, dan is er geen grond voor of bewijs van Gods almachtige mogelijkheid om te redden. Als het werk van Christus aan het kruis, op Golgotha, genegeerd wordt, dan is er geen verzoening van Gods heiligheid naar zondaars toe. Als de belofte van een toekomst, zonder zonde, compleet rechtvaardig, zonder dood in een nieuwe hemel en een nieuwe aarde wordt genegeerd, dan is er geen hoop meer. Het “eeuwigdurende evangelie” staat stevig vast op het fundament van de schepping!

De schepping geeft autoriteit aan de boodschap van Jezus Christus.
“Want in Hem zijn alle dingen geschapen, die in de hemelen en die op de aarde zijn, de zichtbare en de onzichtbare, hetzij tronen, hetzij heerschappijen, hetzij overheden, hetzij machten, alle dingen zijn door Hem en tot Hem geschapen, en alle dingen hebben hun bestaan in Hem en Hij is het hoofd van het lichaam, de gemeente. Hij is het begin, de eerstgeborene uit de doden, zodat Hij onder alles de eerste geworden is” (Kolossenzen 1:16-18).

Jezus zei eens tegen zijn worstelende discipelen: “Gelooft gij niet, dat Ik in de Vader ben en de Vader in Mij is? De woorden die ik tot u  spreek, zeg ik uit Mijzelf niet; maar de Vader,  die in Mij blijft, doet zijn werken. Gelooft  Mij, dat Ik in de Vader ben en de Vader in Mij is: of anders gelooft om de werken zelf” (Johannes 14:10-11).

Hij zei precies hetzelfde tegen de ongelovige religieuze leiders: “De Joden dan omringden Hem en zeiden tot Hem: “’Hoe lang houdt Gij onze ziel nog in spanning? Indien Gij de Christus zijt, zeg het ons ronduit. Jezus antwoordde hun:  Ik heb het u gezegd en gij gelooft het niet; de werken, die Ik doe in de naam mijns Vaders, die getuigen van Mij.” (Johannes 10:24-25).

Het Johannes-evangelie is opgebouwd rond zeven grote scheppingswonderen. Deze wonderen vereisten de creatie van nieuwe materie (van water in wijn); organen die weer gingen functioneren (de blindgeboren man); nieuw botweefsel, spieren e.d. (de man met de verwelkte arm). Steeds weer liet Jezus Zijn scheppingskracht zien voor massa’s mensen. Het is goed op te merken dat de gewone mensen graag naar Hem luisterden (Markus 12:37),  maar dat de religieuze leiders plannen maakten om Hem te doden.

De schepping liet de kracht van Jezus Christus zien.
“In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. Dit was in den beginne bij God. Alle dingen zijn door het Woord geworden en zonder dit is geen ding geworden.  In het Woord was leven en het leven was het licht der mensen……Doch allen die Hem aangenomen hebben, hun heeft Hij macht gegeven om kinderen Gods te worden…. Het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond en wij hebben Zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als van de eniggeborene des Vaders, vol van genade en waarheid” (Johannes 1:1-4, 12, 14).

Hoewel dit overeenkomt met de vraag over Zijn autoriteit, is de nadruk in Johannes’ openingszin op “het Woord” dat Hij [Jezus] God was van eeuwigheid, als Zoon van God in elk opzicht gelijkwaardig in de drie-eenheid, toch was Hij in het vlees gekomen om degenen die Hij geschapen had vrij te kopen. De Bijbel geeft het plaatsvervangend werk van Jezus Christus voor de mensheid en Zijn oneindige kracht als God en Schepper om te voldoen aan het oordeel van de heilige God over de “zonden van de hele wereld” (1 Johannes 2:2) weer.

De schepping is de manier van God om nieuw leven te geven.
“Want door genade zijt gij behouden, door het geloof, en dat niet uit uzelf: het is een gave van God,niet uit werken, opdat niemand roeme. Want zijn maaksel zijn wij, in Christus Jezu,s geschapen om goede werken te doen, die God tevoren bereid heeft, opdat wij daarin zouden wandelen” (Efeze 2:8-10).

Hoewel God rustte op de zevende dag van de schepping van het’ ruimte-materie-tijd’-universum, gaat Hij door met het scheppen van de “nieuwe mens” wanneer mannen, vrouwen en kinderen van elke leeftijd Hem als Verlosser en Redder aannemen.

