Lezen is de wereld opendoen

Als je erover nadenkt, is het niet minder dan een wonder: iemand zet zijn gedachten in zwarte kriebeltjes op een witte ondergrond en een andere persoon ontcijfert die kriebeltjes en maakt zich de gedachten achter de kriebeltjes eigen. Het schrift is een uitvinding geweest, die de mensheid een ongelooflijk groot perspectief aanreikte.

Ik kan me mijn verbazing nog herinneren. Eerste klas van de lagere school, zoals dat toen nog heette. We hadden een jonge, mooie juf met hoge hakken en kort haar. Daar keken we van op bij ons op school. Van huis uit had ik een fikse portie wantrouwen tegen alles wat ‘modern’ was. Hoge hakken en kort haar, dát was modern. Ik vermoedde dat de juf lippenstift gebruikte en dat ging nog verder!

Maar, modern of niet, deze juf bezat de kunst om het geheim door te geven. Je kwam in de klas en je was nog een kleuter, die eigenlijk alleen maar spelenderwijs dingen tot je genomen had. Het leren zou nu beginnen, je keek er naar uit en je was er ook een beetje bang voor. Jawel , je kon je naam al wel schrijven en ook de namen van je broer en zussen. Maar dat was natekenen, dat had het geheim niet minder geheimzinnig gemaakt. Maar de juf had er slag van, ze leerde je eerst letters en dan woorden en daarna zinnen.

Je leerde herkennen, kiezen en plakken. Eigenlijk niet veel moeilijker dan de kleuterschool, dacht ik opgelucht. Het lezen was vooral herkennen, het schrijven vooral kiezen en plakken. Zo eenvoudig was het eigenlijk: ‘Eerst duidelijk, dan snel’. Noem eens een mooiere titel voor een schrijfmethode? De wereld ging open, mede door de boekjes van Van der Hulst. Dat was een wereld die me tot tranen toe ontroerde. Nog voel ik het, vooral bij het zien van het omslag van “De Kleine Zwerver”. Aan lezen bleek emotie vast te zitten. Het lezen deed iets met me. Nooit dacht ik, “het zal wel verzonnen zijn” al was dat wel de troost die mijn moeder mij voorhield, wanneer ik er weer niet van kon slapen. ‘Het is niet echt gebeurd, iemand heeft het gewoon bedacht,’ zei mijn moeder. Maar het voelde als echt. Ik wist zeker dat ergens, ergens, op de wereld zo’n hondje rondliep met zijn kop naar beneden, op zoek naar een nieuw baasje en “de honger in zijn hondenmaag beet”. Hij had een rafelig touw om zijn nek en het was bitter koud, ook dat nog.

Lezen doet groeien
Lezen geeft de lezer het boeiende besef dat de wereld groter is dan gedacht.
Lezen bevredigt je nieuwsgierigheid, het bevestigt je deelname aan het leven. Al lezend ben je toetsend bezig. Je zet steeds jezelf tegenover de personen, die je ontmoet in het verhaal. Je twijfelt mee als er getwijfeld wordt, je kiest, je zoekt, je verdwaalt en komt weer thuis. En dat allemaal in het vertrouwde hoekje van de bank of onder je eigen dekbed. Je doet ervaringen op, kennis, vaardigheden, je leert emoties van elkaar te onderscheiden. Je gaat mee in de spanning, je voelt de ontroering, de opwinding, de vertedering, de schrik, het gevaar, de verrassing, de eenzaamheid, de opluchting. Je verliest jezelf in een fictieve wereld.

Soms kom je even bovendrijven in de realiteit, als je moeder roept dat het eten klaar is. Of als je mobieltje gaat. Dan ervaar je een innerlijke omschakeling. Eén seconde heb je wel nodig om van de ene wereld naar de andere te reizen. Dat is het moment waarop je pas goed beseft, hoe ver weg je was van de realiteit. Dat je in een verzonnen werkelijkheid zat en dat je dacht dat het echt was. En daarmee is bewezen, dat lezen iets met je doet. Als je dat beseft, weet je dat het dus niet risicoloos is.

