Weet je wat? Ik word dyslectisch (artikel)

Interview met drs W. de Haan, auteur van de bekende ‘Methode de Haan’, die effectief blijkt te zijn bij het behandelen van dyslexie en mogelijk ook bij het voorkomen ervan.

over oorzaken en genezing van dyslexie

Interview met drs W. de Haan, auteur van de bekende ‘Methode De Haan’, die effectief blijkt te zijn bij het behandelen van dyslexie en mogelijk ook bij het voorkomen ervan.

 

Naar aanleiding van onze beoordeling van lees-, taal- en schrijfmethoden hadden wij een interview met drs. W.J. de Haan, de auteur van de bekende ‘Methode De Haan’. Een opmerkelijk mens met een opmerkelijke visie die haaks staat op datgene wat sinds jaar en dag ‘onderwijspolitiek correct’ heet. “Dyslexie is een taalkundig probleem met een taalkundige oplossing.” Zijn geschriften spreken duidelijke taal: Dyslexie, het einde van een mythe; Fonologiseren veroorzaakt dyslexie; Schoolrijpheid en taalonderwijs; Taalonderwijs: analoog of analytisch . . .

Een belangrijke issue, maar wel gebracht op een manier die tegen de gangbare opvattingen ingaat. Daarom werd eind 2001 een gesprek belegd met enkele deskundigen van de Christelijke Hogeschool Ede, Methode De Haan en Bijbel & Onderwijs met als oogmerk: hoe nu verder? De resultaten van dit open en zinvol overleg zijn hierin, met instemming van betrokkenen, verwerkt.

Een korte kennismaking met drs. W.de Haan, overgenomen uit de nieuwsbrief ‘Schoolrijpheid en taalonderwijs’.

Willem de Haan is neerlandicus en taalpsycholoog. Hij begon in 1965 aan zijn studie naar de oorsprong van dyslexie met de stelling: “Geschreven taal kan niet moeilijk zijn”, omdat in die tijd de meeste mensen hun taal vrijwel foutloos schreven. Sinds vele jaren is hij voorzitter van Stichting Methode De Haan, een ideële stichting die met inzet van vele vrijwilligers verbetering van het huidige onderwijs nastreeft.

De Haan begon zijn onderzoek door veelvoorkomende fouten die mensen met taal maken te vergelijken met de gegevens over kindertaal gekoppeld aan de statische schrijftaal. Dit leverde een taalpsychologische methode op die voor iedereen leesbaar is: taal = de statische schrijftaal; psychologisch = de wijze waarop ieder individu die schrijftaal hanteert.
Op deze wijze is De Haan erin geslaagd om de structuur bloot te leggen. De resultaten die hij met moeilijklezende kinderen heeft bereikt, geven hem grond voor zijn stelling: Door de structuren van de taal als taalregels te leren, zijn leerlingen in staat foutloos te lezen en te schrijven.

Mijnheer De Haan, hoe hebt u Bijbel & Onderwijs leren kennen?
Op de NOT (Nationale Onderwijs Tentoonstelling in Utrecht) maakte een onderwijzer mij op uw vereniging attent en sindsdien ontvang ik uw magazine.

Waarom vraagt U van Bijbel & Onderwijs of wij iets zouden kunnen doen aan wat u noemt ‘de toenemende chaotisering in het onderwijs?’
Als auteur van de ‘methode De Haan’ claim ik een oplossing te hebben voor het grote probleem van dyslexie (taalzwakte) en dyscalculie (rekenzwakte). Dat bewijzen ook de resultaten van meer dan 600 kinderen per jaar die door hun ouders of leraren naar ons bureau worden verwezen.
Maar onze werkwijze gaat in tegen al datgene wat de afgelopen decennia in ons land (en daarbuiten) als ‘onderwijspolitiek correct’ wordt ervaren. Daarom zien wij graag dat een vereniging als Bijbel & Onderwijs ons gedachtegoed zelf beoordeelt en naar buiten helpt uit te dragen.

Kunt u aan ons uitleggen wat de bedoeling is van uw ‘methode De Haan’? 
Het huidige taalonderwijs gaat uit van klanken in plaats van het alfabet. Dit fonologiseren grijpt terug op een vroegere fase in de ontwikkeling, alsof je de klanken van baby’s weer naar voren gaat halen. Dit is een vorm van regressie die later weer moet worden afgeleerd. Op die manier wordt het huidige klankonderwijs tot een belangrijke oorzaak van dyslexie. Het Protocol leesproblemen en dyslexie (2001) kan dit onvoldoende remediëren, omdat de aangereikte materialen voor de zorgverbreding eveneens gebaseerd zijn op analoge methoden. Vandaar de uitspraak: het leesplankje Aap-Noot-Mies moet terug! Als je het onderwijs verandert, vermindert de dyslexie weer tot het geringe percentage van weleer dat zijn oorzaak vindt in factoren bij het kind zelf.

