ADHD (feitelijke informatie)

Achtereenvolgens komen aan de orde: ‘Wat is ADHD’, ‘Verschijnselen van ADHD’, ‘Verschillende vormen van ADHD’, Overeenkomsten en verschillen tussen ADHD en PDD-NOS’.

Ik wil wel tussen de lijntjes schrijven,

maar soms wil mijn hand niet…

Ik wil wel rustig naar buiten lopen,

maar als ze tegen me aan botsen word ik opeens kwaad…

Ik wil wel aan die rekentaak beginnen,

maar er vliegt zo’n mooie vlinder buiten…

Ik wil er wel aan beginnen,

maar er staat zo’n eng beestje bij getekend…

Ik wil wel stilzitten,

maar ik heb zo’n kriebel van binnen en mijn voeten gaan vanzelf bewegen…

Ik wil wel opletten,

maar ik hoor de moeders op de gang praten,

en een vreemde meneer…

Van de hak op de tak.

Rondrennen, de aandacht ergens niet bij kunnen houden, niet luisteren: het hoort bij kinderen. Ook volwassenen kunnen zich soms moeilijk concentreren, maken slordigheidsfouten of zitten onrustig te schuiven tijdens een vergadering. Maar bij sommige kinderen en volwassenen overheerst het gebrek aan concentratie en rust. Ze hebben moeite het dagelijks leven te organiseren en te plannen. Schoolprestaties en werk lijden hier ernstig onder. Ze hebben ook problemen in contacten met leeftijdsgenoten en zijn thuis moeilijk hanteerbaar. Zulke kinderen en volwassenen lijden aan een aandachtstekortstoornis met hyperactviteit, vaak afgekort tot ADHD (Attention Deficit Hyperactivity Disorder, Vrij vertaald: aandachts-regulatie probleem. (in de volksmond genoemd: Alle Dagen Heel Druk). Vroeger werd dit ook wel (maar onterecht) Minimal Brain Damage (MBD) genoemd (minimale hersenbeschadiging).

DSM

De DSM is het handboek van psychiatrische ziekten en is de afkorting van Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (Diagnostisch en Statistisch Handboek voor geestesziekten) van de American Psychiatric Association (APA Amerikaanse Psychiatrische Vereniging). Het beschrijft ADHD als een combinatie van slechte concentratie, overbeweeglijkheid, rusteloosheid en impulsiviteit.

In de vierde editie (DSM-IV) staat voor ADHD dat individuen met deze stoornis moeite kunnen hebben met hun aandacht voor details of onzorgvuldige fouten kunnen maken in huiswerk of andere taken (criterium A1a). Onder criterium A1b staat vervolgens: Het werk is vaak slordig, nonchalant uitgevoerd zonder er veel over nagedacht te hebben. Zij (de leerlingen) lijken vaak met hun gedachten ver weg te zijn alsof ze niet luisteren of niet horen wat er zojuist is gezegd (criterium A1c). 1) De rest van de criteria zijn varianten hier op.

Verschijnselen van ADHD

Een kind of volwassene kan ADHD hebben wanneer meerdere van onderstaande verschijnselen aanhoudend sterk aanwezig zijn, zowel thuis als op school of in sociale contacten.

Aandachts- en concentratieproblemen.

Kinderen en volwassenen met ADHD zijn snel afgeleid. Elke prikkel, de telefoon, een kat in de tuin of een klasgenoot die zit te giechelen, maar ook de eigen fantasie en gedachtegang laat hun aandacht afdwalen, waardoor ze vergeten waar ze mee bezig waren. Daardoor maken ze dingen niet af, beginnen om de haverklap aan iets anders en maken veel fouten. Verder kunnen kinderen en volwassenen met ADHD moeilijk luisteren en dingen onthouden, waardoor andere mensen het gevoel hebben nauwelijks contact met hen te krijgen. Ze vergeten afspraken en verjaardagen en raken spullen kwijt.

Hyperactiviteit of overbeweeglijkheid.

Kinderen met ADHD wiebelen, draaien of friemelen voortdurend of ze tikken bijvoorbeeld steeds met hun voet op de grond. Ze praten veel en druk en kunnen erg doordraven. Bij volwassenen met ADHD lijkt de hyperactiviteit op het oog vaak afgenomen. Van binnen voelen ze zich echter nog even onrustig als vroeger. Ze hebben geleerd de neiging tot bewegen te onderdrukken. Mensen met ADHD kunnen zich moeilijk ontspannen.

