Scholen pedagogisch getikt

Besturen en ouders wees alert op de vrijheid van onderwijs.

De pedagogische tik kan in de politiek niet meer op sympathie rekenen. Althans, als het gaat om de relatie tussen ouders en kinderen. In de relatie tussen de overheid en scholen is de pedagogische tik juist razend populair. De overheid denkt vaak beter dan de scholen zelf te weten wat goed is en wat scholen zouden moeten doen. Het vermanende vingertje wordt regelmatig geheven en waar nodig wordt een corrigerende mep uitgedeeld. Wat staat scholen in zulke omstandigheden te doen? En welke rol kunnen ouders spelen? Voor alle betrokkenen bij het onderwijs is er voldoende reden om alert te zijn en zich op deze vragen te bezinnen.

►Pedagogisch-didactische visie
Het hart van de school klopt in de visie op het kind, de manier waarop onderwijs gegeven wordt en de inhoud die aan bod komt. De wetgever heeft deze hartfunctie daarom vanouds goed willen beschermen. Pedagogische en didactische vrijheid zijn een kostbaar goed, omdat zij erkenning geven aan de diepste overtuiging van burgers. scholenOverigens zijn ook deze vrijheden niet onbeperkt. Er zijn wettelijke grenzen die in acht genomen moeten worden. De  leraar die een pedagogische tik uitdeelt, gaat bijvoorbeeld over de grens van de strafwet heen.

De pedagogisch-didactische vrijheid van scholen is de afgelopen jaren sluipenderwijs ingesnoerd. In de praktijk ervaren professionals in de school minder ruimte dan in de handboeken onderwijsrecht nog keurig beschreven staat. Neem bijvoorbeeld de kleuterjuf die zich gedwongen voelt een Citotoets af te nemen bij haar vierjarigen. Dat strijdt met haar visie op de ontwikkeling van het kind, maar gezien de opstelling van de inspectie lijkt er voor haar weinig te kiezen. Of denk aan de directeur die zich ongemakkelijk voelt bij de eenzijdige inzet op opbrengsten voor rekenen en taal. Hij vreest dat de brede ontwikkeling van leerlingen onder druk staat. Leerlingen komen volgens hem bovendien niet naar school om alles uit zichzelf te halen en maximale leerwinst te boeken.

Vanuit het perspectief van pedagogisch-didactische vrijheid zijn ervaringen als deze opvallend. Er is een gapende kloof ontstaan tussen de ervaring van vakmensen en de juridische kaders voor het onderwijs. Dat is echter niet het gevolg van wetten van de overheid. De verklaring ligt in het feit dat de inspectie haar eigen visie aan scholen oplegt. Terwijl de voedsel- en warenautoriteit enkel de kwaliteit en de niet de smaak van producten toetst, gebruikt de onderwijsinspectie voor haar beoordeling niet alleen de wet, maar ook haar eigen opvattingen. De zogenaamd verplichte kleutertoets is hiervan een sprekende uiting. De wet kent helemaal geen plicht om een kleutertoets af te nemen, wat recent nog door de Tweede Kamer is bevestigd. De inspectie heeft die norm zelf geformuleerd. Scholen doen er daarom kennelijk goed aan door te vragen bij criteria waar zij moeite mee hebben en te onderzoeken wat werkelijk harde verplichtingen zijn. Laten schoolleiders en leraren zich niet bij voorbaat neerleggen bij wat als wens van de overheid gepresenteerd wordt!

►Sociale ontwikkeling en veiligheid
Nauwe betrokkenheid van de overheid is in veel gevallen goed te begrijpen. Neem nu het pesten. De overheid wil natuurlijk geen onbewogen toeschouwer zijn bij dit ingrijpende maatschappelijke probleem. Het leed dat leerlingen elkaar aan kunnen doen, staat hoog op de politieke agenda, mede door de tragische gebeurtenissen op diverse scholen. Bewindspersonen tonen graag hun daadkracht en betrokkenheid door het treffen van nieuwe maatregelen. De legitimatie daarvoor is dan dat de overheid volgens de Grondwet aanhoudend zorg moet dragen voor het onderwijs.