Zowel voor dit als voor alle andere grote dingen die de Here Jezus gedaan heeft,  moet de mensheid eeuwig dankbaar zijn. Jij en ik zullen allebei dankbaar moeten zijn. Jezus zit nu in de hemelse troonzaal om voor ons te bemiddelen en ons te dienen als Hoge Priester en Advocaat. Daarom moeten wij Hem voortdurend prijzen. Omdat Hij Degene is die op een dag zal (misschien al gauw) regeren als Koning der koningen en Heer der heren, moeten we indringend bidden voor de komst van Zijn koninkrijk en dat Zijn wil gedaan mag worden, op aarde zoals  in de hemel (Mattheüs 6:10).

Heer Jezus Christus, kom haastig. Maranatha!

 Appendix A

Het fundamentele belang van de Bijbelse schepping.

Bijbels schepping is het fundament van elke christelijke doctrine.
Christus was  Schepper, voordat Hij Verlosser werd (Kolossenzen 1:16, Johannes 1:3, Hebreeën 1,3). De presentatie van de Persoon en het werk van Christus is gebaseerd op Zijn rol als Schepper, zo niet, dan wordt een “andere” Jezus geleerd. Paulus waarschuwt tegen zulk soort dwalingen en perversiteiten van het evangelie van Christus in 2 Korintiërs 11:4 en Galaten 1:7-8.

De eerste voorwaarde voor een levend en een reddend geloof (Hebreeën 10:38-39) is een sterk geloof in de schepping: “Door het geloof verstaan wij, dat de wereld door het woord Gods tot stand gebracht is, zodat  het zichtbare niet ontstaan is uit het waarneembare” (Hebreeën 11:3). Dit doet de theïstische evolutie teniet, die gaat ervan uit dat alles wat nu bestaat, ontstaan is uit dingen in het verleden. Een betekenisvol geloof, gebouwd op de schepping, is daarom noodzakelijk.

Bijbels creationisme is het fundament van het ware evangelie.
Johannes’ evangelie is gebouwd op de eerste drie verzen van zijn eerste hoofdstuk: “In het begin was het Woord”. Het eerste boek van de Bijbel begint met dezelfde zin en verbindt het belang van de kennis van het scheppingswerk van Christus. Als christenen God als Heer belijden, zodat ze ‘leven hebben door Zijn Naam’, belijden ze Christus’ aard en rol, ook die van Schepper (Johannes 20:31).

Ware zending begint ook met Bijbels creationisme.
Toen de polytheïstische evolutionisten van Lystra het evangelie kregen, werden ze berispt met de volgende woorden:  “Mannen, wat doet gij daar? Ook wij zijn maar zwakke mensen zoals gij en verkondigen u, dat gij van dit ijdel bedrijf moet bekeren tot de levende God, die de hemel,  de aarde, de zee en al wat daarin is gemaakt heeft” (Handelingen 14:15).

En tegen de atheïstische Epicureeërs en de pantheïstische evolutionist Stoicijnen in Athene werd geschreven: “De God die de wereld gemaakt heeft en al wat daarin is, die een heer is van hemel en aarde, woont niet in tempels met handen gemaakt” (Handelingen 17:24). Toen Paulus het evangelie verkondigde aan mensen die de Schrift geloofden, inclusief de schepping, begon hij altijd bij Jezus en het evangelie van het kruis en de opstanding. Maar bij hen die niet geloofden, begon hij over de schepping.

Bijbels creationisme is het fundament van ware Bijbelexegese.
Toen Christus sprak op de weg naar Emmaüs “verklaarde Hij hun wat er in  de Schriften over Hemzelf geschreven stond, en Hij begon bij Mozes en de profeten” (Lukas 24:27). Christus openbaarde Zichzelf aan de Emmaüsgangers vanaf het begin van alle dingen: Zijn scheppend werk zoals beschreven in de boeken van Mozes.

Paulus’ doel van zijn preken aan de kerken was hun te laten zien “de ware bediening van het geheimenis,  dat van eeuwen her verborgen is gebleven in God, de Schepper van alle dingen, opdat thans door middel van de gemeente aan de overheden en machten in de hemelse gewesten de veelkleurige wijsheid Gods bekend zou worden” (Efeze 3:9-10).

