Weg met christelijke waarden!

‘Noem jij jezelf een christen?’ vroeg ik onlangs aan een tiener in de kerk. ‘Een beetje wel en een beetje niet’, was zijn antwoord, waarop ik hem de vraag stelde waar hij naar toe zou gaan, als hij vandaag zou sterven. ‘Ah, als ik vandaag zou sterven zou ik naar de hemel gaan,’ wist hij met enige zekerheid te zeggen.  ‘Waarom dan? ’antwoordde ik, waarop hij aangaf dat hij de laatste tijd zijn leven had gebeterd. Voor hem was een christen iemand die zich houdt aan de verchristelijkte versie van de Tien Geboden. Zijn geloof was gebouwd op christelijke waarden en niet op Christus zelf!

Werken van de wet
God leert ons duidelijk in Zijn Woord dat een mens niet gerechtvaardigd wordt uit werken van de wet, maar door geloof in Jezus Christus.[i] Dit vormt de basis van het Evangelie en is haast door iedere gelovige gekend. In theorie althans, want in de praktijk van ons leven neigen we makkelijk op een of andere manier terug naar een Evangelie waarbij onze werken toch een bepaalde beslissende factor spelen in onze verlossing. Bij de een klinkt het als ‘ja, ik ben gered door geloof, maar moet mijn geloof vasthouden door werken van de wet’. Terwijl het bij de ander klinkt als ‘ja, ik ben gered door geloof, maar moet de echtheid van mijn geloof bewijzen door werken van de wet.’ Over beide posities valt wel iets te zeggen. Het punt dat ik hierbij wil maken is, dat we als christen de ‘werken van de wet’ niet altijd even juist weten te plaatsen in Gods verlossingsplan. Het resultaat is, dat we in sommige situaties onze verlossing door het bloed van Jezus wel omarmen, en toch daarbij bepaalde vereisten van de wet nog steeds krampachtig in onze handen vasthouden.  Maar waar de wet op een of andere manier nog regeert, komt wetticisme onvermijdelijk gluren om de hoek.  En dat geven we helaas door aan de kinderen en jongeren.

Merg van het Evangelie
Wat moet ik doen om in de hemel te komen? Dit lijkt een eenvoudige vraag, maar het zal je verbazen hoe veel kinderen en jongeren deze beantwoorden. De foute antwoorden kun je doorgaans in twee groepen verdelen. De ene groep wijst naar het doen van goede werken. Als ik bijvoorbeeld niet lieg en anderen help, dan kom ik in de hemel. Hoe je weet of je werken goed genoeg zijn en wat te doen met al die keren dat je niet goed hebt gehandeld, blijft dan open. De andere groep lijkt te beseffen, dat goede daden niet de oplossing zijn en wijzen naar geloof.  ‘Je moet geloven en bidden om in de hemel te komen.’ Dit klinkt al heel vroom, maar de vervolgvraag ‘wat moet ik dan geloven?’ doorprikt hun gedachten. ‘Ik moet geloven dat God bestaat’, hoor ik geregeld. Bij het antwoord dat satan dat ook gelooft en toch niet in de hemel komt, fronsen dan de wenkbrauwen en wordt het stil.  Beide groepen zetten bepaalde christelijke waarden voorop.  

Op de een of andere manier is het merg van het Evangelie, dat wat leven voortbrengt, minder duidelijk geworden. Een christen kan nog wel omschreven worden als iemand die God wil behagen en zich van de zonde afwendt. Maar waarom hij dat doet en wat die levenswijze voedt, lijkt soms uit het oog te zijn verloren. Christelijke waarden worden vaak sterker benadrukt dan Christus zelf. En is dat niet de kar voor het paard spannen? Het is de liefde van Christus die ons drijft tot een goede levenswandel en niet omgekeerd!  Paulus verwoordde het zo: Want de zaligmakende genade van God is verschenen aan alle mensen, en leert ons de goddeloosheid en de wereldse begeerten te verloochenen en in deze tegenwoordige wereld bezonnen, rechtvaardig en godvruchtig te leven.[ii] De nadruk ligt hierbij op de genade van God, want het is die genade die iemands wandel reinigt en niet een reeks opgelegde waarden en normen. Laat Christus zèlf en Die gekruisigd dan ook onze getuigenis blijven![iii]