Is uw methode een vorm van remedial teaching of een reguliere taalmethode?
Wij zijn begonnen om kinderen te helpen die grote moeite hebben met de Nederlandse taal. Meestal nemen hun ouders hierover met ons contact op, een enkele keer verwijst de school hen naar ons.
Daarbij blijkt altijd weer dat dyslexie een taalprobleem is dat ontstaat door de taalmethode die de school gebruikt. Alle bestaande taalmethoden gaan uit van klankonderwijs; grammatica krijgen ze pas in de bovenbouw. Wij gaan uit van analytisch onderwijs waarbij kinderen vanaf het begin de 25 taalregels van spelling en grammatica leren. De resultaten zijn verrassend en de dyslexie verdwijnt.
Op grond hiervan hebben wij een eigen taalmethode ontwikkeld die is vastgelegd in vier docentendelen: Lezen is zilver, schrijven is goud, voor de groepen 3 t/m 6. Daarnaast hebben we een remediërende set van vijf boeken, die samen met alle bestaande taalmethoden gebruikt kunnen worden.

Een tip: Als het blauwe boekje Aanvankelijk lezen en schrijven met de spellingmethode van De Haan wordt gebruikt, voordat je met de op jouw basisschool gangbare methode gaat werken, kun je eigenlijk alle methoden gebruiken. Daarmee wordt namelijk de basis gelegd waarop een kind kan voortbouwen.

Maar kinderen maken toch via klanken hun eerste woordjes?
Inderdaad, maar hiermee komen wij bij de ontwikkelingspsychologie. De ontwikkeling van een kind is geen doorgaande lijn maar verloopt in fasen. Dat wist vroeger iedereen. In de taalontwikkeling onderscheiden we diverse fasen:

1. De brabbelfase wordt afgesloten met het uiten van de eerste woordjes. (vaak 8 maanden na de geboorte). De baby ‘kent’ dan onbewust de samenhang tussen klinkers en medeklinkers.

2. Het combineren van enkele woorden tot een tweewoordzin: het krompraten verdwijnt vanzelf, als de opvoeder normaal blijft praten.

3. Een kind experimenteert met de taal door analogieën te gebruiken, bijvoorbeeld ik hoopte . . . ik loopte.

4. Meestal tussen de 6 en 7 jaar wordt een kind schoolrijp. Dan is het toe aan de volgende fase, waarbij het leert spellen vanuit het alfabet en de toepassing van de taalregels. Dan is de fase van de klanken en het analoge voorbij, dat geheimzinnige vermogen om te leren spreken. Met het gaan naar ‘de grote school’ (nu groep 3) begint de fase van de analyse.

Sinds de methode-Hoogeveen (het leesplankje) is vervangen door allerlei ‘globale methodes’, grijpen alle taalmethodes terug op datgene wat in vorige fasen werd ontwikkeld. Daarmee zijn deze in de meest letterlijke zin kinderachtig (regressief).
Het gevolg is dat tweederde van de kinderen moeite hebben met lezen en schrijven; wij noemen dit ‘taalzwakte’. Van de overige is 15% A-kind; zij leren het zichzelf, ondanks de problemen van de methodes. Een even groot percentage kan die problemen niet aan en ontwikkelt taalzwakte of dyslexie.

Wat vindt u van ons motto: Weet je wat? Ik word dyslectisch!
Heel typerend! In september gaan de kinderen van groep 3 met plezier aan het werk, want ieder kind is gemotiveerd om te leren lezen en schrijven. Met de huidige methodes komt na drie maanden, in december, de grote omslag. Dan blijkt het merendeel van de kinderen taalzwak te zijn en komen de eerste signalen van dyslexie. Veel kinderen zien er geen gat meer in en willen niet meer naar school. Anderen trekken zich terug in een eigen fantasiewereld.
Maar die dyslexie ligt niet aan de kinderen, die soms allerlei tests ondergaan die weinig helpen maar hen wel stigmatiseren. De beste test is de school zelf, namelijk via het wekelijkse onvoorbereide dictee.

