God plaatste de mens in de hof van Eden en zei: “Die mag je bewerken (in cultuur brengen, daar moet je goed voor zorgen.” De mens mocht van alle bomen de vruchten eten, hij hoefde ze maar te plukken.

Hof van Eden (dl 1)

God plaatste de mens in de hof van Eden en zei: “Die mag je bewerken (in cultuur brengen, daar moet je goed voor zorgen.” De mens mocht van alle bomen de vruchten eten, hij hoefde ze maar te plukken. Maar van één boom mocht de mens niet eten. Dat was de boom van kennis van goed en kwaad, en daarmee werd de mens op de proef gesteld. Achter die boom ging iets schuil wat de mens nog niet wist: kennis uit een verkeerde bron, occulte kennis. Die komt niet van God en de mens kan die ook zelf niet met zijn verstand ontdekken. Die boom stond voor de wereld van het boze en God wil niet dat de mens met die wereld in contact treedt: Verboden toegang!

Er was nog een andere boom midden in de hof. Die heette: de boom van het leven. Wanneer de mens daarvan zou eten, zou hij in eeuwigheid leven. Maar dat kon pas als hij de proef had doorstaan. Toen de mens faalde, heeft God hem dan ook van die boom weggehouden.