MYSTIEK (Grieks muein = ‘de ogen sluiten’)

De in wezen onbeschrijflijke ervaring van de vereniging van de mens met God, het hoogste wezen of het hoogste principe (union mystica).

Als de tien algemene kenmerken van mystiek worden genoemd:

1.      eenheid: de interne scheiding tussen ‘ik/zelf en de wereld wordt opgeheven, evenals de externe scheiding tussen subject en object,

2.      besef van realiteit: een diepgaand intuïtief inzicht over het menselijk bestaan, met de zekerheid dat deze ervaring waar en echt is,

3.     overschrijden van ruimte en tijd: een soort van eeuwigheidsgevoel, waardoor men het besef krijgt buiten ruimte en tijd te staan,

4.      besef van heiligheid, gepaard aan een diepe eerbied en ontzag,

5.      een diepgaand gevoel van welbehagen: vreugde, liefde, vrede, als een soort van ‘kosmische tederheid’,

6.      een vreemde paradox: een als waar beleven van zaken, die in tegenspraak met de logica zijn (zoals een ‘lege volheid’),

7.      onuitsprekelijkheid: het gevoel dat woorden, zelfs de taal, tekortschieten om de mystieke ervaring ook maar enigszins te beschrijven,

8.      begrensde tijdsduur, variërend van enkele seconden tot enkele uren,

9.      positieve wisseling van instelling en gedrag ten opzichte van zichzelf,

anderen, het leven en het eeuwige,

10.  een vermindering van het menselijke verdedigingsmechanisme, want in  een wereld van louter goedheid doet ‘kwetsbaar zijn’ geen kwaad meer.