‘Eigenlijk is goede taal best belangrijk’

“Vroeger was het allemaal veel gezelliger. Toen praatten de mensen nog met elkaar. Toen zei de buurman nog gedag.” Opgetekend maart 2012. Zomaar op straat. Als je mensen vraagt naar hun visie op taal en taalgebruik, dan kunnen ze wél praten. “Met taal kun je jezelf uitdrukken en je verbinden aan andere mensen.” Taal triggert. Taal zegt meer over ons dan we denken. In dit artikel wordt stilgestaan bij de vraag wat taal over ons zegt. Vanuit mijn werk als persvoorlichter van de Bond tegen vloeken ben ik veel met dit onderwerp bezig. Ik laat een aantal definities en oefeningen vanuit workshops en trainingen die wij geven, de revue passeren om vervolgens naar ‘soorten’ taal te kijken. Beroepsgroepen, politieke stromingen, persoonlijkheden, zo zullen we zien, ze hebben hun ‘eigenaardigheden’ als het gaat om taal. Ik trek lijnen vanuit het Woord van God en stel vragen in de hoop te prikkelen. Mag ik u meenemen in het fascinerende land van de taal?

 ‘Je moeder maakt ons kapot’

Taal is niet ‘zomaar’ iets. Taal weerspiegelt de ziel, zo stelde de filosoof Seneca (4 v. Chr. – 65 n. Chr.). De Belgische dichter Prudens van Duyse (1804-1859) had ooit de befaamde woorden op papier gezet: “De tael is gansch het Volk”. Taal als spiegel van de samenleving. Van Dale verstaat onder taal ‘spraakklanken waarmee men zijn gedachten en gevoelens aan anderen kenbaar maakt’. Taal is een systeem dat betekenissen weergeeft door middel van klanken, gebaren en schriftelijke tekens. Taal is de belangrijkste communicatievorm. Communicatie is iets dat bij ons wezen behoort, bij onze identiteit, bij ons zijn. Taal dat zijn wij. Het draagt een samenleving de tijd door, het helpt het verleden te vertalen en de toekomst woorden te geven. God gaf het om Hem te kennen en om Hem te loven. Hij maakte Zijn Naam bekend en communiceerde met ons. Wij communiceerden met Hem, maar ook met het kwaad. Sinds de zondeval zit onze communicatie vol taal- en stijlfouten.

Taal is niet iets om luchtig over te doen: het zijn niet ‘maar’ woorden. Cats dichtte: “Het puntje van een gaeuwe pen is ’t felste wapen dat ick ken.” Eveline Crone stelde dat bij fysiek en verbaal geweld in hetzelfde hersengebied activiteit waarneembaar is dat aangeeft dat wij pijn ervaren. We onderschatten snel hoeveel impact woorden kunnen hebben. De Sire-campagne ‘Kinderen in een scheiding’ wil mensen ervan bewust maken dat woorden een kind voor altijd kunnen tekenen. In beeld een meisje van 10 jaar met een tattoo, in gotische letters: “Je moeder maakt ons kapot.” Of: “Waardeloos. Net als je moeder.” Er hoeft niet eens grove taal aan te pas te komen. Ook ‘gewone’ woorden kunnen dichterbij brengen of afstoten. “Uw spraak verraadt u,” kreeg discipel Petrus te horen.

Klein of groot?

Door goed naar woorden te luisteren, kun je zoveel meer horen. Ik zal u daarvan een aantal voorbeelden geven. Als een spreker veel gebruikt maakt van woorden zoals ‘misschien’, ‘mogelijk’, ‘vaak’, ‘regelmatig’ wil hij zich niet al te duidelijk uitdrukken. Het tegenovergestelde kan ook: een spreker die zich bediend met de woorden ‘altijd’, ‘overal’, ‘niemand’, ‘nooit’ drukt zich op een stellige manier uit. Hij gaat zonder meer van bepaalde theses uit, waarbij weinig ruimte wordt gelaten bij ontvangers om het anders te interpreteren. Dan heb je ook nog kleine ‘taligheden’ die meer verraden dan je lief is. “Ik zal het bekijken”; ik doe er niets mee. “Ik wil me er niet mee bemoeien, maar…”: er moet nog iets van mijn hart. “Het feit is dat…”: welk feit? “Het is best mooi geworden”: ‘best’? “Ik meen het eerlijk”: ben je wel eens niet eerlijk dan? “Zo kan ik nog eindeloos doorgaan”: doe maar, eindeloos lukt je toch niet.

