Leven in een post-christelijke maatschappij (3)

In de vorige artikelen hebben we gezien hoe, door het loslaten van de Heere God als Schepper, de waarde van het menselijk leven daalt. Een schepping zonder God raakt in verval, dat geldt echter ook voor de samenleving, ons land en onze gezinnen. Dit verval tekent zich in onze samenleving steeds duidelijker af, zowel op sociaal-, moreel-, ethisch- als op onderwijskundig gebied. In plaats van een evolutionair proces zien we vandaag een devaluering van het menselijk geslacht. Zo zelfs dat de vergrijzing van de autochtone Europese bevolking een groot probleem dreigt te worden. Vooral met dit laatstgenoemde onderwerp heeft ons thema van dit nummer alles te maken.

Wie, wat bepaalt onze identiteit?
Kan een ID-kaart met foto, geboortedatum en nummer ons vertellen wie ik echt ben? Wie, of wat bepaalt eigenlijk wie je bent? Doet de natuur dat, de overheid, je vrienden, collega’s, jij zelf of God? Heel veel mensen ontlenen hun identiteit aan:

  • Wat ik heb (bv. een mooie auto, villa, baan, enz.).
  • Hoe ik er uit zie (kleding, uiterlijk, stoer, knap, lelijk, enz.).
  • Hoe ik me voel (opgewekt, neerslachtig, niet geliefd, enz.).
  • Wat ik doe (prestaties…kijk eens hoe goed ik ben!).

Velen laten hun identiteit bepalen door datgene wat iemand anders van je vindt, of over je zegt. Wordt onze ware identiteit nu echt bepaald in dát wat we hebben, kunnen, voelen, ons uiterlijk, hoe anderen naar ons kijken of hoe we er aan de buitenkant uitzien? We komen met deze gedachten uit bij de bekende uitspraak uit de 17e  eeuw van de filosoof René Descartes: ‘Ik denk dus ik besta’. Zijn filosofie leidde uiteindelijk tot het zgn. mechanistische paradigma, waarin men van niets zeker kon zijn dan behalve van je eigen twijfel. Voor Descartes was het intellect het enige waar je op kunt vertrouwen, vandaar zijn bekende uitspraak. Zijn bestaansrecht lag in zijn eigen intellect, in zichzelf, waaraan hij zijn identiteit ontleende. Als gelovige mogen wij echter zeggen: ‘Ik geloof, dus ik besta!’ In Hebreeën 11: 1 lezen we dat het geloof onze enige zekerheid in dit leven is. Zo wordt onze identiteit niet vanuit onszelf, of van mensen om ons heen bepaald, maar van bovenaf, door God Zelf. Ben je bereid jezelf te zien, zoals God je ziet…of niet?

De scheppingsorde
Als we de Heere God niet meer erkennen als de Schepper van het menselijk leven, raakt de mens zijn waarde, maar ook zijn identiteit kwijt. De mens vindt zijn ware identiteit alleen in zijn Schepper die hem naar Zijn beeld, met een speciaal doel, geschapen heeft.
Zolang de wereld bestaat, is er nog nooit een periode geweest waarin de mens zo opzoek is naar zijn identiteit als in onze tijd. Heel veel jongens en meisjes worstelen met hun seksuele gevoelens en vragen zich steeds meer af of ze nu wel een jongen of meisje zijn. Waar komt deze worsteling vandaan, is het altijd zo geweest of werd er gewoon niet over gesproken, of hebben we te maken met een nieuw opkomend fenomeen? Ik geloof het laatste. Het toenemend loslaten van de Schepper resulteert in het vertwijfeld raken over je identiteit.
In Genesis 1: 27 lezen we, dat Hij aan de mens een mannelijke en vrouwelijke identiteit gaf: ‘mannelijk en vrouwelijk schiep Hij hen’. Niet iets daar tussenin, zoals interseksueel, maar duidelijk mannelijk en vrouwelijk! De Bijbel leert ons ook waarom de Heere God zowel man als vrouw geschapen heeft: ‘Het is niet goed dat de mens alleen zij. Ik zal hem een hulp maken die bij hem past’ lezen we in Genesis 2: 18. De letterlijke betekenis van het woordje ‘hulp’ is ‘tegenstuk’, iets waarmee de man één geheel kan vormen en hem compleet maakt. Zo heeft de Heere God het ook bedoeld, man en vrouw die fysiek in elkaar passen, maar ook emotioneel elkaar aanvullen.

De mens als beelddrager van God
De vraag komt wel eens in mij op, waarom de Heere God maar met één mens begonnen is en niet gelijk met een volkje mensen, zoals Hij dat bij de dieren, vissen en vogels gedaan heeft. Hij schiep één mens, maar een menigte van dieren, vogels en vissen, waarom? Het antwoord vinden we in Genesis 1: 26: ‘Laat ons mensen maken naar ons beeld, als onze gelijkenis…’  Hij schiep de mens niet als onderdeel van Zijn schepping, maar als Zijn vertegenwoordiger om over de schepping te heersen. Het moest daarom een mens zijn naar Zijn beeld, Zijn gelijkenis. En omdat er maar één God is, heeft Hij dan ook maar één mens geschapen. Aan deze ene mens gaf de Heere God de opdracht: ‘Weest vruchtbaar en wordt talrijk; vervult de aarde en onderwerpt haar…’ (Genesis 1: 28). Kon deze ene mens vruchtbaar zijn en zich vermenigvuldigen? Nee! De Heere God kwam tot deze conclusie en zei: ‘Het is niet goed dat de mens alleen zij’  (Genesis 2: 18). Ging de Heere God nu naast Adam een tweede (vrouw) mens maken, net zoals Hij Adam geschapen had, maar dan fysiek een beetje anders?  Nee, Hij blijft bij Zijn oorspronkelijk plan: ‘één mens’. Niet naast, maar uit deze ene mens heeft Hij de vrouw als “tegenstuk” geschapen, zodat zij samen weer deze ene mens kunnen zijn. Wanneer Eva net zoals Adam geschapen zou zijn, dan zouden zij nooit een eenheid kunnen vormen, maar juist door hun onderlinge verschillen konden Adam en Eva samen één zijn, en daarmee beelddrager van de Ene God zijn. Als deze verschillen tussen man en vrouw in de huidige maatschappij steeds meer ontkend worden, is dit een opstand en ontkenning van de mensheid tegen Gods scheppingsorde en komt onze samenleving in een ernstig verval terecht.