Gods schepping geeft de kerk een gemeenschappelijk thema voor aanbidding  en een eenheid als kinderen van de Schepper. God allereerst, vooral als Schepper erkennen, is de start van een hiërarchie die Hem behaagt. Christus werkt deze hiërarchie verder uit met betrekking tot gezins- en familierelaties in Mattheüs: “Hij antwoordde en  zeide: ‘Hebt gij niet gelezen,  dat de Schepper hen van den beginne als man en vrouw heeft gemaakt?’ En Hij zeide: ‘Daarom zal een man zijn vader en moeder verlaten en zijn vrouw aanhangen, en die twee zullen tot één vlees zijn. Zo zijn ze niet meer twee, maar één vlees. Hetgeen dan God  samengevoegd heeft , scheide de mens niet” (Mattheüs 10:4-6). Christus is het hoofd van de gemeente, de Eerstgeborene van de schepping, zoals een man het hoofd is van zijn vrouw, omdat hij vóór haar geschapen is.

Bijbels creationisme biedt een model voor elke menselijke roeping.
In Genesis 1:28 gaf God de opdracht: “‘Weest vruchtbaar en wordt talrijk, vervult de aarde en onderwerpt haar, heerst over de vissen der zee, over het gevogelte des hemels en over al het gedierte dat op de aarde kruip.” Dit oorspronkelijke bevel sluit alle eerbare menselijke bezigheden in:

  • wetenschap om de aarde te begrijpen,
  •  technologie om de aarde te ontwikkelen,
  •  handel om de aarde te gebruiken,
  •  educatie om kennis over te brengen,
  •  geesteswetenschappen om je te verwonderen.

Elke bezigheid mag gebruikt worden om God groot te maken en heeft de verantwoordelijkheid van de mens Gods schepping te erkennen en daardoor de eerste opdracht, het heersen over de aarde, te gehoorzamen. Naast de dagelijkse dienst aan Gods schepping, heeft ieder mens zijn eigen specifieke doel. Hoewel het beeld van God in de mens besmeurd is door de zonde, kan hij, wanneer hij wedergeboren is,  beginnen het soort leven te leven waarvoor God de mens geschapen heeft. De nieuwe schepping kan dagelijks vernieuwd worden om meer op zijn Heer te lijken en om dichter bij Zijn heiligheid te komen (2 Korintiërs 5:17; Kolossenzen 3:20; Efeze 4:24).

Als de Bijbelse wereldvisie wordt overgenomen, met inbegrip van een juist begrip van schepping en verlossing, zal de gelovige christen dit overbrengen aan andere christenen en de wereld om hem heen. Om het ware evangelie over te brengen moet de totale omvang van Gods werk verteld worden, want alleen het ware evangelie is de kracht van God tot behoud (Romeinen 1:16). Dit evangelie omvat het drievoudige werk van Christus: schepping, bewaring en volbrenging. Als het evangelie de schepping negeert, heeft het geen fundament, geen norm of bevoegdheid. Als het het kruis negeert, heeft het geen autoriteit, rechtvaardigheid of kracht. Als het het komende koninkrijk negeert, dan is er geen hoop, vreugde of overwinning. De gemeente heeft ijverig en effectief gewerkt  aan het centrale aspect van het evangelie, maar het wordt tijd dat we ons opnieuw toewijden aan het hele Woord van God.[4]

Appendix B

Het herwinnen van de volledige boodschap van het evangelie.
Christenen bezitten een goddelijk voorrecht dat de rest van de wereld niet heeft. Ze hebben de geest van Christus ontvangen (1 Korintiërs 2:16) en worden geleid door de Heilige Geest om de waarheid te kennen. Maar de gemeente heeft veel van deze gaven overgedragen aan populair wetenschappelijke ideeën, waardoor het zijn goddelijke recht op de waarheid loslaat.

Steeds meer wordt geloofd, dat het winnen van zieltjes belangrijker is dan het vasthouden aan de duidelijke Bijbelse waarheid. Als duidelijke Bijbelse uitspraken met seculiere wetenschap conflicteren, dan kunnen die worden genegeerd of opzijgeschoven met de reden  “je heb in ieder geval nog één gered”. Daarom zijn veel gemeentes op het gebied van doctrine en moreel nu zo zwak. Veel mensen zijn dorstig naar iets wat sterker is dan dubbelzinnige verhalen of onbeantwoorde vragen over de oorsprong van het leven en ze zoeken bevestiging naar de bijzondere  aard van God, die vaak als een  wrede en onbetrouwbare God afgeschilderd is.

