MANTRA (Sanskriet voor ‘spreuk’)

Van oorsprong zijn het hymnen en offerspreuken uit de vedageschriften, die later in hindoeïsme, boeddhisme en jaïnisme als formule werden gebruikt bij religieuze riten en magische handelingen. Mantra’s zijn toverspreuken waarvan de monotone herhaling de geest richt op een werkelijkheid, die groter is dan de zichtbare werkelijkheid. Dit gebeurt onder meer bij allerlei vormen van chanting of dreunzang.

Men hoeft de betekenis van de mantra niet te begrijpen; de kracht zit in de herhaling van de klank. Het belichaamt een geest of een godheid en de herhaling van de mantra roept dit wezen naar zich toe. Zo inviteert de mantra, als een soort ‘demonofoon’, een speciaal wezen om binnen te treden bij degene, die hem gebruikt en brengt hij tevens een toestand van passiviteit teweeg in degene, die mediteert.