Darwin en Darwinisme

Enkele gegevens over het Europese denken

Het darwinisme kwam niet uit de lucht vallen. Er ging heel wat aan vooraf. In het Europese denken is er naast de Bijbel altijd een brede parallelle stroom geweest vanuit de Renaissance, die het Griekse denken als maatgevend beschouwde. De eerste wetenschappers waren allen belijdende christenen, tot ver in de 19e eeuw toe. In hun werk werden zij voortdurend geconfronteerd met de realiteit, waardoor zij voor al te grote dwalingen behoed werden. Aan de universiteiten had je wetenschappen als theologie, filosofie en rechtsgeleerdheid. Zaken als geologie en biologie werden bedreven door geïnteresseerden, meestal in hun vrije tijd. Er waren wel professoraten, maar die mag je beschouwen als erebaantjes die toegang gaven tot de ‘upper class’. Geregeld onderwijs daarin bestond niet. Vanuit de Renaissance zie je, dat het denken zich verzelfstandigt. Men wilde van God, Bijbel en kerk af. De theologie heeft dit kennelijk gemist. De ‘Verlichting’ heeft de grond voor de wetenschap gezocht in de ‘benedenverdieping’, het denken van de mens. Dat was het geestelijk klimaat in de tijd waarin Charles Darwin opgroeide.

Natuurwetten in plaats van God

Zoals Newton natuurwetten had gevonden voor de hemelruimte, vond men, dat ook het hele leven vanaf ontstaan tot nu toe door natuurwetten geregeerd zou worden. Later werd dat ‘evolutie’ genoemd. Darwins grootvader, Erasmus Darwin, en een zekere Lamarck hadden hun visies gepubliceerd. Er was echter geen mechanisme bekend, dat die evolutie zou kunnen sturen. Het werd urgent om een verklaringstheorie te vinden die niets meer met Bijbel, kerk en geloof te maken had. Veel intellectuelen geloofden daar al eeuwenlang niet meer in, maar ze moesten zich daar toch nog in schikken, wegens gebrek aan een alternatief.

De invloed van Charles Lyell

Charles Lyell (1797-1875) was een rijke advocaat, die graag als een goed christenmens te boek stond, maar die in brieven aan vrienden schreef dat “…we af moeten van de geschriften van Mozes”, waarmee hij bedoelde, dat een recente schepping in zes dagen, een wereldwijde vloed, maar ook Gods wetten op de Horeb, uit het bewustzijn van de Europeanen moest worden uitgewist. Iemand met een dubbele agenda dus. Hij kende al wel enkele naturalistische ontstaanstheorieën over het leven, maar het probleem was, dat zoiets veel tijd kostte. En daar ging hij wat aan doen. Charles had tijd en geld genoeg en reisde Europa rond om aan de hand van zijn bevindingen een boek over geologie te schrijven. Hij ging daarbij uit van de stelling: het heden is de sleutel tot het verleden. De snelheid waarmee thans klei, zand, grind e.d. worden afgezet, is ook maatgevend voor het verleden. Nu als die snelheid 1 mm per jaar is en we hebben een afzettingsdikte van 1 kilometer, dan duurde dat dus een miljoen jaar. En zo bouwde hij dus aan de voor evolutie benodigde tijd. Hij benoemde zichzelf al doende tot een geologisch expert. Hij publiceerde zijn bevindingen van 1830-1833 in een driedelig werk ‘Principles of Geology’. Omdat hij zelf buiten schot wilde blijven, moest hij iemand zien te vinden die een geloofwaardige theorie over het ontstaan van het leven wilde publiceren. En daarvoor bood zich, zonder zelf het te beseffen, iemand aan.

De mens Charles Darwin

Charles Darwin (1809-1882), kleinzoon van de eerdergenoemde Erasmus Darwin, was een intelligent en beminnelijk mens, onzeker over zichzelf, geneigd tot hypochondrie (= neiging om voortdurend ten onrechte te denken, dat men allerlei ziektes heeft), maar met een goede dosis eerzucht. Orthodox in geloof, maar zeker niet fanatiek. Hij geloofde in schepping en zondvloed. Op zijn 16e heeft hij 2 jaar in Edinburgh medicijnen gestudeerd en in 1828 werd hij naar Cambridge gestuurd voor een opleiding theologie. In die tijd was zo’n job eigenlijk voor de mislukkelingen, maar het betaalde goed. Daar las hij Paley’s boek over de natuurlijke theologie en raakte meer geïnteresseerd in biologie. De gelovige bioloog ds. John Henslow bracht hem in contact met Adam Sedgwick, die geologie doceerde in Cambridge. Na drie verknoeide jaren verliet Darwin Cambridge om zich te vestigen als dorpspriester op het Engelse platteland. Maar toen nam zijn leven een totaal andere wending. Hij werd gevraagd om enkele jaren als ‘naturalist’ mee te varen met het schip de ‘Beagle’.