Hoe kan de gemeente de wereld voor Christus winnen als zoveel belijdende christenen hun God en de openbaring die Hij gaf, wantrouwen? Waarom de wereldse en vaak schaamteloos atheïstische denkbeelden omhelzen, terwijl het Bijbelse wereldbeeld de vele vragen die de wereld heeft, beantwoordt? De Bijbel heeft de kracht van het ware evangelie en ondanks de protesten van een relativistische cultuur, blijven mensen hongeren naar de Waarheid.

De centrale boodschap van het Evangelie.
Bijna iedereen die naar een christelijke kerk gaat, weet  dat Jezus Zijn discipelen erop uit stuurde om aan de hele wereld het evangelie te verkondigen. Het nieuwtestamentische Griekse woord wat gebruikt wordt voor “evangelie” is “euaggellion”. Het werkwoord is euaggelizo wat evangeliseren betekent. De oorspronkelijke betekenis van deze woorden is “Goede Boodschap”.

Het woord evangelie komt 101 keer voor in het Nieuwe Testament. Centraal geplaatst in het midden van deze verwijzingen – 50 ervoor, 50 erna – is 1 Korintiërs 15:1-4: “Ik maak u bekend broeders, het evangelie dat ik u verkondigd heb, dat gij ook ontvangen hebt, waarin gij ook behouden wordt, indien gij het zó vasthoudt, als  ik het  u verkondigd heb, tenzij gij  tevergeefs tot geloof zoudt gekomen zijn. Want voor alle dingen heb ik u overgeleverd, hetgeen ikzelf ontvangen heb:  Christus is gestorven voor onze zonden, naar de Schriften, en Hij is begraven en ten  derden dage opgewekt, naar de Schriften.”

Deze tekst staat centraal in het evangelie. De focus is op de dood, begraven van het lichaam en de lichamelijke opstanding van Christus. Deze boodschap moet eens en vooral in geloof worden ontvangen en aangenomen. Het is het middel waardoor mensen voor eeuwig worden gered. Dit zijn de feiten, de onverzettelijke waarheid waarop de mens stevig kan staan.

Ze zijn nadrukkelijk gedefinieerd,  begrepen door middel van en verklaard overeenkomstig de Schriften. Het evangelie hoeft niet aangepast te worden aan iemands omgeving of persoonlijke voorkeur: Het moet nauwkeurig en volhardend verkondigd worden als een absolute waarheid die God heeft geopenbaard. Naast het werk van Christus Jezus aan het kruis is er geen redding.

De hoop van het Evangelie.
Het klinkt logisch dat de vergeving van onze zonden “goed nieuws” is. Onze zonden zijn achter Gods rug geworpen (Jesaja 38:15). Ze zijn van ons weggedaan “zo ver het oosten is van het westen (Psalm 103:12). Ze zijn verbannen naar het diepst van de zee (Micha 7:19). Maar hoe geweldig wonderlijk deze kennis mag zijn, er is nog meer.

De eerste verwijzing naar het evangelie is geregistreerd in Mattheüs 4:23, waar Jezus zegt dat Hij kwam om het Koninkrijk van God te verkondigen. Al in het begin van zijn evangeliebediening verkondigde (predikte) Hij het goede nieuws dat Hij de beloften, aan de patriarchen gedaan, zou volbrengen (vervolmaken) voor hen die zijn of nog zullen komen. Op een dag zal Jezus Christus door alle schepselen erkend worden als de “Koningen der koningen en de Heer der heren” (Openbaringen 17:14). Voor degenen die Zijn genadegave van redding hebben ontvangen, zal de herkenning voor de grote troon die in de hemel staat een onbeschrijfelijke en glorievolle vreugde zijn (1 Petrus 1:8). Echter, voor hen die Zijn liefde verworpen en het getuigenis van de Heilige Geest versmaad hebben, zal een verschrikkelijk besef van eeuwige verdoemenis in een wervelwind van angst en verwoesting komen.

Het “Goede Nieuws” van de boodschap van het evangelie is samengevat  in de laatste twee hoofdstukken van het boek Openbaringen. Het nieuwe Jeruzalem, de stad van Jezus Christus, wordt in deze heerlijke passages beschreven, evenals een nadrukkelijke waarschuwing voor de verdoemden.

