Wat bieden wij onze kinderen te lezen?

Vertaling van de bijdrage ‘What Literature shall we give our Children?’ tijdens het congres ‘Wereldbeeld en levensstijl–Wat laten wij onze kinderen na?’ in Yalta, De Krim, mei 2000

B&O magazine, door dr. Fawn Knight

Alle kinderen houden van een goed verhaal. Wanneer we nadenken over wat we onze kinderen laten lezen, moeten we ons afvragen: Wat maakt iets voor kinderen tot een goed verhaal? Om te beginnen is een goed verhaal iets waarvan kinderen kunnen genieten, waar ze graag naar luisteren omdat het hun wereld verruimt. Maar het plezier om te luisteren komt ook voort uit de taal die de verteller gebruikt, uit het ritme en de muziek in de woorden. Een kind dat zich nooit behaaglijk heeft genesteld bij een haardvuur, of opgerold onder de dekens, om naar een verhaal te horen, heeft iets heel belangrijks in zijn jonge leven gemist.

Los daarvan is het onze taak om iets aan onze kinderen door te geven. Een goed verhaal zal een diepgaande invloed op hun leven hebben en hen leren hoe zij over zichzelf denken en over de wereld waarin ze leven. Als deskundige op het gebied van kinderboeken leg ik de nadruk op kwaliteit. Kinderen vormen de toekomst van een land of volk en zij verdienen het beste dat wij hen kunnen bieden. Het beste is voor hen nauwelijks goed genoeg.

Kinderboeken vormen een belangrijke drager voor onze cultuur, althans de cultuur die wij aan onze kinderen willen overdragen. Via de lectuur die zij voor hun kinderen kiezen, maken volwassenen machtige keuzes over de manier waarop hun kinderen in de wereld zullen staan.


Kwaliteit in kinderboeken
Als eerste poneer ik dat goede lectuur kinderen verbeeldingskracht bijbrengt. Dat is wat anders dan wat tegenwoordig als ‘fantasie’ geldt, want verbeelding betekent: creatief denken, mogelijkheden zien. Net als onze spieren moet dat vermogen worden geoefend en dat is precies wat goede verhalen doen. Een kind dat leest of luistert, construeert het verhaal in zijn of haar denken. In zekere zin beleeft ieder kind het verhaal op zijn eigen wijze, want ieder kind is uniek. Het is God die een oneindige variatie van mensenkinderen heeft geschapen, en het scheppend vermogen, onze verbeeldingskracht, reflecteert de aard van onze Schepper. Die vermogens zijn van Hem afkomstig en moeten worden gekoesterd en ontwikkeld. Ieder verhaal is een kanaal dat de verbeelding van kinderen bevordert.

In onze cultuur, met zijn televisie, bioscoop en video, wordt het woord steeds meer vervangen door het beeld. Wanneer er wordt geschreven over het effect van deze media op onze kinderen, gaat het meestal om de inhoud, maar ik wil nu even stilstaan bij de vorm van deze uitingen van kunst. Wanneer iemand een televisieprogramma of film maakt, kiest hij de beelden uit die de kijkers zullen zien. Maar in een boek of verhaal maakt iedereen die leest of luistert zijn eigen, unieke beelden. De woorden vormen de springplank, maar pas in het denken van het kind komt het verhaal echt tot leven. Het kind wordt dus betrokken bij het verhaal zelf, het wordt mede-schepper in zijn of haar verbeelding.
Taalontwikkeling
Ten tweede is er de vorming van de woordenschat. Op tv of film is die meestal erg beperkt, want daar staat het beeld voorop. Natuurlijk wordt de kijker bij tv of film bij het verhaal betrokken, maar ik geloof dat bij een verhaal, het kind een heel andere vorm van groei doormaakt. Door middel van woorden maakt het kind kennis met een nieuwe, rijke woordenschat die zichzelf vanuit de context verklaart. (Hier geeft de auteur enkele voorbeelden uit Engelse kinderboeken, zoals die van de schrijfster Beatrix Potter).

