Een joods kind op transport

 

ROOSJE VAN DER HAL

De boer uit Stadskanaal, die worstelde met een tekst uit Psalm 8, is niet meer. Op 27 augustus 2012 is hij begraven. In de boerderij hing een portret, gebaseerd op een bekend geworden foto. Het betrof een afbeelding van een Joods meisje van 10 maanden oud: Roosje van der Hal.
Roosje werd op 17 maart 1942 geboren. Zij kwam met haar ouders Riko en Engelina en oma Roosje in Westerbork terecht. De baby moest worden verpleegd en de zogenaamd kindvriendelijke commandant gaf persoonlijk zijn medewerking, zodat verzorging in het ziekenhuis in Groningen kon plaatsvinden. Toen het meisje was aangesterkt, moest ze terug naar Westerbork en dezelfde commandant zette haar op de lijst van transport naar Polen. Op 21 mei 1943 werd ze met vader Riko en moeder Engelina in Sobibor vergast. Oma Roosje werd op 28 mei 1943, eveneens in Sobibor, vermoord.

De man uit Stadskanaal hoorde de geschiedenis van Roosje. Het verhaal trof hem diep. Stond er in Psalm 8 immers niet dat God in de mond van kleine kinderen en zuigelingen een sterk fundament gelegd heeft om de vijand te laten ophouden? En nu was, zo ervoer hij dat, het tegenovergestelde gebeurd. Gedurende zijn hele leven kon hij er niet van loskomen. Hij werd ziek. Een professor-predikant bezocht hem ongeveer twee weken vóór zijn heengaan. De boer vroeg hem in de afscheidsdienst te preken over de bewuste tekst uit Psalm 8. Dit is gebeurd. De predikant verwees naar de woorden van Jezus, die de tekst uit Psalm 8 noemt als kinderen in de tempel Hem toeroepen met ‘Hosanna, de Zoon Davids’. Dat roepen werd hen kwalijk genomen. Nee, een antwoord op de worsteling van de boer uit Stadskanaal is er niet, maar de God van Israël heeft het stemmetje van Roosje gehoord, toen ze in het ziekenhuis lag en later in die donkere, tochtige en schuddende wagon. Haar stemmetje is als een getuigenis opgeklommen naar Gods Tempel.

Zomer 2012: in Duitsland, waar de architectuur van de Holocaust tot stand kwam, worden Joodse kinderen bedreigd (Ik maak jou dood.). Het dragen van een kipa (keppeltje) wordt gevaarlijk. Het thuisland Israël is omheind en heeft de contouren van een getto. Maar nog steeds worden er Joodse kinderen geboren, dichtbij een schuilkelder. Israëls God heeft hen geroepen om in hun mond een sterk fundament te leggen, de tegenstanders ten spijt. God wil dat het Joodse volk Zijn Licht zal verspreiden.

En wij dan? Wel, als we van dit volk houden, zullen we elke dag vurig bidden en vragen of God Zijn Geest als een onstuitbare stroom wil uitstorten over Israël, zodat het ‘Hosanna’ van erkenning en herkenning van de Messias als een vloedgolf over de aarde zal gaan. Door de mond van kinderen en zuigelingen, zoals Roosje, zal Zijn lof worden bezongen.
En niemand zal hen dat beletten.

Marius Schouten