Covid-19 en het einde van de abortusfilosofie

Veel mensen vinden, dat alles wel zo’n beetje is gezegd als het gaat om abortus. Maar is dat zo? Ja, voorstanders van abortus konden jarenlang zonder weerstand uitleggen wat hen motiveert, maar de prolifebeweging moest het meestal doen met karikaturen van zichzelf, opgevoerd door diezelfde voorstanders. Als de pro-choicer voorbij de populaire karikatuur van de prolifer kijkt, wacht hem een regenboog van onaangeraakte argumenten voor de bescherming van het ongeboren leven. En die regenboog krijgt steeds meer kleuren.

In dit stuk wil ik de abortusdiscussie vergelijken met een actueel en prangend thema. We zullen een stap terug in de tijd zetten, langs de ethische overwegingen die het ongeboren menselijk wezen in het Westen vogelvrij maakten. Die kernwaarden leg ik vervolgens naast de snel ontwikkelende ethiek omtrent Covid-19.

Iedereen is pro-leven
We leven in een bijzondere tijd, waarin overheden hun burgers vragen te wennen aan het nieuwe normaal. U verwacht het misschien niet, maar over die nieuwe normaal valt veel te zeggen met het oog op een thema als abortus. Ik ga het niet met u hebben over de vraag of Covid-19 wel of niet gevaarlijker is dan de griep en of de maatregelen (lockdowns, bezoekbeperkingen, vaccinatie, afstand houden) goed werken of juist helemaal niet. Omwille van de discussie wil ik uitgaan van het hypothetische gelijk van onze overheid en de mensen die haar maatregelen steunen.

Veel langer dan de tijd die het kost om een kind te baren, hielden we afstand van elkaar en kwamen we zelfs niet meer op plekken waar we graag komen. En dat was nog niet alles. Tijdens de Covid-crisis accepteerden we, dat onze dierbaren eenzaam stierven en door slechts een selecte groep werden begraven. Sommigen van ons hadden bedrijven die ten onder gingen aan de maatregelen en weer anderen moesten een belangrijke operatie uitstellen vanwege overbezetting van de ziekenhuizen. Een aantal van deze zaken waren ingrijpende beperkingen van onze vrijheid van beweging. Hoewel dit een mensenrecht betreft, valt dit buiten de zogeheten niet-opschortbare rechten en is derhalve niet heilig.

Vrijheid van beweging kan gezien worden als een subcategorie van het zelfbeschikkingsrecht. Dit biedt een interessante parallel tussen onze maatschappelijke antwoorden op enerzijds de problemen van ongewenste zwangerschap en anderzijds een wereldwijd virus. Vanaf het begin van de maatregelen valt me namelijk iets op: iedereen is pro-leven. Sterker nog, iedereen vindt het de normaalste zaak van de wereld dat we wereldvreemde mensen beschermen tegen een vroege dood, door offers te brengen aan onze eigen vrijheden.

Misschien denkt u mij te hebben betrapt op een foutje. Want hoe kan ik zeggen dat iedereen met een pro-leven visie naar Covid-19 kijkt, als er behoorlijk wat tegenstanders van de maatregelen zijn? Sterker nog, onder hen bevinden zich opvallend veel mensen die zich op gebied van abortus pro-leven zouden noemen! Maar dan vergeet u het fundament. Die mensen zijn nog steeds pro-leven, alleen vinden ze oprecht dat de maatregelen niet in verhouding zijn of zelfs niet werken. Van hypocrisie is dus geen sprake, althans niet aan hun kant van de vijver. Het is immers de kant van de abortusvoorstanders waar een groot deel nu zweert bij de morele verplichting om wereldvreemde mensen, koste wat het kost, in leven te houden. Dat is opvallend, na een leven lang zweren, dat een moeder haar kind mag laten doden dankzij haar recht op zelfbeschikking. Het viel de voormalige Amerikaanse president Ronald Reagan al eens op, dat voorstanders van abortus altijd al geboren zijn. Op dezelfde manier valt mij nu op, dat iedereen pro-life is, als het hun eigen leven is dat op het spel staat.