Keuze

Taal hoort bij ons. Het helpt ons te overleven. Hoe gebruiken we het? Met welke woorden beschrijven we de wereld om ons heen? Steven Covey onderscheidt in De zeven eigenschappen van effectief leiderschap proactief en reactief taalgebruik. Proactief wil zeggen: keuzes maken en ook bewust van deze keuzes zijn. Je laat je leiden door waarden. Reactief is als je je laat beïnvloeden door de omstandigheden. Reactieve mensen laten zich, volgens Covey, leiden door gevoelens. Hij haalt twee prachtige, hierop van toepassing zijnde, aforismen aan: “Niemand kan je kwetsen zonder jouw instemming” (Eleonor Roosevelt) en “Iemand kan alleen je zelfrespect afnemen, als jij het hem geeft” (Mahatma Ghandi). Volgens Covey gebruiken reactieve mensen de volgende zinnen: “Ik kan er niets aan doen”, “Zo ben ik nu eenmaal”, “Hij maakt me zo kwaad”, “Ik kan het niet”, “Ik moet”. Proactieve mensen gebruiken deze zinnen: “Laat ik eens kijken of er alternatieven zijn”, “Ik kan het ook anders aanpakken”, “Ik bepaal zelf mijn gevoelens”, “Ik geef daaraan de voorkeur”, “Dat ga ik doen” (Covey: 56-63). Je kunt, zoals Jérôme Louis Heldring deed, onderscheid maken tussen het taalgebruik van een conservatief en het taalgebruik van een progressief. “De conservatief gaat uit van wat bestaat (…): hij gebruikt het als norm. De progressief daarentegen meet de wereld naar iets wat nog niet is: een betere toekomst, de wereld zoals zij, volgens hem, zou moeten zijn. (…) Vandaar dat de progressief zich noodzakelijkerwijs vaak vager moet uitdrukken dan de conservatief, die dikwijls kan volstaan met een verwijzing naar het bestaande, zichtbare, tastbare.” (Heldring: 223) Het taalgebruik dat we hanteren kan onze levenshouding verraden.

Ambtelijk

Ook ambtenaren hebben een reputatie als het gaat om taal. In het leuke boekje Zullen we zwaluwstaarten? Staaltjes van ambtelijke vaktaal stelt Gert Riphagen dat ambtelijke taal bol staat van eufemismen: “Ambtenaren passen hun woordkeus aan en omzwachtelen pijnlijke maatregelen vaak. Dan is minder geld uitgeven (‘bezuinigen’) ineens ‘ombuigen’ of een ‘taakstelling’. ‘Onbedoeld gebruik van geld’ is een prachtig eufemisme voor ‘misbruik’ of ‘fraude’. (…) Een eufemisme is (…) hinderlijk wanneer het de lezer op het verkeerde been zet oftewel als het iets anders suggereert dan er werkelijk aan de hand is. Een ander nadeel – een voordeel, zeggen sommigen – is dat iedereen er de eigen mening in kan lezen. Dat lijkt handig wanneer je er onder elkaar niet bent uitgekomen. De burger heeft echter door die dubbelzinnigheid of vaagheid vaak weinig vertrouwen in de schrijfsels van de overheid.” Het kan mensen uitsluiten, schrijft Brenninkmeijer: “Ambtelijk taalgebruik geeft uitdrukking aan de arrogantie van de macht. Ambtelijk taalgebruik is daarmee niet behoorlijk en bovendien riskeert de gebruiker van Haags taal en jargon dat hij mensen die belangrijk werken doen in de samenleving afstoot en uitsluit.”

In het boekje staan woorden en zinnen die in het Haags jargon een andere betekenis hebben. Voorbeelden? ‘Visie’ (= als iets niet deugt, komt het vaak, denkt men, doordat het ontbreekt aan visie. Wat daarmee precies wordt bedoeld, weet niemand), ‘houtskoolschets’ (= ruwe opzet) ‘budgettaire neutraliteit’ (= het mag geen extra geld kosten). Riphagen geeft ook de transformatie van het woord ‘gekken’ aan: “Mensen met beperkte verstandelijke vermogens heetten eerst ‘gekken’, daarna ‘geesteszieken’, vervolgens ‘geestelijk gehandicapten’, dan ‘verstandelijk gehandicapten’ en nu ‘mensen met een verstandelijke beperking’.” Woorden kunnen uithollen en hun betekenis verliezen, zoveel is duidelijk. Een PR-specialist deed onderzoek naar modewoorden die veel in naar de media verstuurde persberichten worden gebruikt. Hij kwam tot een lijst van ‘versleten’ woorden waarin o.a. de volgende woorden voorkwamen: ‘toonaangevende’, ‘oplossing’, ‘innoveren’, ‘leider’, ‘top’, ‘unieke’, ‘grote’, ‘uitgebreide’.

