De Hiaattheorie

 (Engels: gaptheory)

Ontstaan begrip hiaat of gap
In 1814 poneerde dr. Thomas Chalmers van de universiteit van Edinburgh voor het eerst het idee van een hiaat in de tijd (en vandaar de naam van de theorie) tussen Genesis 1:1 en 1:2. De reden hiervoor was niet van theologische aard, maar om tegemoet te komen aan de meningen van de geologen van zijn dagen, die uitgestrekte tijdsperioden vroegen en tegelijkertijd te pogen een letterlijke interpretatie van het Genesisverhaal van de schepping te handhaven. De hiaattheorie werd verder uitgewerkt in 1876 door Georg H. Pember in zijn boek Earth’s Earliest Ages en is enorm populair geworden door de voetnoten met betrekking hiertoe in de Scofield Reference Bible, die voor het eerst gepubliceerd werd in 1917.

Uitleg hiaat of gap
De hiaattheorie stelt dat de oorspronkelijk geschapen aarde in Genesis 1:1 bevolkt was met planten en dieren (inclusief “pre-adamitische mensen”!), maar vanwege de val van Lucifer (dit is satan) werd deze oorspronkelijke schepping door God vernietigd door een universele hevige vloed. Terzelfder tijd, veronderstelt men, dat de aarde in duisternis gedompeld werd en dus “woest en ledig” werd, zoals vermeld is in Genesis 1:2. De uitgestrekte tijdperken van de evolutionistische geologische tijdtafel worden verondersteld te zijn opgetreden in dit tijdsinterval, zodat de fossielen die in de aardkorst gevonden worden, de veronderstelde overblijfselen zijn van de oorspronkelijk perfecte wereld, die naar verondersteld wordt, vernietigd was voor de zes letterlijke her-scheppingsdagen die zijn opgetekend in Genesis 1:3-31.

Maar …….
De hiaattheorie krijgt steun, omdat deze oppervlakkig gezien tamelijk indrukwekkende Bijbelse kracht verleent aan een standpunt dat de.evolutionistische geologische tijdtafel niet radicaal bestrijdt. Maar zoals door professor J. C. Whitcomb in zijn boek The Early Earth heeft aangetoond: “Compromitteert ze bij nader onderzoek de eenheid en volledigheid van het scheppingsverhaal, de oorspronkelijke volmaaktheid van de wereld, de genetische continuïteit van fossielen en levende vormen, de totaliteit van Adams gebied, en het unieke van zowel de vloek in Eden en de wereldwijde katastrofe van de vloed van Noach”. In feite zijn de verschillen tussen de hiaat theorie en het Schriftuurlijk onderricht over een betrekkelijk recente schepping in zes letterlijke dagen erg diep:

  1. De hiaattheorie compromitteert de leer van Adams heerschappij over Gods schepping, want in Genésis 1:26 lezen we dat God met betrekking tot het mensdom zei, “Opdat zij heersen over de vissen der zee en over het gevogelte des hemels en over het vee en over de gehele aarde en over al het kruipend gedierte dat op de aarde kruipt”. Wanneer de interpretatie van de hiaattheorie correct is, dan zou Adam (de eerste mens) op een wereld geplaatst zijn, die pas door God vernietigd was en zo zou hij letterlijk gelopen hebben op de begraafplaats van miljarden schepselen over wie hij nooit zijn recht uitgeoefend zou hebben.
  2. De hiaattheorie veronderstelt dat carnivore en omnivore dieren niet alleen miljoenen jaren voor Adam leefden en stierven, maar zelfs vóór de val van satan! Dit in tegenstelling met het duidelijk onderricht van de Schrift, dat het “zuchten en in barensnood zijn” van het dierenrijk een gevolg is van de vloek in Eden, die kwam na de val van Adam.
  3. De hiaattheorie moet het “zeer goed” van Genesis 1:31 herdefiniëren, waar we lezen: “God zag alles wat Hij gemaakt had, en zie het was zeer goed”. Als de hiaattheorie juist is, dan was deze “zeer goede” wereld een kerkhof van miljarden schepselen en reeds het domein van satan, die in 2 Korinthiërs 4:4 beschreven is als de “god dezer eeuw”.
  4. Volgens de hiaattheorie werden alle planten en dieren van de oorspronkelijke wereld vernietigd en gefossiliseerd en dus zouden ze geen genetische verwantschap met de levende dingen van de huidige wereld kunnen hebben. Toch schijnt de meerderheid van de fossielen identiek van vorm te zijn met de moderne exemplaren. Er worden tegenwoordig op aarde ook zogenoemde “levende fossielen” gevonden en deze zijn identiek met die welke gefossiliseerd gevonden worden. Bijvoorbeeld de Coelocanth vis, de Ginkgo, Araucaria en Cycas coniferen en de paardestaart Equisetum. Belangrijker is echter dat sommige aanhangers van de interpretatie van Genesis hoofdstuk één volgens de hiaattheorie, menselijke fossielen in het tijdshiaat plaatsen en zo zijn gedwongen tot de conclusie, dat pre-adamitische mensen bestonden, maar dat die geen eeuwige ziel bezaten.
  5. Wanneer de hiaattheorie juist was, dan zouden we blijven zitten zonder duidelijk woord van God met betrekking tot de oorspronkelijke volmaakte wereld niets met betrekking tot de volgorde van de gebeurtenissen bij de schepping: niets over de rangschikking van haar karakteristieke onderdelen: niets van de geschiedenis (die meer dan 99,9% van de aardhistorie kon hebben uitgemaakt). Van de christen zou verwacht worden dat hij naar de evolutionist zou gaan om zijn nieuwsgierigheid naar zulke zaken te bevredigen.
  6. Tenslotte neemt de hiaattheorie stilzwijgend aan dat Noachs vloed (waar Mozes drie hele hoofdstukken in Genesis aan wijdt) betrekkelijk onbelangrijk was vanuit het standpunt van zijn geologische en hydrodynamische effecten, aangezien al de belangrijke fossielhoudende formaties afgezet zouden zijn door de veronderstelde vloed van Genesis 1:2.