Het komt bij je binnen
Een verhaal neemt bezit van je, het komt bij je binnen. Als je dat te sterk uitgedrukt vindt, dan zeg ik het anders. Het verhaal wil ergens heen en het neemt de lezer mee.
Heel veel verhalen hebben een soort zoektocht (queeste) in zich. De hoofdpersoon heeft een weg te gaan en je loopt als lezer met hem of haar mee. Op die tocht ontmoet de hoofdpersoon obstakels waar hij doorheen of overheen moet. Die obstakels zijn vaak conflicten, tegenvallers, uitdagingen, waardoor er van de hoofdpersoon veel inventiviteit, energie en moed wordt gevraagd. Hij komt slechts met moeite vooruit, er is steeds een nieuwe hindernis te overwinnen. Hoe groter het gevecht, hoe meer de lezer ervan overtuigd raakt, dat het einddoel de moeite waard is. Een geluk dat je zomaar in de schoot geworpen wordt, wordt nauwelijks als geluk ervaren. Wanneer de hoofdpersoon zonder slag of stoot zijn doel bereikt, zal het verhaal weinig boeiend zijn. Nee, pas als het heel veel moeite heeft gekost, dan is er opluchting en de roes van de overwinning. Heeft de lezer het soms gemakkelijk? Heeft ook hij niet zijn eigen ravijnen en klippen te bedwingen? Daarom is het zo goed om je eigen weg te toetsen aan de weg van de persoon uit de verzonnen werkelijkheid. Je verzucht zomaar vanzelf: ‘Ja, dat komt me allemaal heel bekend voor….’ Je ervaart herkenning en dus voel je begrip, ja soms zelfs verwantschap

Tegenstelling en conflict
Wij leven niet in een harmonieuze wereld, de wereld om ons heen is vol tegenstellingen en conflicten. Daar maakt de schrijver gebruik van, hierdoor kan hij de hoofdpersoon menselijk en herkenbaar maken. Een geschiedenis zonder tegenstelling en conflict levert weinig te vertellen op voor de schrijver. En weinig leesgenot voor de lezer. Juist in die tegenstelling en het conflict zitten de raakvlakken en de identificatiepunten met de lezer. Armoede is pas echt armoede, als je er rijkdom naast zet en geluk wordt pas echt geluk, als er ook sprake is van ongeluk. De schrijver kan in de worsteling van zijn hoofdpersoon laten zien, wat er speelt in de samenleving: waar de voetangels en klemmen liggen, hoe men argeloos zomaar ergens intuint, hoe vertrouwen soms beschaamd en soms gehonoreerd wordt. Elk mens ervaart in de samenleving tegengestelde belangen. Wat jij wilt, wil de ander ook, dus is het vechten om die plek. Daarbij ontstaan vanzelf gevoelens als naijver, jaloezie, wraakzucht.

Dit zijn negatieve drijfveren van menselijk handelen. Daarnaast zijn er natuurlijk ook positieve drijfveren, je kunt als schrijver een goed mens scheppen. Iemand die zich geeft voor de samenleving, iemand die redt, vergeeft en heel maakt. Maar hoe vertel je zijn verhaal? Juist, je plaatst hem tegenover de teloorgang, het lijden, de meedogenloosheid. Want als er niets gered hoeft te worden, hebben we geen held nodig. Boeken en verhalen gaan ten diepste over deze dingen, over strijd en bevrijding, over licht en duisternis, over wat wij als goed ervaren en wat wij als kwaad ervaren. De lezer die zich overgeeft aan deze fictieve wereld, maakt onbewust ook keuzes en raakt beïnvloed door de beslissingen die de hoofdpersoon neemt.