Voelt u hoe de meerderheidsopstelling ten opzichte van Covid-19 schuurt met die ten opzichte van abortus? Zo niet, dan bent u mogelijk van mening, dat de pro-keuze visie ervan uitgaat, dat het ongeboren wezen geen mens is en er dus niemand wordt gedood. U heeft gelijk, als u zich hiervoor beroept op de ongetrainde abortusvoorstander, die zich nooit vastbeet in de materie, maar het vooral prettig vindt klinken, dat vrouwen bepaalde vrijheden behouden. Maar dat is niet de pro-keuzefilosofie die de Westerse abortuswetten beïnvloedde. Ziet u, de Nederlandse abortuswet spreekt nergens over een klompje cellen, maar hanteert de term “ongeboren leven”. Daarbij staat ook geschreven, dat de vrouw een zekere verantwoordelijkheid heeft over dit ongeboren leven. Dat zou een absurde opmerking van de wetgever zijn, als het uitgangspunt is dat er bij een abortus niets anders wordt verwijderd dan een levenloos klompje cellen.

De morele plicht om levens te beschermen
De abortuswet schotelt ons een “strijdbeeld” voor van twee menselijke wezens die fysiek met elkaar verbonden zijn geraakt. De gastvrouw, als het ware, houdt het leven van de andere entiteit in stand en niet andersom. Daarom is het de gastvrouw die mag bepalen, hoe lang dit leven in stand wordt gehouden. Deze oplossing van een uiterst unieke botsing tussen twee mensenrechten lijkt overgenomen van een, onder filosofen, breed gedragen argument uit de jaren zeventig van de vorige eeuw: het geen-plicht-tot-instandhoudingsargument. De Amerikaanse Judith Jarvis Thomson was één van de bekendste uitdragers van deze filosofie, die zij onder meer vormgaf met haar analogie van de beroemde vioolspeler.

In die analogie speelt zich een bijzonder tafereel af, dat moet dienen als een hypothetische vergelijking met een ongewenste zwangerschap: u wordt wakker en blijkt in een ziekenhuisbed te liggen. Al snel ziet u, dat er allerlei buisjes uit uw lichaam komen die leiden naar het bed naast u. De dokter komt binnen en legt uit, dat het andere bed wordt gevuld door een beroemde vioolspeler. Hij is terminaal ziek en u bleek de enige die hem kon redden. Met de unieke eigenschappen van uw lichaam houdt u zijn leven in stand, zodat artsen de tijd hebben om hem helemaal te genezen. “Verbreekt u de verbinding tussen de lichamen binnen nu en een bepaald aantal maanden, dan sterft de vioolspeler. Dat wilt u toch niet?”

Vervolgens stelt Thomson haar cruciale vraag: kan iemand worden gedwongen een ander mens in leven te houden met zijn of haar lichaam? Het doel van deze hypothese was om de discussie over de menselijkheid van het ongeboren wezen buitenspel te zetten. Volgens de filosofe bleek namelijk, dat het er niet toe doet of het een mens is. Al zou het een beroemde vioolspeler zijn, de afhankelijke persoon mag naar zijn sterven worden geleid, indien de ander haar lichaam niet wil laten gebruiken, bijvoorbeeld omdat ze geen vrijheden wenst op te offeren. Zou het nobel zijn om de persoon te redden? Ja, maar van een morele verplichting was volgens Thomson geen sprake.

De antwoorden van de prolifebeweging kwamen al snel na Thomsons publicatie. Zo heeft men destijds bepleit, dat de vergelijking om allerlei redenen niet opgaat. Om er slechts een paar te noemen: de vioolspeler is niet haar bloedeigen kind en het onthouden van levensreddende steun staat niet gelijk aan het actief doden van een menselijk wezen, zoals dat tijdens een abortus gebeurt. Voor het doel van dit artikel richt ik me echter op een ander punt van kritiek: Thomsons conclusie dat het geen morele verplichting zou zijn om een deel van onze zelfbeschikking te offeren, zodat een ander mens kan blijven leven.

U begint mijn motief misschien al te zien: momenteel vinden miljoenen Nederlanders het een morele verplichting om iemand te redden van een kleine kans op de dood. Mensen waar ze weliswaar niet fysiek mee verbonden zijn, maar de onderlinge afhankelijkheid is hetzelfde. Als u geen afstand houdt, gaan er immers mensen dood, zo liet de populaire opiniemaker Arjan Lubach zijn kijkers in maart 2020 weten. Het moge duidelijk zijn, dat onze overheid soortgelijke morele pressie nooit uit de weg is gegaan. En dat is mogelijk terecht, wil ik benadrukken. Nogmaals, ons gedachte-experiment is geen beoordeling van de coronamaatregelen.

