OPVOEDEN VANAF DE ZIJLIJN
Over omgaan met levensvragen in het gezin.
‘Twaalf jaar is hij, het oudste kleinkind van de trotse grootouders. Regelmatig logeert hij bij hen. Oma kookt een eitje bij het ontbijt en samen met opa gaat hij de tuin in op zoek naar aardbeien, bessen en peultjes. Na het werk van de dag rust opa uit in zijn rookstoel en blaast blauwe bundels sigarenrook in de richting van de boekenkast. Alsof er geen einde aan komt, zo vertrouwd, zo vaak en zo graag: logeren…
Het is nog donker, als moeder gehaast zijn slaapkamer inschuift en een trui over haar hoofd trekt. Opa is ernstig ziek, ze moet er snel naar toe, rent naar beneden en komt even later weer de slaapkamer van haar oudste zoon in. Tranen verraden dat het erg is. Opa is niet ziek, opa is dood!
De vertrouwde kamer van opa en oma zit vol met mensen. Meest onbekende mensen en iedereen vindt het erg dat opa er niet meer is. Vandaag wordt zijn opa begraven. De kist staat ergens in het huis, maar hij weet niet waar. Dan komt de begrafenisondernemer om te vragen wie nog afscheid wil nemen. Hij staat op om mee te lopen, maar zijn moeder zegt dat hij beter in de kamer kan blijven. Zij komt met een behuild gezicht weer binnen. Niemand is er vrolijker op geworden na die tocht die ze “afscheid nemen” noemen. Wat er te zien is of waarom ieder verdrietig is, weet hij niet echt. Wat is daar elders in het huis gebeurd…?’
Levenslang
Tussen geboren worden en sterven neemt het leven een levensgrote plaats in. De grootste vragen in het leven zijn die, die te maken hebben met ‘waar kom ik vandaan?’, ‘waar ga ik naar toe?’ en ‘ waarom ben ik hier?’. Oorsprong, doel en zin van het leven houdt mensen levenslang bezig. De vraag is hoe je daarmee omgaat binnen het gezin.
Een gezin zou kunnen worden beschouwd als de kleinste eenheid binnen de samenleving. Er wordt ook wel gesproken over het gezin als de hoeksteen van de samenleving, maar dat wil niet ieder zomaar in de mond nemen. Tegenwoordig moeten alle vormen van samenleven immers ‘kunnen’. Toch dient de vraag zich aan of veel misstanden in onze Nederlandse samenleving niet (ook) samenhangen met het gebrek aan stabiliteit van de gezinnen. Er is een grote verschuiving te zien in het omgaan met waarden en normen. Maar het is te simpel om het onderwijs de vele levensgrote problemen te laten oplossen.
Kinderen worden – normaal gesproken- in een gezin geboren. Vader en moeder zijn beiden verantwoordelijk voor het nieuwe leven en de groei daarvan. Gezonde groei heeft echter niet alleen met goede voeding en een prettig onderkomen te maken, maar ook met groei van kennis, omgaan met gevoelens, beheersing van de wil en geestelijke zaken, levensvragen.
Dat doet denken aan de manier waarop de Joden omgingen met hun kinderen. ‘Wat ik u heden gebied, zal in uw hart zijn, gij zult het uw kinderen inprenten en daarover spreken, wanneer gij in uw huis zit, wanneer gij onderweg zijt, wanneer gij nederligt en wanneer gij opstaat…’ Van geslacht op geslacht werden zo de woorden en daden van God doorgegeven. Deuteronomium 6 spreekt over Gods geboden en inzettingen, maar ook over de manier waarop Hij het volk Israël het beloofde land in bezit geeft. De beloften van God voor zijn volk is van geslacht tot geslacht hetzelfde. Wanneer zij zich aan die geboden houden, zal het hen wel gaan in het land. Hun leven lang worden zij bepaald bij God die aan het begin en het eind van het leven staat, maar ook daar midden in! Zo zouden ouders in onze tijd er goed aan doen alle zaken in het leven tenminste te beschouwen vanuit dat – christelijke – perspectief.