“En ik hoorde een luide stem van de troon zeggen: ‘Zie de tent van God is bij de mensen en Hij zal bij hen wonen en zij zullen zijn volken zijn en God zelf zal bij hen zijn, en Hij zal alle tranen van hun ogen afwissen, en de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch geklaag, noch moeite zal er meer zijn, want de eerste dingen zijn voorbijgegaan” (Openbaringen 21:3-4).

Een belangrijk deel van het evangelie is het verbazingwekkende nieuws dat onze redding  is vervuld in een eeuwige “nieuwe hemel en nieuwe aarde”, waar gerechtigheid zal heersen (2 Petrus 3:13). Deze toekomstige hoop op een voor eeuwig gerechtvaardigd leven met de Schepper-God  steunde de Here Jezus, toen Hij werd geconfronteerd met de verschrikkelijke en smadelijke dood aan het kruis. “Die, om de vreugde, welke voor Hem lag, het kruis op zich heeft genomen, de schande niet achtende” (Hebreeën 12:2). De apostel Paulus maakte de opmerking“Indien wij alleen voor dit leven onze hoop op Christus gebouwd hebben, zijn wij de beklagenswaardigste van alle mensen” (1 Korintiërs 15:19). Naast de belofte van God op een toekomstig, eeuwig, rechtvaardig leven, is er geen echte hoop.

De autoriteit van de boodschap van het evangelie.
Er is nog meer. Er móét inderdaad nog meer zijn. Waar komt de autoriteit vandaan, om ons vergeving te verlenen? Waar komt de kracht vandaan om een perfect universum te herbouwen? Hoe kan een zondaar zondeloos gemaakt worden? Waar? Hoe? Wat kunnen we “zien”  dat ons ervan verzekert dat de beloften van vergeving en eeuwige rechtvaardigheid waar zijn?

Jezus Christus stond op uit het graf, heeft de dood overwonnen en gaf de mens deze verzekering, Dit is ook een deel van het evangelie (Romeinen 10:9). Maar waar kwam deze kracht nou vandaan? Hoe kunnen wij vertrouwen op iets dat zo bovennatuurlijks is, dat wij met onze menselijke geest slecht “dwaasheid” zien? (1 Korintiërs 2:14) God liet de antwoorden van dit probleem  niet buiten Zijn “Goede Nieuws”.  Het onwankelbare fundament en de bijzondere schepping van het universum maken deel uit van het Evangelie. Het laatste vers in de Bijbel dat het woord evangelie aanhaalt, trekt het bereik van de goede boodschap door naar het eeuwigdurende evangelie. Dit deel van Openbaringen 14 vertelt van een machtige engel die de opdracht kreeg door de hele atmosfeer van de aarde te vliegen.

“En hij had een eeuwig evangelie, om dat te verkondigen aan hen, die  op de aarde gezeten zijn en aan alle volk en stam en natie; en hij zeide met luider stem : ‘Vreest God en geeft hem eer, want de ure van zijn oordeel is gekomen, en aanbidt Hem,  die de hemel en de aarde en de zee en de waterbronnen gemaakt heeft” (Openbaringen 14:6-7)

Hier ligt de nadruk op de schepping: de oorsprong van het ‘Goede Nieuws’. Dezelfde Jezus die hing aan het kruis op Golgotha als plaatsvervanger voor de zonden van de gehele wereld is Dezelfde die de hele wereld schiep. Dezelfde die in de meest onbegrijpelijk staat van genade en barmhartigheid uitriep: Vader, vergeef het hun, want ze weten niet wat ze doen” (Lukas 23:34) is Dezelfde die eenvoudigweg gebood: “Er zij licht zijn, en er was licht” (Genesis 1:3).

“Want in Hem zijn alle dingen geschapen, die in de hemelen en die op de aarde zijn, de zichtbare en de onzichtbare, hetzij tronen, hetzij heerschappijen, hetzij overheden, hetzij machten, alle dingen zijn door Hem en tot Hem geschapen, en alle dingen hebben hun bestaan in Hem en Hij is het hoofd van het lichaam, de gemeente. Hij is het begin, de eerstgeborene uit de doden, zodat Hij onder alles de eerste geworden is. Want het heeft de ganse volheid behaagt in hem woning te maken, en door Hem, vrede gemaakt hebbende met het bloed Zijns  kruises,  alle dingen weder met Zich te verzoenen, door hem, hetzij wat op de aarde, hetzij wat in de hemelen is” (Kolossenzen 1:16-20).