Goed en kwaad
Met opzet schreef ik in de vorige alinea ‘wat wij als goed ervaren en wat wij als kwaad ervaren’.
Er staat niet dat wij ‘het verschil tussen goed en kwaad’ leren. Want onze geest is beïnvloedbaar en onze moraal is soepeler dan we zelf denken.
Een verhaal is een verzonnen werkelijkheid, maar ook een illusie. Er worden verwachtingen geschapen, de lezer projecteert dat wat hij leest op zijn eigen werkelijkheid. Met het verhaal leeft de lezer, nadat hij het boek heeft dichtgeslagen, verder en het laat iets achter, een stukje droom om te koesteren of een ontgoocheling om te verwerken.
Dat is niet gering. Dat heeft zijn weerslag op het handelen van de lezer. Op hoe hij antwoordt op een vraag van een van zijn huisgenoten, of op hoe hij de telefoon opneemt. Het is van invloed op hoe hij reageert bij de eerst- volgende tegenslag of bij de eerstvolgende beslissing.
Wat heeft het boek hem opgeleverd? Vertrouwen of wantrouwen, mededogen of meedogenloosheid?
Met welk beeld van de samenleving gaat de lezer zijn eigen leven weer in? Is er iets opgebouwd of is er iets afgebroken? Is hij wijzer of armer geworden? Heeft hij geleerd dat een gewaarschuwd man voor twee telt of is hij eerder bereid grenzen te overschrijden? Heeft hij bagage of ballast opgedaan?

Bagage of ballast
Ik ben van mening dat een boek waarin het leven meedogenloos geschetst wordt en dan bedoel ik in zijn totaliteit meedogenloos, een boek waarin geen plaats is voor zachtheid en medemenselijkheid, waarin geen ontferming of barmhartigheid te vinden is, geen goed doet aan de samenleving. Het tilt je nergens op een hoger plan, het overweegt nergens herstel of redding. Het blijft bij onherroepelijk en onherstelbaar, het schetst enkel de onherbergzaamheid van het bestaan. Zo’n boek komt de chaos van voor de schepping niet te boven. Zo’n boek is misschien boeiend geschreven, meeslepend en herkenbaar en ook nog helemaal van deze tijd, maar het is voor mij ballast en geen bagage. Ik ben niet gegroeid, ik ben gekrompen. Er is mij enkel de zinloosheid van alles voorgehouden, ik vind geen hoop en geen moed.

Natuurlijk gaat het in mijn eigen werk ook over de machteloosheid en teloorgang, ik kan geen boek schrijven over een roze wereld, want die wereld bestaat niet. Maar ik probeer in elk verhaal een rol te scheppen voor overleven, voor moed, al is dat soms de moed der wanhoop, voor de hoop die overeind houdt. Er moet een wonder kunnen gebeuren ook al zou dat voor het eerst zijn in het leven van mijn hoofdpersoon. Ik wil niet focussen op wat ik om me heen zie zonder ruimte te scheppen voor een hoger toekomstperspectief. Ik wil de beweegredenen en de drijfveren van mijn hoofdpersonen onder de loep leggen en daar samen met de lezer naar kijken. Zit daar misschien iets in wat wezenlijk verschil maakt, iets wat boven dit aardse uitgaat, is er een spoor van het andere: Iemand groter dan wij zelf? Een glimp van God? Aldus probeer ik iets bloot te leggen van de zielenroerselen van mijn hoofdpersonen. Ik bedenk meer vragen dan antwoorden, want antwoorden zijn er niet altijd. Ik probeer het herkenbaar te maken, ik wil weten waarom een mens is, zoals hij is.

Hoe zit dat met verlangen, is het puur het materiële verlangen naar ‘meer’ of zit er een spoor in van verlangen naar ánders? Wat betekent houden van? Gaat dat over geven en nemen of over vragen en krijgen? Wat doet macht met een mens en wat heeft dat met verantwoordelijkheid te maken? Ik wil nadenken, samen met de lezer over de complexiteit van de menselijke gevoelens. En dat is veel meer dan het lijkt, want wat de een als een deugd of een goede daad kwalificeert, zal door de ander worden doorgeprikt als eigenbelang of egoïsme. Je schept als schrijver een fictieve wereld, maar één die op de een of andere manier een afspiegeling is van de echte wereld. Ik wil geen foto, maar een röntgenfoto. Ik wil meer laten zien dan de buitenkant. Het is vaak anders dan het lijkt…. Niet om de lezer de verzuchting te laten slaken: “ Ja, zo zijn we nu eenmaal”, maar als een uitgangspunt om verder te komen met je eigen keuzes, met je eigen weg. Want wie ziet dat het anders kan, die wil misschien wegen zoeken om het anders te doen, of anders te worden.