Of het nu gaat om schrijvers voor volwassenen of voor kinderen, de echte groten onder hen gebruiken woorden als drager van hun kunst. Net als in de Bijbel, gebruiken zij krachtige, rijke, waarheidsgetrouwe taal. In de Bijbel ‘spreekt’ God en daarmee roept Hij de natuurlijke wereld tot bestaan (Genesis 1-2, Johannes 1). Daarom is taal, net als creatieve verbeelding, een gave van God en daarom moeten wij onze kinderen le mot juste, het juiste woord, geven.

Morele vorming
Het derde motief om onze kinderen goede lectuur te geven, betreft de morele vorming. Verhalen zijn een krachtige drager van moreel denken en gedrag. David Augsburger merkt op:

In alle culturen komt de zedelijke ontwikkeling rechtstreeks voort uit verhalen, meer dan uit morele uitspraken en voorschriften. Verhalen, zegswijzen en beeldspraak confronteren de ons met allerlei fundamentele zaken over sociale relaties, gezag en gehoorzaamheid, evenals verantwoorde keuzes in moeilijke situaties.

Hoewel Augsburger hier niet speciaal over kinderen spreekt, is zijn uitspraak nadrukkelijk ook op hen van toepassing. In het verhaal worden belangrijke zaken tot leven gebracht op een wijze die rechtstreeks tot het kinderhart spreekt. Wij spreken hierbij niet over vervelende zedenmeesterij, maar over echte verhalen die het begrip verrijken met goede beeldspraak die hun het leven doen verstaan. De beste kinderboeken zijn een voorbereiding op het leven zelf en gaan over de existentiële vragen waar alle mensen mee te maken krijgen.

Verhalen voeren je mee naar het echte leven waarin de ethische principes worden toegepast. Veel van Jezus’ onderricht kwam in de vorm van gelijkenissen, die over de hele wereld bekend zijn geworden. Het grootste deel van de Bijbel komt tot ons als verhalen die volwassenen en kinderen meeslepen vanwege de kracht van hun beeldspraak waarin iedereen zich herkent en die het leven uitermate verrijken.

Een boodschap van hoop
De vierde en laatste kwaliteit van kinderboeken is hoop. Eerder heb ik al gezegd dat een goed kinderboek allereerst de kinderen moet boeien. Ook moet het taalgebruik het denken van het kind verrijken. Kinderen moeten voorbereid worden op het leven zelf, zodat ze het probleem kunnen bevatten en op weg gaan naar een antwoord. Maar hoe belangrijk deze drie ook zijn, van wezenlijk belang is dat het antwoord, de uitwerking van de plot, hoop biedt.

Veel Europese volksverhalen bevatten een boodschap van hoop. Ja, zeggen de verhalen, het is soms angstig om jong te zijn en je kunt je machteloos voelen in een duistere wereld. Toch overleven de helden in deze verhalen en hun boodschap aan de kinderen is: die moeilijkheden zijn er om overwonnen te worden. Het is niet te verdedigen om kinderen een verhaal te vertellen zonder hoop.

Ik zeg niet, dat alle verhalen een happy end moeten hebben. Met name oudere kinderen en volwassenen hebben soms te maken met pijnlijke realiteiten. Zo vind ik het onzin om Romeo en Julia voor tieners te herschrijven zodat de twee geliefden elkaar tenslotte krijgen! Maar wat we onze kinderen willen nalaten, is niet alleen lectuur die het leven beschrijft, het is een boodschap van hoop! In de sprookjes van Narnia van C.S. Lewis leren kinderen dat pijn en dood realiteiten zijn, evenals oorlog en bedrog. Maar met iedere reis naar dit fantasieland leren de kinderen uit het verhaal, net als de kinderen die de sprookjesboeken van Lewis lezen, meer over God.

Wij moeten niet tevreden zijn met de boeken die we onze kinderen geven, totdat we verhalen hebben gevonden die hun de zin van het leven bijbrengen vanuit onze hoop in God.