Impulsiviteit.

Kinderen en volwassenen met ADHD handelen voor ze denken. Ze doen onbezonnen dingen. Ze vallen mensen in de rede, flappen dingen eruit, geven antwoord voordat de vraag helemaal is gesteld en dringen voor zonder dit in de gaten te hebben.

Overige verschijnselen.

– Heftige en onvoorspelbare emotionele uitbarstingen, bijvoorbeeld driftbuien en huilbuien. Dit komt ten dele voort uit frustratie doordat veel dingen niet lukken.

– Moeite onderscheid te maken tussen hoofd- en bijzaken.

– Moeite sociale signalen op te vangen.

– Weinig gevoel voor tijd hebben en moeilijk kunnen plannen. Dit uit zich bijvoorbeeld in te laat komen op afspraken en opdrachten niet op tijd afkrijgen.

– Onhandigheid, houterigheid: vaak vallen en knoeien.

Bijkomende klachten of problemen

ADHD gaat bij meer dan de helft van de kinderen en volwassenen gepaard met andere klachten, zoals depressie en angst- en dwangproblematiek. Bij kinderen komt de combinatie met leerproblemen, zoals dyslexie, en agressief gedrag nogal eens voor. ADHD kan verder samengaan met eet-, gok-, drugs- of alcoholverslaving.

Verschillende vormen van ADHD

Sommige kinderen en volwassenen met ADHD hebben wel grote problemen hun aandacht ergens bij te houden, maar zijn niet hyperactief. Ze zijn juist opvallend stil, dromerig en passief. Deze vorm van ADHD wordt ook wel ADD genoemd, Attention Deficit Disorder (aandachts tekort stoornis). ADHD kan zich ook uiten in grote impulsiviteit en hyperactiviteit zonder aandachtsproblemen.

Een veel voorkomend gedragsprobleem

Op basis van voornamelijk buitenlands onderzoek wordt aangenomen dat 3% tot 5% van de kinderen onder de 16 jaar ADHD heeft. Van alle 2 miljoen kinderen van 5 tot 14 jaar in Nederland zouden dus 60.000 tot 100.000 voldoen aan de diagnose ADHD. Zeker 3 op de 100 kinderen in Nederland heeft last van ADHD, waarvan 1 ernstig. De klachten nemen bij ongeveer eenderde in de loop van de jaren wel af. Ongeveer 30-60% van hen houdt klachten als volwassene.

De diagnose ADHD wordt vier keer zo vaak gesteld bij jongens als bij meisjes. Mogelijk wordt de stoornis bij meisjes minder snel herkend dan bij jongens, omdat ze vaker ADD hebben; ze zijn minder agressief en hyperactief en komen daardoor minder snel in de problemen.

Niet afwachten

Kinderen met ADHD zijn vaak eenzaam of worden gepest, omdat ze spelletjes verstoren of te wild zijn. Ook hebben ze vaak conflicten thuis en met leerkrachten op school. Veel mensen met ADHD lukt het niet een opleiding af te ronden. Ze hebben vaak moeilijkheden met het houden van werk of relaties. Ze komen bij anderen over als onattent en egocentrisch, omdat ze ongepaste opmerkingen maken of afspraken niet nakomen. Velen hebben het gevoel “het niet goed te doen” en “het niet voor elkaar te krijgen”, terwijl ze weten dat ze het kunnen. Ook hebben ze grotere kans op verslavingen, verkeersongelukken en lopen ze meer risico in aanraking te komen met criminaliteit.

Bron:

Drs. H.Swaab-Barneveld is neuropsycholoog in het Academisch Ziekenhuis, Utrecht. Zij is verbonden aan het ADHD team,

Dr. R. J. yan der Gaag is kinder- en jeugd psychiater, verbonden aan het Academisch Ziekenhuis Utrecht en aan polikliniek De Piethorst van Psychiatrisch Ziekenhuis, Veldwijk (Ermelo/Lelystad).

Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders, 4th edition. APA – Washington,

DC. 1994

Trimbos-instituut , Utrecht

OVEREENKOMSTEN EN VERSCHILLEN TUSSEN ADHD EN PDD-NOS

Een kind met PDD-NOS neemt dikwijls iets te letterlijk. Zo is er een verhaal van een jongen van elf die niet begon aan de opgaven van het verkeersexamen. Wat was nou het geval? Op de foto’s van verkeerssituaties stond een kind op een mountainbike. Bij elke foto werd gevraagd: “Wat zou jij doen?” Het jongetje had geen mountainbike, maar een gewone fiets. Hij kon de vragen dus niet beantwoorden…

Een leerkracht moet weten dat hij alleen maar brokken veroorzaakt als hij de druk bij het kind opvoert. Te grote druk kan leiden tot agressief gedrag, wat een uiting van paniek kan zijn.

ADHD en PDD-NOS

Als we sociaal gedrag nu eens vergelijken met fietsen…

Een kind met ADHD heeft, bij wijze van spreken, een fiets met een wiebelig stuur. Dat kind zet je wat langer dan andere kinderen bij jezelf achterop in het fietsstoeltje. Hij is immers een ramp voor zijn mede-weggebruikers. Later laat je hem naast je fietsen. Je staat doodsangsten uit en raakt uitgeput van dat gewiebel naast je. Je stuurt dikwijls bij, je raakt wel eens in de knoop, maar je komt wel vooruit. Als hij uiteindelijk voelt hoe los zijn stuur zit, dan kan hij zijn best gaan doen om de rechte weg te volgen. Eerst zal hij nog wel moeten fietsen met steunwieltjes (gedragstherapie en misschien medicatie), maar het zal hem steeds beter lukken zijn stuur in de hand te houden. Hij zal wel gebaat zijn bij paaltjes langs de weg die hem helpen herinneren: “Oh, ja, ik zit te dicht bij de kant. Hup, weer even naar het midden.” Daarbij is het fijn als de mede-weggebruikers niet steeds roepen: “Kijk toch uit sufferd hou je stuur recht.” Het is prettig als ze hem bijvoorbeeld even op zijn stuur wijzen, of op de paaltjes langs de weg. Dan komt hij er wel (tenminste – als er niet méér aan de fiets mankeert).

Speciaal bij ADHD:

Hanna Swaab: “Dingen die andere kinderen makkelijk afgaan, kosten een kind met ADHD “bergen energie”: je concentreren, je niet laten afleiden, snel doorwerken, meteen onthouden wat de juf zegt, niet wiebelen in je bank, netjes werken. Als het al lukt houden ze zo’n inspanning niet lang achter elkaar vol. Ik vergelijk het wel eens met de situatie waarin je zelf erg moe bent. Je hebt dan moeite om je aandacht erbij te houden, maar met veel wilskracht en inzet lukt het je nog wel eventjes te om je concentreren. Daarna ben je dan ook helemaal opgebrand. Als je dan als kind met ADHD van de juf te horen krijgt: “Zit nou eens stil, ik had je toch gezegd dat je moest doorwerken, het lijkt wel of je je best niet doet.”

“Toch is het voor een kind met ADHD natuurlijk ook belangrijk om een gevoel te ontwikkelen “de zaken onder controle te hebben”. Het is belangrijk te leren ervaren dat je ergens goed in bent, zodat je tevreden over jezelf kunt zijn. Ook voor het kind met ADHD is het prettig als hij kan overzien hoe hij een taak moet aanpakken en als hij greep heeft op de zaken waar hij mee bezig is. Alleen is een kind met ADHD zwak in het organiseren en plannen. Het lukt hem dus niet om zelf een goede taakhouding te ontwikkelen. Hij moet daarbij hulp hebben en het letterlijk “voorgeschreven” krijgen. Daarbij moet een kind met ADHD er steeds weer aan worden herinnerd wat er van hem wordt verwacht. Zo’n kind heeft blijvend behoefte aan ordening en structuur, aangeboden door zijn omgeving.”

Vrije situatie

“Heel belangrijk is de begeleiding in “vrije situaties” als er wat minder vaste regels zijn. Bijvoorbeeld bij het naar binnen of naar buiten lopen in de pauzes. In die situaties heeft een kind met ADHD extra begeleiding nodig, om te voorkomen dat hij door z’n impulsiviteit op een verkeerde manier op anderen reageert. Het is vaak plezieriger te voorkomen dat er dingen misgaan, dan het achteraf met een kind te moeten doornemen.”