“Oké, maar het is ook gewoon geen mens”
U heeft een punt als u zegt dat veel abortusvoorstanders (ook) vinden, dat het ongeborene geen mens is. Sterker nog, voor de meesten is dat het hele argument. Bovendien zijn de overwegingen van Thomson niet al te bekend bij het grote publiek. Maar het is duidelijk dat deze filosofie (en de huidige abortuswet) alle ruimte biedt voor het kwalificeren van een ongeborene als een mens, met de duidelijke boodschap dat deze mens mag worden gedood. De rechten van ongeboren mensen zijn dus afhankelijk van de welwillendheid van de moeder, aldus de wet.

Dit verklaart waarom abortusvoorstanders zelf geen tegenstrijdigheid ervaren bij het spreken van een kind, als de zwangerschap gewenst is. Zoals bij zoveel moderne thema’s spelen biologische feiten geen rol meer. Plooibare gevoelens bepalen steeds meer wie wij zijn en binnen het abortusthema wie anderen zijn.

Ideeën over een semi- of potentieel-menselijk wezen bestaan er natuurlijk wel binnen de filosofieën achter de pro-choice beweging. Maar het geen-plicht-tot-instandhoudingsargument bevat een filosofie die aan de wieg stond van leuzen als “baas in eigen buik”. Met de achtergrond van dit artikel snapt u wat deze leus echt betekent: het gaat niet om de vraag of abortus een stuk weefsel doodt of een mens. Boven alles staat het gegeven dat een vrouw baas is over haar eigen lichaam. Het maakt niet uit wiens leven van haar afhankelijk is, want het offer van een tijdelijk lot als “gever van leven” hoeft zij niet te maken, aldus Thomson; aldus de Nederlandse abortuswet.

Tijdelijke baas in eigen buik?
De leus betekent overigens ook, dat een vrouw altijd baas in eigen buik is. Dus niet slechts tot het kind levensvatbaar is of tot een ander moment tijdens de fysieke verbinding tussen de twee lichamen. Dat is de reden dat sommige abortusvoorstanders daadwerkelijk doorstrijden voor abortusrechten gedurende de gehele zwangerschapsperiode.

Dit standpunt wordt niet vaak gedeeld, vermoedelijk, omdat het een bepaald extremisme blootlegt. Voor de gemiddelde voorstander van abortusrechten gaat zoiets immers veel te ver, omdat zij abortus alleen kunnen legitimeren met het excuus dat er nog geen sprake is van een mens. Maar een vertegenwoordiger van Abortion Network Amsterdam (ANA) gaf in 2019 aan, dat de 24-wekengrens nog altijd een beperking is van de vrouwelijke zelfbeschikking. Een jaar later liet de oprichtster van Women on Waves, Rebecca Gomperts, zich in televisieprogramma De Vooravond ontvallen, dat het aan de vrouw zelf is om te bepalen tot wanneer haar zwangerschap kan worden afgebroken. Deze denkwijze komt rechtstreeks uit de ware filosofie achter het standpunt van abortusvoorstanders.

Wie het nog niet wist, beseft nu dat de verdediging van abortusrechten dikwijls gepaard gaat met een erkenning van het gelijk van pro-life: het gaat om mensen! Maar de tragische realiteit die erop volgt, is dat het strijden voor abortus daarmee geen decibel zachter wordt. Misschien zal Covid-19 de mensheid doen bekeren naar een erkenning dat zwakkere, afhankelijke mensen wel degelijk levens leiden die beschermwaardig zijn. Want dat onze ongeborenen mensen zijn, valt anno 2021 niet meer te ontkennen. Want het is opvallend dat voorvechters van abortusrechten het tegenovergestelde bepleiten, als het gaat om de coronamaatregelen. De sleutelwoorden van dat pleidooi – “offeren”, “beschermwaardigheid”, “naastenliefde” – lijken rechtstreeks overgenomen van het handboek dat de prolifebeweging al decennia hanteert.

Chris Develing.