Verse appelen aan een dode boom
Hoeveel verse appels moet je aan een dode appelboom hangen om deze toch vrucht te laten dragen? Je kunt het eens proberen en de eerste dag zal het lijken alsof de boom helemaal tot leven is gekomen. Toch zal duidelijk worden dat deze appels niet van de boom zelf zijn. Zo is het ook als iemand buiten zijn wil gedwongen wordt om goede werken te doen. Iemand die wel weet hoe God vraagt om te leven en goede waarden najaagt zonder wedergeboren te zijn, is uiteindelijk slechter af dan aan het begin. Vroeg of laat komt naar voren, dat het onmogelijk is om een volmaakt heilig leven te leiden. Alleen al omdat de wil om dit te doen niet eens altijd aanwezig is. Dan wordt schijnheiligheid de enige uitweg. Daarom dat geloof in Christus vóór goede werken of christelijke waarden komt. Het vertrouwen dat je door het offer van Christus volledig verzoend bent met God en niets Zijn liefde naar jou hindert.[iv] Dit geloof reinigt ons geweten en doet ons rechtvaardig staan voor Hem, zodat er geen schuld meer overblijft.[v] Het opent de weg naar een nieuw leven waarin in alle vrijheid de levende God oprecht kan worden gediend.  

Toen de Israëlieten in de woestijn na het horen van de Tien Geboden volmondig aangaven deze te zullen doen, zei God tegen Mozes: Och, hadden zij maar zo’n hart, om Mij te vrezen en Mijn geboden alle dagen in acht te nemen.[vi] Alles begint dus bij het hart. God is evenmin op zoek naar mensen met christelijke waarden en goede werken, dan dat Hij op zoek is naar offers. Maar ga heen en leer wat het betekent: Ik wil barmhartigheid en geen offer; want Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen tot bekering te roepen, maar zondaars, zei Jezus.[vii] Niet dat God geen vreugde schept in een offer of dat Hij niet wil dat men goed doet. Het gaat hier om de volgorde. Eérst een hart dat zich in geloof bekeert tot God, vanwaaruit vervolgens goede werken kunnen voortkomen. Het doorgeven van dit kostbare geloof heeft prioriteit, nog voor we spreken over goede waarden en normen.

Leren staan in geloof
‘God heeft geen kleinkinderen’, wordt soms wel eens gezegd. Hiermee bedoelt men dan, dat iedereen persoonlijk het Evangelie in geloof moet aannemen. Je afkomst geeft je geen vrijgeleide. Maar dat wil ook zeggen, dat de kinderen en jongeren met wie we optrekken niet per se christenen zijn. Ook al hebben ze gelovige ouders. We kunnen van hen niet zomaar verwachten, dat ze groeien naar het beeld van Jezus. Leren wat het betekent om te geloven in Jezus Christus is voor hen het allerbelangrijkst. Het is dit geloof dat hun hele leven getoetst en aangevallen zal worden. Ook in Paulus’ leven lag de focus op geloof: Ik heb de goede strijd gestreden. Ik heb de loop tot een einde gebracht. Ik heb het geloof behouden.[viii]

Deze waarheid toepassen in de praktijk vraagt om enorm veel liefde, geduld en verdraagzaamheid. Het is makkelijker om iemand met regels en wetten in de pas te laten lopen, zeker als we het Gods wet kunnen noemen. Toch is het merg van het Evangelie niet dat God wil dat we heilig leven. Ook al is dat Zijn verlangen. Het is ook niet, dat we goede waarden en normen moeten uitleven. Ook al weerspiegelen die Gods karakter. Het is een boodschap van genade waarin Gods liefde voorop staat. [ix]  Vrijspraak van schuld door geloof in Jezus, dàt is het goede nieuws![x]In diezelfde liefde en genade mogen wij nu de kinderen en jongeren leren staan in geloof. Daarin kunnen we niet anders dan zoveel mogelijk wijzen naar dat Evangelie dat ons zelf recht houdt.

