Ibrahiem en Abraham
Een opmerkelijk boek: een Kinderbijbelkoran! Een boek dat ervan uitgaat dat je elkaar moet leren kennen om met elkaar te kunnen samenleven. En dat daaraan een (onmogelijke) bijdrage geeft voor het onderwijs op christelijke, moslim- en samenwerkingsscholen.
De schrijfster Francien van Overbeeke-Rippen 2000 (1932) is onderwijskundige en theologe. In 1998 promoveerde zij op de relatie tussen islam en christendom. Daarvoor werkte zij vijf jaar in Pakistan. Besproken door drs. R.H. Matzken, missioloog
De methode is multireligieus van opzet en presenteert veertig geharmoniseerde verhalen van de drie ‘ Abrahamitische geloofsgroepen’ (jodendom, christendom, islam). Hiertoe zijn de teksten uit met name de Bijbel en de Koran bijeengebracht en voor kinderen vanaf 10 jaar bewerkt. “Het doel van deze verhalen is dat gaandeweg het ‘ elkaar ontmoeten’ zal overgaan in het leren kennen, herkennen en erkennen van elkaar en elkaars heilige boeken – tenach, bijbel en koran – in hun resp. vertalingen.” “Daarom gaat dit boek over wat die religies gezamenlijk hebben, wat zij delen en niet wat deze religies scheidt.”
Bij het lezen van dit boek valt op dat, ook bij iemand die zich doctor mag noemen, de conclusie bij voorbaat voorop staat. Allah is de Arabische naam voor God en ‘dus’ gaat het om dezelfde God, de Allerhoogste. (en dat terwijl christenen uit Moslim-landen, bij al hun streven naar ‘salem’ met de moslim-meerderheid, duidelijk zijn in hun overtuiging dat islam en het christelijk geloof onverenigbaar zijn, omdat ze op essentiële punten iets totaal anders zeggen over wie God is en hoe Hij zich openbaart). Vanuit deze conclusie en overtuiging valt het niet moeilijk om de Bijbel- en Koranverhalen met elkaar overeen te stemmen en zo nodig glad te strijken. Het gevolg is een boek vaak de indruk geeft van een legpuzzel waarbij de stukjes vaak niet in elkaar passen!
Dat begint al bij de tweede les: De eerste mensen. De Bijbel leert, dat satan als engel al ruzie met God had gehad, maar de Koran leert, dat satan niet wilde buigen voor Gods mooie scheppingswerk. In de Bijbel staat, dat de slang Eva influisterde, in de Koran deed de slang dit bij Adam. In de Bijbel verleidt de slang de mens om te eten van de boom van kennis van goed en kwaad, in de Koran leidt de slang de mens naar de boom van het leven. Na de zondeval leven de mensen volgens de Bijbel onder de vloek, maar in de Koran vragen zij vergeving en zei de Allerhoogste: “Als jullie voortaan doen wat Ik zeg, zullen jullie toch gelukkig zijn en niet verdwalen.” Daarmee is de islamitische boodschap dat er geen erfzonde bestaat: Adam en Eva hebben wel gezondigd, maar wij staan daar los van.
Ditzelfde stramien wordt het hele boek door gevolgd, waarbij soms heel waardevolle zaken worden opgeofferd. In de les over ‘ de nieuwe geboden’ (wat waren dan de oude?) wordt uiteengezet hoe de Mozes van de Bijbel en de Musa van de Koran de Wetgeving hebben beleefd en gebracht, maar wat de Allerhoogste nu aan zijn volk heeft geboden, wordt niet gezegd, zelfs niet dat het tien geboden zijn!
Wanneer het gaat over de persoon van Jezus Christus, is het boek eerder een kinderkoran dan een kinderbijbel. Jezus wordt nagenoeg geheel islamitisch beschreven als een voorbeeldig mens (evenals de andere profeten), door God gezonden, die opriep tot ethisch goed gedrag. Zijn wonderen worden op islamitische wijze beschreven. Dat Hij mensen de zonden vergaf, lezen wij niet, evenmin als de boodschap van de verloren zoon. We lezen nog wel van de kruisiging, maar deze is van alle betekenis ontdaan. Behalve deze islamitische Jezus, komen we uit het Nieuwe Testament verder niets tegen.
Dit boek probeert het onmogelijke te doen, namelijk samenbrengen wat niet bij elkaar hoort, ook al zijn er tal van zaken die Mohammed van de joden en de christenen heeft overgenomen. Het resultaat zal waarschijnlijk helaas tegengesteld zijn aan de bedoeling van de auteur: wel een beter begrip voor elkaars religie, maar weinig respect voor een ‘Allerhoogste’ die blijkbaar geen kans zag om de dingen ondubbelzinnig aan de mensen door te geven!
Hoe komt dit nu over op kinderen vanaf 10 jaar, die tegenwoordig heel kritisch en praktisch denken? In andere lessen, zoals wis- en natuurkunde, leren zij logisch, rationeel denken, maar ‘godsdienstige vorming’ gaat daar dwars tegenin: A is ongelijk aan B, maar dat is niet aardig en daarom stellen wij A nu maar gelijk aan B! Hiermee zal ook het respect voor het vak als zodanig dalen: “medemenselijkheid kan ook zonder die verschillende godsnamen en heilige boeken!”
In een recensie lazen wij, dat weinig christelijke scholen dit boek kunnen gebruiken, een conclusie waarmee wij instemmen. Daar vond men het jammer voor de meeste scholen ‘die nog niet zover zijn’. Wij vinden het veeleer jammer voor het boek dat pretendeert een interreligieuze dialoog tot stand te brengen. En vooral jammer voor de moslimkinderen, die op de grens van twee culturen nu juist belangstelling tonen voor Jezus Christus en die (wel of niet?) gekruisigd!
Wij kunnen slechts één aanbeveling doen: kritisch bespreken in het schoolteam en dan samen een antwoord formuleren hoe het wèl kan. Nodigt u daarvoor eens iemand uit, die vanuit de praktijk kan vertellen waarom wij ook in de 21e eeuw vasthouden aan de school met de Bijbel: multicultureel JA, multireligieus NEE!