De verantwoordelijkheid van de schrijver
Is dat nu wel van belang? Een boek is toch mooi of niet mooi? Oscar Wilde schreef:’Er bestaat niet zoiets als een moreel of een immoreel boek. Een boek is goed geschreven of slecht geschreven. Als kunstenaar hoef je niets te bewijzen.’ Oké, denk ik dan, bewijzen hoeft ook niet, maar de wereld, die ik schep, is wel het tijdelijke verblijf van mijn lezers. Dat wat ik laat zien, dat wordt door vele ogen als zodanig gezien. Ik heb de mogelijkheid daaraan verschillende ladingen te geven. Literatuur doet iets met je, al schrijvend en al lezend. Dat betekent niet dat als de schrijver een verwerpelijke levenshouding beschrijft, dat hij die dan ook meteen propageert. Een rauwe tekening van de werkelijkheid kan nodig zijn, het betekent niet dat de schrijver het eens is met de geschetste situatie of de handelingen die daarin plaatsvinden. Natuurlijk moet ik je laten schrikken en je mag je zeker ook wel eens erg schamen voor de hoofdpersoon waarmee je oploopt.

Het ligt er maar aan hoe ik je laat kijken naar wat er gebeurt. Ik moet het kwaad wel tonen, maar mag het niet showen. Er zit een groot verschil tussen tonen en showen en toch is dat verschil in veel gevallen maar lastig te benoemen. Tonen is laten zien, showen is aanlokkelijk maken. Het is voor mij balanceren op een dun lijntje. Het kwaad moet het kwaad blijven. Zolang je als lezer nog schaamte, walging of schuldgevoel ervaart, ben je jezelf nog. Maar als je het kwaad voorgeschoteld krijgt en je het niet meer als zodanig herkent, als er geen belletjes gaan rinkelen, zeg maar, dan ben je een grens over gegaan.

Nu denk je misschien alleen aan boeken waarin grof wordt verhaald over sex, geweld of criminaliteit, maar er is meer. Neem nu het hanteren van macht, het uitbuiten van liefde, het normaliseren van egocentrisch gedrag. Ook daar moet een christenschrijver een protest laten horen of inbouwen. Het hoeft niet altijd expliciet, juist liever niet hardop, het is vaak veel effectiever om impliciet, tussen de regels, te schrijven. Op die manier wordt de moraal door de lezer zelf uitgepakt, dan is het geen oplegging, maar een ontdekking.

Lezen is niet risicoloos
De lezer aanvaardt dat wat hij leest als een mogelijke gang van zaken, die werkelijkheid kan worden. Als de schrijver het herkenbaar en invoelbaar brengt, wordt het verhaal aannemelijk voor de lezer. Zo wordt lezen een avontuur, de wereld gaat open. Al lezend raak je betrokken en dat is meer verrijkend dan het turen naar een beeldscherm of het wedstrijdelement bij een computergame. Als we een voorstelling maken van wat we lezen, dan maken we gebruik van de gave die de Schepper speciaal voor mensen bedacht: het vermogen ons een fictieve wereld te scheppen. Fantasie en inlevingsvermogen maken het leven waardevoller, doordat we ons dingen kunnen voorstellen, zijn we meer mens tussen mensen. Maar laat zowel de schrijver als de lezer zich voor ogen houden, dat het medemenselijkheid moet opleveren. Het gebeurt helaas ook dat een verhaal ons enkel onmenselijkheid wil bijbrengen. Dus is het noodzaak dat de lezer kritisch blijft en met zichzelf afspreekt: wel alles weten, niet alles eten.

 

Joke Verweerd