Bij al die goede bedoelingen verdwijnt het risico van emotiepolitiek echter gemakkelijk uit beeld. De emotie van het moment leidt er snel toe, dat voorstellen worden gedaan die de verantwoordelijkheid van scholen miskennen en die bij nader inzien ook geen oplossing bieden. De overheid werkt daarmee de utopie in de hand dat met haar maatregelen een belangrijke stap in de bestrijding van het probleem wordt gezet. Met de herhaaldelijke nadruk op wetenschappelijk bewezen effectieve methoden tegen pesten wordt waarschijnlijk vooral het diepe besef overschreeuwd, dat voor dit probleem geen eenvoudige, panklare oplossing mogelijk is. Het doet in ieder geval onvoldoende recht aan de betrokkenheid en ervaring van scholen. Alsof scholen zelf niet doordrongen zijn van de noodzaak om pesten zoveel mogelijk te bestrijden!
scholen2
Inmiddels lijkt de politiek als het gaat om pesten voor een belangrijk deel bijgedraaid. Staatssecretaris Dekker ziet namelijk af van een verplichting voor scholen om een wetenschappelijk bewezen effectief programma te gebruiken. Scholen houdenruimte voor hun eigen methode en aanpak. Dat klinkt natuurlijk goed, maar het is geen reden om achterover te leunen. Hoewel de wettelijke verplichting achterwege blijft, wil de bewindsman zijn doel nog steeds bereiken. Bemiddelende instanties als de koepelorganisaties voor het basis- en voortge

zet onderwijs vervullen hierbij een belangrijke rol. Ze hebben gepleit voor meer ruimte voor scholen, maar in hun alternatieve plan krijgen de wetenschappelijk bewezen effectieve methoden nog steeds een zwaar accent. Laten scholen er dus voor zorgen dat zij via deze achterdeur niet alsnog invloeden in huis krijgen die zij liever niet zien. Onder de aanbevolen wetenschappelijke methoden zit bijvoorbeeld ook de Kanjertraining. Dit programma lijkt meer sympathie voor de daders dan voor de slachtoffers van pesten te kweken. Overigens leeft bij de inspectie de behoefte om de sociaal-emotionele ontwikkeling van leerlingen over de volle breedte beter in kaart te brengen. Daarvoor is zelfs een leerstoel opgericht. De inspectie onderkent namelijk, dat het bijzonder lastig is om het sociale domein op zinvolle en betrouwbare wijze in kaart te brengen. Merkwaardig genoeg weerhoudt dat haar niet om scholen hierop steeds kritischer te bevragen. De inspectie verwacht eigenlijk dat scholen niet alleen voor rekenen en taal, maar ook voor sociale opbrengsten genormeerde systemen gebruiken. Het is wellicht overbodig om te vermelden dat hier meer sprake is van een hobby dan van wettelijke normen.

►Seksuele diversiteit
De Tweede Kamer heeft meer dan gemiddeld belangstelling voor het onderwerp seksualiteit in het onderwijsprogramma. Na jarenlang gedram onder aanvoering van D66 zijn de kerndoelen voor het onderwijs op dit punt gewijzigd. Uiteraard boden de kerndoelen op verschillende punten al aanknopingspunten, maar een Kamermeerderheid had kennelijk behoefte aan meer houvast. Dat heeft geleid tot de formule dat leerlingen respectvol om leren gaan met seksualiteit en met diversiteit binnen de samenleving, waaronder seksuele diversiteit. Op die formulering zou natuurlijk genoeg af te dingen zijn. Zo is de vraag opgeworpen of perverse vormen van diversiteit ook op respect moeten kunnen rekenen. Gelukkig is het maatschappelijk klimaat inmiddels weer zo ingesteld dat bijvoorbeeld pedoseksualiteit geen acceptabele praktijk meer is.