Is Methode de Haan wetenschappelijk verantwoord, vergeleken met de bestaande taalmethoden? 
De bestaande taalmethoden hebben geen wetenschappelijke basis. Onze professoren lopen als blinde paarden achter Amerika aan. Bij de vroegere analytische methode gaven 2 – 4% van de kinderen blijk van taalzwakte, maar toen eind vijftiger jaren de zgn. globale taalmethode werd ingevoerd, liep dit snel op tot 10 – 15%. Deze cijfers zijn gebaseerd op onderzoekingen door prof. Van Grewel, die hierover in 1958 en 1962 publiceerde.
Het aanwijsbare verband wordt echter ontkend en de slechte resultaten worden gewijd aan te grote klassen, nog niet goed ingespeelde leraren en te weinig remedial teachers. Nonsens! Vroeger waren de klassen veel groter dan tegenwoordig en bijstand van buiten de school kwam nauwelijks voor.
Onze methode kan bogen op resultaten, zowel in de remedial teaching als op enkele scholen die van onze methode uitgaan. Er is een schoolbegeleidingsdienst (B&O heeft deze bezocht), die in staat is de resultaten te vergelijken om tot een wetenschappelijk verantwoord oordeel te komen. Maar daarbij moet men tegen een sterke stroming oproeien en niet iedereen is daartoe in staat. Dat blijkt ook wel uit het feit dat een politieke partij die hierover Kamervragen wilde stellen, mijn dossier hierover “niet meer kan vinden.”

Wat heeft Bijbel & Onderwijs hier nu mee te maken? Wij zijn immers gericht op de (christelijke) identiteit!
Inderdaad is dyslexie geen levensbeschouwelijk maar een puur methodologisch probleem. Maar de gevolgen ervan zijn wel degelijk pedagogisch en levensbeschouwelijk. Als een kind dyslectisch blijkt te zijn, zijn ouders en leraren vaak radeloos, want hiermee wordt de basis voor de verdere ontwikkeling aangetast. De weg die dan voor hen ligt is een lijdensweg van allerlei vormen van onderzoek en remedial teaching, met dikwijls als resultaat: je moet er maar mee leren leven!
Uitgevers spelen hierop in met methoden die van alles verzinnen om het lezen ‘leuker’ te maken, bijvoorbeeld met de laptop als het nieuwe ‘leesplankje’ (bij de schooltelevisie Ik Mik Loraland) of het aanboren van innerlijke bronnen zoals bij de grafologische methode Schrijfdans, of de mythe van linker- en rechterhersenhelften zoals bij edukinesiologie.
Wanneer kinderen gewoon analytisch leren lezen, zijn al die kunstgrepen overbodig. Dan is lezen en schrijven niet meer een vorm van levensbeschouwing (behoudens natuurlijk het taalgebruik), maar gewoon een methode en een didactiek, wat het altijd is geweest. Bovendien wordt dan vanuit de eerste klas (pardon, vanaf groep 3) hun kritisch denkvermogen ontwikkeld.

Hoe kijkt u aan tegen het fenomeen leesmoeders?
Een goede methode wordt gegeven door een goede onderwijzer. Daarbij zijn geen leesmoeders nodig (voor leeszwakke kinderen), evenmin als een stoet van remedial teachers en testers (voor dyslectische kinderen). Leesmoeders zijn het failliet van het onderwijs!
Dit is een indrukwekkend en uitdagend verhaal! Wat kan Bijbel & Onderwijs eventueel voor u doen?
Het eerste
 is een beoordeling van leesmethoden volgens realistische pedagogische en methodologische criteria. Het percentage dyslectische kinderen is daarvan een graadmeter.
Het tweede is uw hulp bij een wetenschappelijke onderbouwing, met name de evaluatie van scholen die gebruik maken van beide methodes: bestaande taalmethodes en de Methode De Haan. Hiertoe geef ik u de naam van een schoolbegeleidingsdienst die beide soorten scholen onder zich heeft.
Het derde is het inbrengen van de Methode De Haan bij de lerarenopleidingen (pabo’s) en hiervan een discussiestuk maken. In een enkel geval heeft een student hiervan een scriptie gemaakt.
Ten vierde. Als Bijbel & Onderwijs op levensbeschouwelijke gronden (bijvoorbeeld het gebruik van hypnotische trance in de klas) contact opneemt met de onderwijsinspectie, kan hieraan het punt van dyslexie, (on)gemotiveerdheid en zelfs home schooling gekoppeld worden.

Voor nadere informatie kan men terecht bij het secretariaat ((020-6935834 of 073-6411604) resp. op de website www.methodedehaan.nl