De reis met de ‘Beagle’

In tegenstelling tot de algemeen geaccepteerde mythe heeft deze reis volgens zijn biografe, Gertrude Himmelfarb, geen enkele bijdrage geleverd aan het ontstaan van Darwins boek. Anderen moesten hem later wijzen op de ‘Darwin-vinken’. Hij wist zelf niet eens precies welke beesten hij gezien had op de verschillende Galapagos-eilanden. Na vijf lange jaren stapte Darwin in 1836 aan wal. Juist voordat hij op 27 december 1831 uitzeilde, kreeg hij van Henslow het eerste deel van Lyells boek over de geologie, “maar”, zei Henslow, “je moet er niets van geloven.” Het grootste deel van die tijd was Darwin op het land bezig met het verzamelen van gesteenten en fossielen, want zijn grootste belangstelling lag toch bij de geologie. Intussen dacht hij over de verschillende levensvormen na, vroeg zich af waarom er op verschillende plekken verschillende dieren leefden en filosofeerde daarover, mogelijke verklaringen zoekend. Daarover heeft hij veel geschreven in zijn notitieboeken.

De ‘Origin of Species’

De duistere figuur achter Darwin is Charles Lyell. Hij was een meester in het op de achtergrond blijven en anderen voor zijn karretje te spannen. Darwin was in het bezit van al zijn werken over geologie. Deel 1 had hij tijdens zijn reis bestudeerd. Het lezen van deel 2 bracht hem op het idee het in zijn Origin uit te werken. Iemand schreef eens: deel 2 van Lyells ‘Principles of Geology’ is werkelijk de ‘Origin’, maar zonder darwinisme. Bij het lezen van dit deel kreeg Darwin de hele theorie uitgespeld, behalve het mechanisme van de natuurlijke selectie. Darwin begon nu feiten bij de theorie te zoeken. Hij werkte zijn aantekeningen om tot het raamwerk voor een boek. Lyell stond er zo met zijn neus bovenop, dat Darwin eens verzuchtte: ‘Als ik mijn gedachten terugdenk, weet ik niet welk deel van mijzelf is en welk van Lyell.’ Maar de liefde van Lyell bekoelde, toen hij in de gaten kreeg dat Darwins werk atheïstische trekjes begon te vertonen. Het moest wel Mozes’ boeken ondergraven, maar niet openlijk antichristelijk worden. Lyell wilde in de ogen van het publiek een net en christelijk mens blijven lijken. Bij de verschijning in 1859 was er grote oppositie vanuit de Engelse maatschappij. Wetenschappers vonden het beneden de maat. Dat was en is het ook. Het is geen wetenschappelijke verhandeling over het ontstaan van de soorten, maar een breedsprakige natuurfilosofische verhandeling, met tal van frasen als “het is gemakkelijk in te zien dat…”, “…is het niet moeilijk voor te stellen dat…”, maar met geen enkel echt wetenschappelijk statement, laat staan een bewijs voor enige stelling. Darwin bouwde in de tekst allerlei veiligheden in voor het geval dat nieuwe vondsten zijn opvatting zouden falsificeren. Darwin en zijn vrienden, inclusief Lyell, waren op het gebied van wiskunde en logica eigenlijk vergulde nullen. Prof. Thompson schreef in het voorwoord van de uitgave in 1956: ‘Het succes van het darwinisme ging gelijk op met afname van wetenschappelijke integriteit.’ Want gaf Darwin nu een theorie over het ontstaan van de soorten? Niet in het minst. Hij probeerde de variatie op soortniveau – die hij als kweker goed kende – te extrapoleren (= een reeks of een verhouding uitbreiden of voortzetten buiten het oorspronkelijke gebied) naar een evolutie van soort naar soort in opklimmende zin en beweerde, dat dat mogelijk was, als er maar tijd genoeg beschikbaar was. Nu, die tijd had Lyell verschaft, dacht hij (en denken velen nog).

Hoe het evolutionisme zich verspreidde

Lyell kocht bij verschijning heel wat exemplaren op en stuurde die aan ‘dissidente’ anglicaanse geestelijken, want zo zei hij: ‘De anglicaanse kerk van binnenuit nemen, scheelt 50 jaar harde strijd.’ En dat bleek waar. Geen enkel nieuw wetenschappelijk feit, geen doorwrochte – tenminste enigszins geteste – theorie prijkt in Darwins werk, het boek vervulde in hoofdzaak de functie van schaamlap en afleidingsmanoeuvre. Toch werd Darwins boek gepropageerd als het ultieme bewijs van een naturalistische oorsprong van het leven. Maar dat was het niet en is het nog steeds niet. Door een slechte gezondheid verdedigde Darwin zijn werk niet zelf, maar liet dat aan Thomas H. Huxley (1825-1895) over. Deze vond Darwins oplossing weliswaar ontoereikend, maar bij gebrek aan beter bood hij zich aan om het werk te verdedigen. Hij deed dat zo fanatiek dat hij de bijnaam “Darwins buldog” kreeg. Lyell en zijn vrienden, die een groepje (de X-club) vormden binnen de Royal Society, kregen medestanders van Darwin op belangrijke posten aan de Britse universiteiten benoemd. Daardoor stierf het protest in de wetenschappelijke wereld langzaam uit. De theologen zonnen op middelen om zich aan de nieuwe situatie aan te passen.