Het gehele evangelie.
De boodschap van het evangelie geeft de volledige reikwijdte van het werk van Jezus Christus, inclusief  de totale omvang van zijn verlossend werk in de geschiedenis, weer. Alles, vanaf het begin van de schepping tot aan dag van de triomf, wanneer elk levend wezen de waarheid van Christus’ heerschappij zal erkennen, is deel van Gods verlossende plan. Het evangelie eindigt  niet louter bij verlossing van de dood, zoals het ook niet begint bij Christus’ dood aan het kruis. Het begint met Zijn scheppingswerk. Christus heeft allereerst de hemelen en de aarde geschapen, en nadat Hij alles geschapen heeft, heeft Hij zijn scheppende werk beëindigd. Alles zal nu verder bestaan en in stand gehouden worden als massa en energie (v. 17),  maar het is alleen door Zijn wil, voor Zijn doel dat de schepping blijft bestaan. Deze verzen spreken tenslotte over de geweldige verzoening door Christus’ dood, niet alleen voor de mens maar voor de hele schepping. Door Christus’ bloed kunnen de aarde en hemel tot harmonie teruggebracht worden. Deze eens vervreemde wereld, zal niet langer een vijand van God, maar in universele harmonie zijn, zich voegend naar de overheersing van de Schepper.

Hebreeën 1:2-3 zegt, dat God door Christus de wereld heeft geschapen. En Christus is de erfgenaam van alle dingen, de volkeren en de aarde, als heersende Koning (Psalm 2:8). “Want uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen. Hem zij de heerlijkheid tot in eeuwigheid! Amen” (Romeinen 11:36).

Het evangelie van de Here Jezus  Christus omvat 3 elementen: schepping, bewaring en vervulling. Christus was er voor het begin van de tijden, Hij zet Zijn werk van het onderhouden van Zijn schepping voort en zal eens worden erkend als Koning en Heer over alles.

In het verleden, in het heden en in de toekomst is de liefde en de glorie van God te zien in Zijn geweldige scheppingswerk en elk deel van zijn plan moet worden verkondigd met vertrouwen in zijn eeuwigdurende waarheid. Als de Schepping genegeerd wordt bij de bediening van het evangelie, dan is de fundering van Gods plan verdwenen en de autoriteit die Hij heeft over het leven en alle dingen wordt dan vergeten. Als het kruis genegeerd wordt, dan heeft Christus geen autoriteit over de dood en geen kracht van redding en verzoening voor God.

Het koninkrijk negeren is het opgeven van elke hoop en vreugde.
ICR= Institute for Creation Research

Dr. Henry M. Morris III heeft vier graden verworven én een bul aan het Luther Rice Seminary én graden aan de Pepperdine University. Als professor, bestuurder, leidinggevend zakenman en oud-pastor is dr. Morris een helder en gepassioneerd spreker die geregeld uitgenodigd wordt om kerkelijke vergaderingen, college-bijeeenkomsten en nationale conferenties toe te spreken. Als oudste zoon van de grondlegger van ICR heeft hij vele jaren conferenties geleid en ambtelijk werk gedaan.

Zijn liefde voor het Woord van God en zijn passie voor de vorming van christenen, gekoppeld aan Gods gave om te onderwijzen, heeft dr. Morris jarenlang brede en effectieve dienst bezorgd. Hij heeft een groot aantal artikelen en boeken geschreven o.a. Major Events that Changed History Forever, Exploring the Evidence for Creation en 5 Reasons to believe in Recent Creation.


[1]    Morris, H. M. 2000. The profusion of Living Fossils. Acts & facts. 29 (11).

[2]    Lewontin, R. C 1997. Billions and Billions of Demons: Review of the Demon-Haunted World: Science as a Candle in the Dark door Carl Sagan. The New York Review of Books. 44 (1):31.

[3]    Hull, D.L. 1991 The God of the Galapos. Nature. 352 (6335): 486

[4]          Overgenomen van Morris, H.M. 2000. Biblical Creationism. Green Forest, AR:Master Books, 228-232.

 

Henry M. Morris III

Vertaling: Mischa van de Giessen

Institute for Creation Research. Dallas, Texas

www.icr.org.
Bijbelteksten geciteerd uit de NBG.