Oprechte interesse
De zonden in het leven van kinderen en jongeren hoeven ons niet te belemmeren om met hen te kunnen optrekken. Kijk naar onze Heere zelf!  Hij at en dronk met ‘tollenaars en zondaars’.[xi] De Farizeeën zagen daar een groot gevaar in, maar Hijzelf niet. Hij zag er mogelijkheden in. Uitzonderlijke kansen. Iedere zondag probeer ik in de kerk de jongeren op te zoeken die duidelijk met tegenzin hun warme bed hebben verlaten om ‘rond te dolen’ tijdens de samenkomst. Vaak begint het gesprek met een excuus waarom ze de samenkomst niet hebben bijgewoond. Voor mij een goed signaal, want dat geeft aan dat hun geweten aan het werk is. De flauwe excuses en flagrante leugens probeer ik onmiddellijk aan de kaak te stellen.  Maar daarna toon ik ook een oprechte interesse in hun levens. ‘k Probeer ze bijvoorbeeld allen bij hun naam te kennen en te noemen, net zoals onze Heere dat ook heeft gedaan. Soms vraag ik naar wat hen bezighoudt en hoe het gaat.  Op z’n minst laat ik iedere zondag zien, dat ik hen heb opgemerkt. In de week denk ik geregeld terug aan deze gesprekken en bid ik ook voor hen. Is dat omdat ze me zo’n leuke kerel vinden? Zeker niet altijd. Zoals de Heere mij heeft liefgehad, toen ik nog een zondaar was, wil ik hen ook liefhebben. Terwijl zij allesbehalve op zoek zijn naar een gelovige die met hen omgaat, probeer ik bewust en oprecht contact te leggen. Dit is niet altijd even makkelijk, maar ondertussen heb ik toch al goede gesprekken gehad en met sommigen spontaan het Evangelie kunnen delen.   

Gods werk op Gods manier
Toen ikzelf als 18-jarige op zoek ging naar een jeugdgroep om meer van de Bijbel te weten te komen, keek ik op naar sommige jongeren. Ze waren vroom, kwamen uit een christelijk gezin en wisten veel van de Bijbel. Althans, zo kwam het bij mij over. Achteraf gezien besef ik, dat ze een leven leidden dat nogal sterk gericht was op de wet. Nu, vijfentwintig jaar later, heb ik de meeste van die jongeren volwassen zien worden met een afkeer van de kerk. Weinigen zullen zeggen dat ze niet meer geloven, maar dat ze een leven leiden dat getuigt van Christus zullen ze ook niet durven beamen. Hooguit krijg je een verdediging te horen waarom het gerechtvaardigd is om niet naar de kerk te gaan of met andere christenen op te trekken. Weer een wettisch denken dat je afdrijft van Christus. 

Ieder werk voor de Heere heeft één basisvereiste: Gods werk hoort op Gods manier te worden gedaan. Hiermee bedoel ik niet, dat alles wat we voor de Heere doen zo perfect mogelijk moet zijn. Wat ik wel bedoel, is dat je met de kinderen en jongeren moet omgaan zoals Hij dat deed. Toen Jezus sprak in Nazareth, verwonderden de mensen zich over de woorden van genade die uit Zijn mond kwamen.[xii]Laten onze woorden naar de kinderen en jongeren van diezelfde genade getuigen. Geef hun hoop in deze verwarde tijden en leer hen Zijn gebod:  En dit is Zijn gebod: dat wij geloven in de Naam van Zijn Zoon, Jezus Christus, en dat wij elkaar liefhebben, zoals Hij ons een gebod gegeven heeft.[xiii]

 

Bart J. Aerts

 

[i] Galaten 2:16

[ii] Titus 2:11-12

[iii] 1Korinthe 2:2

[iv] Romeinen 8:31-34; 2Korinthe 5:21

[v] Hebreeën 9:14-15

[vi] Deuteronomium 5:29

[vii] Mattheüs 9:13

[viii] 2Timotheüs 4:7

[ix] Romeinen 5:8

[x] Romeinen 3:26; Hebreeën 11:6

[xi] Lukas 5:30

[xii] Lukas 4:22

[xiii] 1Johannes 3:23