De aanpassingen in de christelijke wereld

Veel anglicaanse geestelijken waren niet erg gemotiveerd om de langzaam veld winnende opvattingen van Darwin te bestrijden. Dus werden er redeneringen bedacht om de theologie aan te passen aan het kennelijk nieuwe paradigma. Enkele ‘oplossingen’:

Een ‘gat’ tussen Genesis 1:1 en 2. In dat gat moeten dan de geologische lagen en de hele evolutie terechtkomen. Dood en verderf vóór Adam; onzekerheid over de eerste mens: een ‘hominide’ (= op een mens lijkend wezen) waarin een ‘ziel’ geplaatst? Hoezo zonde en dood? Waarom Jezus eigenlijk?

Dagen zijn tijdperken. Ja, maar hoe konden de kruiden en de bomen van dag 3 een tijdperk lang zonder licht van de zon? Theïstische evolutie. Een populaire verlegenheidsoplossing: God gebruikte de wrede evolutieprocessen om te scheppen. Dood en verderf gingen vooraf aan Adam en Eva. Ook hier alleen maar problemen. De dood als straf op de overtreding komt hier in de lucht te hangen. En dus ook Jezus’ werk en Gods plan in bredere zin. Wat winnen we hiermee?

De huidige situatie

Met grote ferventie en toenemende agressiviteit is Darwins idee de westerse wereld opgedrongen. Wie zich niet conformeert, wordt geëxcommuniceerd. De voorbeelden van uitsluiting en broodroof zijn talloos. Openlijk wordt verklaard dat de ‘wetenschap’ thans dient om het materialisme te bevorderen. Ik citeer uit een uitspraak van de Amerikaanse bioloog Richard Lewontin:

“…door onze à priori toewijding aan materiële oorzaken worden we gedwongen om een onderzoeksapparaat en een set concepten te creëren, die materialistische uitkomsten produceren, onverschillig hoe erg ze tegen het normale logische denken ingaan en hoe verwarrend en inconsistent ze zijn voor de niet-ingewijden. Bovendien is dat materialisme absoluut, want we kunnen geen goddelijke voet tussen de deur toestaan.”

(Billions and billions of demons, The New York Review of Books, 9-1-1997).

Tegen deze geest hebben wij te strijden. Een geest die geen compromissen kent, die lacht om onze aanpassingen van de Bijbelse boodschap, een geest die ongedeelde toewijding aan het materialistische, atheïstische dogma vereist en die dat dogma als het enige wil toegelaten hebben aan onze (ook christelijke) scholen en universiteiten.

Ons antwoord

Wat moet ons antwoord als christenen zijn? Ik denk in de eerste plaats: zorgen voor kennis, wetenschappelijk juist en up-to-date. In de tweede plaats: niet buigen voor deze tirannie, maar deze in woord, geschrift en gebed bestrijden. In de derde plaats: een rechtmatige plek opeisen voor het op de Bijbel gebaseerde geluid in opleiding en wetenschap en ons niet laten ontmoedigen. We hebben waarheid en realiteit aan onze kant. Er is momenteel zoveel wetenschappelijk bruikbaar materiaal op het gebied van wis- en natuurkunde, kosmologie, geologie, paleontologie, geschiedenis en recentelijk ook biologie, dat wijst op een jonge aarde, een jong heelal en recent begin van het leven, dat er geen enkele behoefte is om te buigen voor het dictaat van het atheïstisch-materialisme. Veel van dit materiaal is recent en op dit ogenblik nog niet geheel gereed voor publicatie. Maar in dit jaar zal er heel wat op de markt komen. Ook wordt eraan gewerkt dat dit wetenschappelijk vakwerk zal doordringen tot de in het kader van het Darwinjaar alom georganiseerde discussiedagen, tv-programma’s en seminars. Daarnaast verschijnen er regelmatig dvd’s over verschillende onderwerpen, die aantonen dat het Bijbelse geluid voluit wetenschappelijk verdedigbaar is. Er is alle reden om de strijd met het exclusieve dogma van het evolutionisme niet uit de weg te gaan, maar die strijd vol moed, hoop en geloof aan te vatten. De keizer heeft geen kleren aan!

Rinus Kiel