Taalkundige kant
Als we aandacht schenken aan grammaticale en taalkundige kanten van de hiaattheorie, merken we dat deze niet kan worden bewezen. Weston Fields heeft in zijn boek Unformed and Unfilled de betekenis van het hebreeuwse woord asah (maken) en barah (scheppen) en de relaties tussen deze woorden beschouwd. Hij komt tot de conclusie dat de betekenis van deze woorden zodanig is dat deze “geen tijdsruimte toestaat voor een hiaat tussen Genesis 1:1 en 1:2; evenmin een hiaat voor Genesis 1 toestaat en dat deze een recente schepping vereist “. Na bestudering van de grammatica van Genesis 1:2 concludeert Weston Fields dat “De passages waaruit dit vers is samengesteld een beschrijving zijn van de handeling van het hoofdwerkwoord (namelijk de actie van het scheppen van hemel en aarde in Genesis 1:l)” en geen chronologisch na 1:1 volgende ontwikkeling.

Van het “was” van Genesis 1:2 wordt aangetoond dat het de traditionele en enige legitieme vertaling is van het Hebreeuwse hayetha, op deze wijze één van de krachtigste argumenten van de hiaattheorie te niet doend. Weston Fields onderzocht ook de frase die vertaald is als “woest en ledig” en hij toont aan “dat noch lexicografische definities, noch contextuele gebruiken vereisen dat we Genesis 1:2 zien als een oordeelstoneel een duivelse toestand, teweeggebracht door de val van engelen”. Hij concludeert dat de Hebreeuwse woorden tohu en bohu gebruikt zijn om iets te beschrijven dat “onbeëindigd en onduidelijk is, maar niet noodzakelijkerwijs slecht!”

Het boek Unformed en Unfilled is een fraaie weerlegging van wat waarschijnlijk het “standaardwerk” van de hiaattheorie is, Without Form and Void (woest en ledig), door Arthur C.Custance. Buiten de argumenten, die hierboven in overweging genomen zijn, beschouwt Weston Field ook al de andere argumenten betreffende de hiaattheorie, zoals de duisternis, 2 Korinthiërs 4:6, Hebreeën 11:3, zonde, fossielen en pre-adamitische mensen, Lucifers vloed en katabole (het Hebreeuwse woord dat vertaald is door “grondlegging” in de zinsnede “van de grondlegging der wereld af ” die voorkomt in Mattheüs 25:34; Lucas 11:50; Johannes 17:24; Efeziërs 1:4; Hebreeën 4:3 en 9:26; 1 Petrus 1:20 en Openbaring 13:8 en 17:8. Voorstanders van de hiaattheorie beweren, dat dit woord vertaald zou moeten worden met “gewelddadige verbreking”. In ieder geval wordt aangetoond dat de argumenten van de hiaattheorie “steriel” zijn, gebaseerd op theologische vooroordelen en buitengewoon geforceerd”.

Slotbeschouwing
De hiaattheorie is dus een compromis…. een moderne theorie die slechts geformuleerd is in de laatste paar eeuwen, in een poging het Bijbelse verslag van de schepping in overeenstemming te brengen met evolutie. We hebben echter gezien dat de hiaattheorie niet rust op de onaantastbare rots van de Heilige Schrift. We zijn daarom genoodzaakt tot de conclusie dat er geen tijdhiaat is tussen de eerste verzen van Genesis Adam werd dus geschapen toen de aarde nog maar zes dagen oud was.

 

Dit is hoofdstuk 4 uit: Hoe oud is de aarde, dr. A.J.Monty White, ISBN 9063960034