Speciaal bij PDD-NOS

Rutger Jan van der Gaag: “Een kind met PDD-NOS heeft een heel ander probleem. Zo’n kind begrijpt heel weinig van de wereld om zich heen en van zichzelf in relatie met andere mensen.”

Het kind zit te vast in zijn eigen belevingswereld. Het kan informatie “van buiten” niet voldoende laten meesturen in zijn gedrag naar anderen. Het stemt zich onvoldoende af op wat een ander (de ouder of de leerkracht) van hem verwacht. Voor een buitenstaander is het moeilijk de gedachtensprongen van het kind te volgen. Daardoor kunnen de reacties heel onvoorspelbaar zijn. Dat geeft problemen in de relatie met de ouder/leerkracht.

Je kunt bij een kind met PDD-NOS niet blijven hameren op het aanvoelen van sociale situaties als dat juist zijn probleem is. Dat maakt het kind alleen maar onzekerder. In de omgang met een kind met PDD-NOS moet je andere wegen zoeken. Bijvoorbeeld de “cognitieve omweg”. De “cognitieve omweg” betekent: aanleren wat het kind niet automatisch aanvoelt of waarneemt. Je leert het kind bijvoorbeeld dat het niet bij de leerkracht op schoot moet gaan zitten. Het kind voelt niet uit zichzelf aan dat je zoiets niet doet. Het snapt niet dat leerkrachten andere mensen zijn dan ouders, en dat je daar dus op een andere manier mee omgaat.

Dan moet je als leerkracht dus zicht hebben op de problemen van kinderen met PDD-­NOS. Je moet weten dat er bij hen sprake is van een zwakte in het “sociale snapvermogen”. Je moet weten wat dat betekent.

Koppigheid… of starheid:

De leerkracht moet dan wel kunnen inschatten dat “koppigheid” misschien wel onvermogen is, een uiting van starheid of rigiditeit. Je kunt het vergelijken met treinen. Die lopen in een vaste baan en kunnen alleen een andere kant op als er een wissel wordt verzet. Werkt de wissel niet, dan ontspoort de trein en geeft dat een hoop ellende.

Een kind met PDD-NOS heeft een ander probleem. Hem hebben we ook lang bij ons zelf achterop gehad, omdat hij vaak zo bang was op de weg. Wordt hij voor het eerst op z’n eigen fiets gezet, dan weet hij niet wat hij doen moet. Het zweet breekt hem uit: “Wat willen ze van me? Wat moet ik met dit ding?” Hem zullen we moeten vertellen: “Je pakt het stuur, zet je voet op de trapper, gaat op het zadel zitten, zet je voet op de andere trapper en beweegt om de beurt de trappers naar beneden.” Met heel veel geduld en uitleg zul je hem uiteindelijk wel op de fiets krijgen. Maar het zal meer en meer blijken dat het voor hem erg moeilijk is. Het is ook de vraag of het ooit automatisch zal gaan.

Bij elke nieuwe weg zal hij erg onzeker zijn. We zullen hem moeten leren steeds op de borden te letten. Soms lijkt het of ook hij zo’n wiebelig stuur heeft, net als het kind met ADHD. Maar bij hem heeft dat wiebelen toch een andere oorzaak: op elke nieuwe weg vergeet hij weer hoe hij moet fietsen, en dan gaat hij ongemerkt slingeren. Maar op een bekende weg die hij graag fietst, heeft hij geen problemen met z’n stuur. Het kan dus best zo zijn dat hij leert fietsen. Maar op nieuwe wegen zal er in veel gevallen iemand naast hem moeten gaan. Of hij zal mee moeten op de tandem. Later kan hij dan misschien voorop de tandem plaatsnemen, waarbij de persoon achterop blijft meedenken en af en toe aan de rem trekt.

Bron:

Drs. H.Swaab-Barneveld is neuropsycholoog in het Academisch Ziekenhuis, Utrecht. Zij is verbonden aan het ADHD team,

Dr. R. J. yan der Gaag is kinder- en jeugd psychiater, verbonden aan het Academisch Ziekenhuis Utrecht en aan polikliniek De Piethorst van Psychiatrisch Ziekenhuis, Veldwijk (Ermelo/Lelystad).