Naast de invloed van de overheid doen ook de media zich behoorlijk gelden in de school. Het programma Dokter Corrie van Schooltv is een bekend voorbeeld. Het thema seksualiteit wordt hierin door deze ‘dokter’ op wansmakelijke en pedagogisch miserabele wijze aan de orde gesteld. Het is bijna verwonderlijk dat de artsenorganisatie nog geen procedure is gestart tegen de grapjurk die in witte jas allerlei flauwe geintjes maakt. In ieder geval is het beschamend dat dit programma met belastinggeld en ondersteuning van zogenaamde experts gemaakt wordt. Staatssecretaris Dekker heeft gelijk dat de publieke omroep minder aan plat vermaak zou moeten doen. Dokter Corrie onderstreept zijn stelling. Het zou een prima idee zijn als de subsidiekraan voor dit programma dicht zou gaan. Helaas lijkt dat ook weer niet de bedoeling van Dekker. Hij liet juist zijn neus zien bij Dokter Corrie, nadat een groep ouders in Den Haag protest tegen het programma had aangetekend.

Dat de overheid haar verantwoordelijkheid in dit geval niet neemt, moet scholen er des te meer toe nopen hun verantwoordelijkheid serieus te nemen. Het is in dat licht toch wat merkwaardig dat sommige leraren met beschuldigende vinger naar de overheid wijzen, terwijl zij het programma Schooltv zelf aanzetten in de klas. Hier geldt wel degelijk: er zit een knop op die ‘tv’. Niemand dwingt scholen om Dokter Corrie te kijken. Van leraren mogen we juist verwachten dat zij het materiaal voor de les kritisch onderzoeken. Het geestelijke welzijn van de kinderen is immers in het geding! Als scholen hierin te weinig verantwoordelijkheidsgevoel tonen, kan het nodig zijn dat ouders een pedagogische tik uitdelen. In alle liefde en vriendelijkheid uiteraard, vanuit een gedeelde missie.

Wat ten aanzien van Dokter Corrie geldt, is overigens ook van toepassing op het onderwerp seksuele diversiteit. Bij de wijziging van de kerndoelen is uitdrukkelijk bepaald dat scholen de kerndoelen naar eigen inzicht onderwijskundig en inhoudelijk mogen invullen. Scholen hebben de vrijheid om een benadering te kiezen die past bij de eigen professionele en identiteitsgerelateerde keuzes en de schoolspecifieke visie en context. Dat mag door christelijke scholen opgevat worden als een uitnodiging om hun Bijbelse boodschap te blijven doorgeven en niets aan de kracht af te doen. Er is voor deze scholen geen enkele reden om bang te zijn voor de inspectie, als zij de Bijbelse boodschap op respectvolle wijze overdragen aan de leerlingen. Het geeft geen pas om het verwateren van de boodschap te rechtvaardigen met het verweer dat de ervoor ruimte door de overheid beknot is.

►Tot slot
Uit het voorgaande blijkt dat allerlei instanties en verwachtingen zich bij de school aandienen. Sommige scholen zien door de bomen het bos niet meer. Hoeveel vrijheid hebben we, wat zijn werkelijk harde grenzen? Andere scholen gaan eenvoudig uit van een beperktere vrijheid dan hen toekomt. Het risico is in beide gevallen groot dat de missie en de visie van de school in de knel komen. Gelet op het belang van Bijbels onderwijs is een alerter opstelling van besturen, professionals en ouders broodnodig. Scholen kunnen richting de overheid de vinger leggen bij de grenzen die in acht genomen moeten worden. Ouders kunnen hun vinger opsteken om scholen bij de les te houden. Gezamenlijk houden zij het schip op koers, tot zegen van de leerlingen in het bijzonder en tot nut van de maatschappij in het algemeen.

Gijsbert Leertouwer LLM, BA