Levensgroot
Vroeg of laat komt voor ieder mens, menselijk gesproken, de confrontatie met het levenseinde, de dood. Maar veel mensen verdringen dat het liefst en stoppen het weg. Nog steeds menen veel ouders dat hun kinderen niet te sterk betrokken moeten worden bij ziekte- en sterfgevallen in familie- of vriendenkring. Ziekte en dood en wat daarbij komt kijken, worden bij kinderen weggehouden. Echter, kinderen denken er wel degelijk over en kunnen er heel intensief mee bezig zijn. Grote vragen komen naar boven en worden ook daadwerkelijk uitgesproken. Nieuwsgierig als kinderen kunnen zijn, willen zij weten of de zieke dood kan gaan, wat er dan aan de hand is met die gestorvene, wat er gebeurt als een kist de grond in zakt, waar opa of oma nu is… Waarom mocht de kleinzoon uit het voorbeeld niet kijken bij de kist van opa? De ouders hadden er angst voor en droegen die angst voor de dood zo over op hun kind. Zou het niet beter geweest zijn met het kind samen te gaan kijken?
Wanneer ouders hier niet open met hun kinderen over spreken, blijven er grote vragen bestaan en gaan kinderen er in hun eigen denken verder mee. Zij kijken tv en zien ziekte, dood en verderf van over de hele wereld, maar ook de geweldsfilms. Hoe je het ook wendt of keert, op de een of andere manier maken zij kennis met de dood. Waarom dan niet ook met de dood van opa of oma, familie of vrienden, oud of jong?
Waarom zou een kind niet mogen kijken bij de kist waar de overledene in ligt? Waarom zou het kind niet even mogen voelen?
Het zijn levensgrote vragen waar kinderen mee kunnen zitten, maar de vragen worden nog groter als er geen antwoorden worden gegeven, als kinderen overal weggehouden worden. De angst neemt toe voor het onbekende en de effecten kunnen levenslang doorwerken.
Levensfase
Iedere levensfase kent haar eigen vragen, vragen die voor kinderen op dat moment levensgroot kunnen zijn. Het zou goed zijn wanneer ouders, rekening houden met de leeftijd en het karakter van het kind. Zij kunnen proberen tegemoet te komen aan hun vragen en nieuwsgierigheid, zonder hen met geweld te confronteren met ellende, ziekte en dood. In de verschillende leeftijdsfasen hebben kinderen een andere woordenschat, een ander bevattingsvermogen en andere vragen. Zij zijn ook niet allemaal gelijk als het gaat om omgaan met gevoelens; jongens reageren meestal anders dan meisjes en groten denken anders dan kleinen.
In het algemeen is het zo dat kinderen betrekkelijk goed hun eigen grenzen daarin kennen en kunnen aangeven. Op verreweg de meeste vragen kan dan ook het best een eenvoudig, doch duidelijk antwoord gegeven worden zonder. Hierbij kunnen ouders beter niet vervallen tot gedetailleerde uitleg van zaken waar het kind niet om vraagt. Dat begint met goed luisteren: wat vraagt het kind nu eigenlijk? Wat is er recentelijk gebeurd, waar hangt deze vraag mee samen? Verder is het van grote waarde om het kind, ongeacht de leeftijd, altijd serieus te nemen in de vragen die het stelt. Domme vragen bestaan niet!
Kleine kinderen kunnen hun knuffel vaak zo heerlijk koesteren. Die moet overal mee naar toe en zonder knuffel kan er niet geslapen worden. Onafscheidelijk kunnen ze zijn. Onlangs nog werd zelfs via de tv een oproep gedaan naar een vermiste knuffel – dit betrof wel een bijzonder geval. Maar wat zeg je dan als je kind vraagt: Komt beertje ook in de hemel? Je zou kunnen zeggen dat knuffels niet in de hemel komen, maar welk beeld van de hemel heb je dan zelf? Wat draag je over aan je kind als je ‘nee’ zegt? Het is toch zo dat een kind zich met zijn knuffel samen veilig voelt! Die veiligheid wil God ook bieden, in de hemel, maar ook hier op aarde. Gelovigen mogen wandelen aan Vaders hand, dan mogen de kinderen toch ook veilig wandelen aan onze hand en kunnen we toch rustig zeggen dat beertje meegaat: het is goed bij God.