‘Van elkaar af blijven’

Met taal geven we uitdrukking aan onze gevoelens. Met taal maken we ‘dingen’ duidelijk – soms gebruiken we woorden om niet duidelijk te zijn. Ambtenaren, zo zagen we, hebben daar een handje van. We kunnen te soft in onze taal zijn. We zeggen liever tegen kinderen dat we in de gang wandelen in plaats van dat we zeggen dat ze niet mogen rennen. Houden we er hiermee niet een (te) proactief taalgebruik op na? Beschrijven we hiermee niet te vaak een gewenste in plaats van reële situatie? Ouders kunnen bang zijn om te concreet te zijn. Zeggen tegen je kind dat hij ‘op tijd thuis moet zijn’ is niet concreet genoeg. ‘Elf uur’ wel. ‘Van elkaar afblijven’, wat bedoel je daar als opvoeder mee? De ‘dingen’ bij naam noemen, daar is niets mis mee. Scheld- en vloekwoorden richten zich vaak op taboe. Het is niet verwonderlijk dat veel scheldwoorden aan seksualiteit ontleend zijn. Maar spreken over ‘onderkantje’ als kraamverzorgster gaat te ver: hiermee kijk je iemand weg en doe je de realiteit geen recht. Hoe concreet zijn we als het gaat om het beschrijven van onze relatie met onze partner, onze kinderen of met God? Ook God laat zich bij Naam noemen. Hij wil dat wij onze afhankelijkheid van Hem uitspreken. Niet in vage termen, maar in belijdenissen in de eerste persoon enkelvoud. God gaf de taal om Hem te loven en te prijzen. Hij openbaarde Zijn Naam met taal: “HEERE, HEERE, God, barmhartig en genadig, geduldig en rijk aan goedertierenheid en trouw,” (Ex 34, 6). God is niet een anonymus, maar Hij heeft een Naam hoog te houden. Hij is een jaloerse God die geen andere goden naast Zich duldt, maar ook toeziet op het eerbiedig gebruik van Zijn Naam. Hij kan het niet hebben dat mensen zich op hun eigen naam zouden beroemen. De naam die de mensen voor zichzelf wilden maken (cf Gn 4, 11) kwam hen duur te staan: God strafte met de spraakverwarring. Vanuit deze spraakverwarring loopt een lijn naar Pinksteren, het omgekeerde talenwonder. De taal van Gods Geest bracht mensen samen.

Laten we streng zijn voor onszelf en mild voor een ander. Als je Jacobus 3 naast de ‘taal’ van Covey legt, dan valt er een accentverschil te bespeuren. Daar waar Covey kansen ziet voor ‘goede taal’, is de apostel Jacobus negatief. Ik vind Jacobus 3 een lastig, maar eerlijk gedeelte uit het Woord. De apostel schildert eerlijk voor ogen dat het niet goed gesteld is met ons: “De tong kan geen mens temmen. Ze is een niet te bedwingen kwaad, vol dodelijk vergif.” Jacobus vergelijkt de tong met een teugel, waarmee het hele paard wordt bestuurd, een roer, waarmee een groot schip wordt bestuurd en een (klein) vuur dat een grote brand kan veroorzaken. Als Jacobus zegt dat wij allen daarin struikelen, is dat een les. Taal dat zijn wij, zo heb ik betoogd. Wat zegt uw taal over u? Hoe staat u bekend? Met welke woorden spreekt u tot uw kinderen? De taal is iets om zuinig op te zijn. Om over na te denken. Een geweldig instrument dat regelmatig gestemd moet worden. Laat de deur van onze lippen (cf Ps 141, 3) niet onnodig openstaan, maar ook niet onnodig dichtzitten.

Hans Alderliesten

 

Bronnen:
Covey, S.R. (2006) De zeven eigenschappen van effectief leiderschap. Amsterdam/Antwerpen: Uitgeverij  Business Contact
Crone, E. Storm in het puberbrein. Nationale Hersenlezing 2011.
Heldring, J.L. (2002) In: C. van Nispen tot Sevenaer, De dans om het gouden kalf. Amsterdam.
Riphagen, G. e.a. (red.) (2007) Zullen we zwaluwstaarten? Staaltjes van ambtelijke (war)taal. ‘s-Gravenhage: De Politieke Pers


[i] Ik ga uit van taal als normatief systeem

[ii] Zie www.kinderenineenscheiding.nl

[iii] Mt 27, 63 (HSV)

[iv] d.i. verzachtende uitdrukkingen

[v] ik dank dr.ir. Jan van der Stoep voor dit inzicht