Hebreeen, Israelieten en Joden

Abraham, Isa?k en Jakob, de drie aartsvaders, waren Hebree?n, nakomelingen van Heber Zij hadden een eigen taal en cultuur en ook een eigen gebied.

Hebree?n, Isra?lieten en Joden (dl 1)

Abraham, Isa?k en Jakob, de drie aartsvaders, waren Hebree?n, nakomelingen van Heber Zij hadden een eigen taal en cultuur en ook een eigen gebied. Ook het bergland in Palestina waar de aartsvaders leefden, behoorde daartoe. Zo zei Jozef tegen de opperschenker: “Ik ben ontvoerd uit mijn geboorteland, het land van de Hebree?n.” Hebreeuws was de taal die zij spraken. Tegenwoordig wordt in Isra?l modern-Hebreeuws gesproken (Ivriet).

De naam Isra?lieten komt van aartsvader Jakob, die de naam Isra?l kreeg. Hij was de vader van twaalf zonen. Die hadden niet allemaal dezelfde moeder, want Jakob had twee vrouwen: Lea en Rachel. Zij hadden volgens de cultuur waarin zij leefden hun slavin als bijvrouw gegeven aan Jakob: Bilha en Zilpa.

De naam Isra?l betekent: ?vorst van God?. De naam ?Jood’ komt van Juda, de vierde zoon van Jakob en betekent: God loven. Er kwam een moment in de geschiedenis dat Juda de belangrijkste stam werd en dat de Isra?lieten allemaal naar die stam genoemd werden. De inwoners van het tegenwoordige Isra?l worden zowel Isra?li?s als Joden genoemd.