Veel kinderen komen ook in de leeftijd waarop zij kunnen gaan denken dat hun ouders niet de echte ouders zijn. Soms kunnen zij tijden lang alles wat in een gezin gebeurt interpreteren vanuit die gedachte: ik ben een geadopteerd kind. Als vader en moeder weer eens naar een van de vele tv-programma’s over spoorloze ouders en verdwenen of geadopteerde kinderen kijken, kan zo’n gedachte nog weer worden versterkt. Hoe ga je daarmee om? De meeste kinderen, maar ook volwassenen, willen graag weten waar zij vandaan komen. Foto’s in familiealbums kunnen dan prima functioneren om te laten zien hoe het met het gezin of de familie is gegaan. Vertel aan elkaar hoe het ‘vroeger’ was. Moeders kunnen soms heerlijk vertellen over ’toen je klein was’…’ik weet nog….’. Het biedt kinderen houvast, als er foto’s zijn van rond hun geboorte, geboortekaartjes tonen naam en familie en er waren mensen bij die nu nog leven.
Kinderen kunnen boordevol zitten met vragen:
- Ik ben ziek, kan ik doodgaan?
- De buren zijn gescheiden, doen jullie dat nu ook?
- Ik heb alleen een moeder, hoe moet dat nu?
- Mijn vader slaat altijd, is dat normaal?
- Mama krijgt een baby en ik ga kijken als die komt!
Levensvisie
Jonge kinderen zijn meestal vol levenslust, maar naarmate zij zich ontwikkelen dienen ook de vragen zich aan over hun leven en hun toekomst. Grote en kleine vragen dienen zich aan en dagelijks moeten keuzes gemaakt worden.
- Wat zal ik op brood doen?
- Welke jurk doe ik aan?
- Met wie zal ik gaan spelen?
- Welke school moet ik kiezen?
- Haal ik mijn diploma wel?
- Met wie krijg ik verkering?
- Zal ik die brommer nu wel kopen?
- Hoe ver kan ik gaan in mijn relatie?
- Zal ik trouwen?
- Kan ik straks wel werk vinden?
- Is het wel zinvol wat ik allemaal doe?
Deze lijst is slechts een selectie uit de vele vragen die voor kinderen en jonge mensen van levensbelang zijn. De vragen moeten dus ook serieus worden genomen, er mag over gesproken worden, maar de belangrijkste vraag hangt samen met die van de zin van het leven. Het is misschien nog wel te doen om simpele en eenduidige antwoorden te geven op verschillende vragen. Maar als het gaat om de zin van het leven, is er meer aan de hand, dat is complex. Je zou zelfs kunnen zeggen dat wanneer die vraag beantwoord is, de andere vragen in een heel ander perspectief komen te staan. Wanneer God aan het begin en aan het eind van het leven staat, kan het niet anders zijn dan dat Hij ook de Zingever is. Zoals Israël van geslacht op geslacht doorgeeft wat God heeft gezegd en gedaan, zo mogen ouders nog steeds vertellen van diezelfde God die nooit verandert. Hij heeft in Jezus getoond dat Hij bij ons wil zijn. Jezus is de mensen in alles gelijk geworden zonder te zondigen. Hij weet dus waar wij en onze kinderen mee worstelen. De Bijbel biedt zicht op Jezus en op het totale leven. Dat is de meest zinvolle manier om met levensvragen om te gaan. Niet geforceerd de Bijbel erbij slepen, maar echt, midden in het leven staan en leven vanuit geloof. Als ouders hun kinderen dat voorbeeld geven bieden zij een beste basis voor de beantwoording van grote levensvragen.
A. Nijburg MA