Een gebroken schepping
Door de zondeval zijn we in een gebroken schepping terechtgekomen. Niets is meer, zoals de Heere God het oorspronkelijk bedoeld had. We zien dat de hele schepping aan de vruchteloosheid onderworpen is (Romeinen 8: .20) en in al haar delen zucht. Niet alleen de schepping, maar ook de mens werd door de zondeval getroffen en kwam onder Gods oordeel terecht. De mens werd een sterveling, geplaagd door pijn en moeite. Nee, de schepping is niet meer zoals de Heere God het in Genesis 1 bedoeld heeft, alles is in verval terechtgekomen, zoals ook de menselijke samenleving. Toch is er hoop. In Christus krijgen we deel aan een nieuwe schepping, die door de wedergeboorte nu al in ons aanwezig is en straks voor de gehele schepping zal gelden.

Gevoelens die onze identiteit bepalen
Zo mogen we vanuit onze gebroken situatie van vandaag nu ook al uitkijken naar de wederkomst van de Heere Jezus, die alle dingen nieuw zal maken. In onze gebroken samenleving zien we de worsteling en vertwijfeling van veel jongens en meisjes over hun identiteit. Zodra bepaalde gevoelens ontwaken, wordt hier al heel gauw een etiket opgeplakt. Je bent nog geen homofiel, als je bepaalde homofiele gevoelens hebt! Onze gevoelens bepalen namelijk niet direct onze identiteit! Wat is het belangrijk om met een vertrouwd iemand over je gevoelens te praten en te bidden, in plaats van gevoelens een etiketje op te plakken! Veel vertwijfeling komt voort uit het ontbreken van een gezond vader- en moederbeeld in het gezin, waaraan kinderen zich kunnen spiegelen. Door de rolwisseling tussen man en vrouw in de samenleving kunnen onze kinderen die in hun seksuele ontwikkeling terechtgekomen zijn, zich niet meer spiegelen aan de ouder van hetzelfde geslacht. Wat is het belangrijk voor een jongen om zich aan zijn vader te kunnen spiegelen en een dochter die zich aan haar moeder kan spiegelen om zo tot een gezonde seksuele ontwikkeling te komen. Maar helaas ontbreekt het in het gezin steeds meer aan vaders en moeders die hierin hun kinderen tot voorbeeld kunnen zijn.

De gendermainstream
De gendermainstream, waarin we als samenleving terechtgekomen zijn, heeft een zesvoudig doel:

  • De volledige gelijkstelling, zo niet gelijkheid van man en vrouw.
  • De beëindiging van de geslachtelijke identiteit van man en vrouw.
  • De beëindiging van de heteroseksuele normativiteit.
  • Abortus als mensenrecht.
  • Seksualisering van kinderen en jongeren door seksueel onderwijs als verplicht vak op school.
  • De omverwerping van het traditionele gezin.

Door deze wereldwijde beweging die vanuit de VN, maar ook door de Europese Unie niet alleen aanbevolen, maar ook juridisch ons opgelegd wordt, zal de vertwijfeling over hun identiteit van jongens en meisjes alleen nog maar toenemen.

Een uitdaging voor de kerk/gemeente en het gezin
Niet alleen in de wereld maar ook binnen de kerken speelt deze ontwikkeling een belangrijke rol. Nu in de wereld de gendermainstream alles verandert, zien we dit ook plaatsvinden binnen de veilige muren van de kerk. Ook de kerken moeten er in gaan geloven, dat man en vrouw gelijk zijn en op alle fronten in de kerk dezelfde autoriteit hebben. Hoewel de Heere God voor de priesterdienst in het Oude Testament alleen mannen afzonderde en de Heere Jezus twaalf mannen als apostelen aanstelde en de gemeente door Paulus voorgeschreven werd om mannen als oudsten aan te stellen, doen wij het vandaag in de kerk beduidend anders. We laten ons niet meer door Gods Woord leiden, maar door de geldende regels in de huidige maatschappij. En zo staat de kerk niet meer in de wereld met haar getuigenis, maar komt de wereld in de kerk. Hiermee zien we de strijd tussen het zaad van de slang en het zaad van de vrouw (Genesis 3: 15) tot een climax komen. Meer dan ooit zien we de leugen met de waarheid in botsing komen. De Bijbel spreekt over een ‘geest van leugen’ die vlak voor de wederkomst van Christus op aarde over de wereld uitgestort zal worden. Juist in deze tijd is het belangrijk om ons aan de ‘Waarheid’ vast te houden en niet mee te gaan in de mainstream van deze eindtijd. Wat is het een uitdaging om te midden van deze gendermainstream als christelijk gezin de normen en waarden van de Bijbel vast te houden. Om als beelddrager van God als man en vrouw, juist in de verscheidenheid, een eenheid te vormen. Tijd te nemen voor de kinderen die God ons heeft toevertrouwd en zelfontplooiïng niet ten koste te laten gaan van de aandacht en zorg voor kinderen.

 

Ds. T. Niemeijer