CHRISTELIJK OF CHRISTUS-LIJK

Christelijke ouders vertrouwen hun kinderen toe aan christelijke docenten. Ze kiezen voor onderwijs, dat aansluit bij hun levensovertuiging. Daarmee is heel veel gezegd en tegelijkertijd roept het vragen op, immers in hoeverre vindt deze aansluiting plaats? Waarin kenmerkt zich precies christelijk onderwijs. Hoe doen ze dat in de alledaagse praktijk van het lesgeven? Waar komt het op aan? 

Nederland grossiert in christendom, zo lijkt het. De samenleving getuigt ervan met – al of niet historische – uitingsvormen, kerktorens die het landschap sieren, onderzoeken waarin aangetoond wordt dat we ons (70% van de Nederlanders) nog steeds storen aan vloekgedrag en als het even kan, wijzen we elkaar erop (87% van de Nederlanders). In het onderwijs spreken visie- en missiedocumenten over ‘respectvolle en veilige’ leeromgevingen, waarin leerlingen kansen krijgen om hun talenten te ontplooien. Het onderwijs moet ‘inspireren’, ‘ontwikkelen’ en ‘bewust maken van verantwoordelijkheden’ en ‘kennis geven van de Bijbel en van de gebruiken, normen en waarden van de protestants-christelijke traditie’. Er wordt blijk gegeven van een streven naar een duidelijke herkenbare protestants-christelijke identiteit, verwoord met uitdrukkingen als ‘Liefhebben, zoals Jezus heeft liefgehad.’  Dit betekent, dat we ouders de gelegenheid en keuzevrijheid geven om hun kinderen samen met anderen naar goed protestants-christelijk basisonderwijs te sturen.‘ Nog een citaat uit een visiestuk: ‘Ieder kind wordt gezien als een uniek schepsel van God en het onderwijs heeft dat te honoreren en daarbij aan te sluiten, opdat het kind leert leven tot Gods eer en tot welzijn van zijn naasten en van zichzelf.’ De vraag die blijft, is de vraag naar het hoe. Aansluitend bij de dissertatie van dr. Bram de Muynck blijkt de persoon en professionaliteit van de docent van bepalende betekenis.

Positie en opdracht
Hoe geeft de docent invulling aan deze verantwoordelijke positie en opdracht? En uit welke bron kan daarbij worden geput? In Colossenzen 2: 9-10 staat: ‘Want in Hem woont al de volheid der godheid lichamelijk; en gij hebt de volheid verkregen in Hem (curs. HB).’ De apostel Paulus noemt Christus als bron, vergelijk Efeze 1 :20-23 (Die alles in allen vervult.) Wij zijn dus volmaakt in Hem, compleet, vervuld, vol, af. Niets kan en hoeft nog aan- of toegevoegd te worden, want niets kan ontbreken aan de volmaakte volheid van de positie die wij hebben in Christus. Als dat immers niet het geval zou zijn, dan zou Christus niet volmaakt zijn. Hoe inspirerend kan het zijn om deze Bijbelse heilsnotie te vertalen in een pedagogische handreiking! Met andere woorden: docenten, zie op de persoon van Christus. In de eerste plaats in het perspectief van uw heilszekerheid…, maar niet minder in het perspectief van uw opvoedkundige taak. ‘Wat zou Jezus doen?’ mag de leidende vraag zijn in pedagogische situaties. Met Hem zijn wij immers verbonden tot nieuwheid des levens (Romeinen 6 :3-5).

Jezus is Christus en Heer
Volmaakt in Christus. Ook als docent. We gaan nog een stap verder en komen bij de praktische uitwerking voor alledag. Het is de naam Christus Die ons bij deze vertaalslag van dienst kan zijn(vergelijk 1 Petrus 2:9). De Naam Christus staat voor Zijn drievoudig ambt van Koning, Priester en Profeet. In Zijn ambt van Koning worden Zijn regering en bescherming zichtbaar. Hij heeft alle macht en regeert Zijn Kerk door Zijn Woord en Geest en beschermt haar. Als Priester offert Hij Zijn leven als zoenoffer voor de zonde der wereld en met Zijn bloedstorting staat Hij garant voor vergeving en genezing. Christus heeft Zichzelf geofferd, Hij bidt voor de Zijnen en zegent hen en voert hen als Middelaar binnen in het geheimenis van de vergeving van zonden. Als Profeet maakt Hij Gods volle Raad openbaar, door gelijkenissen, wonderen en prediking. Hij is aangesteld om een leraar der gerechtigheid te zijn, om de gelovigen op te roepen en te corrigerendoor te wijzen op de Thora (= wet) om deze te gehoorzamen. Hij is een profeet en daarboven uitde Profeet, het Levende Woord. Uit genade mogen Christenen treden in de voetsporen van Christus,  juist als het gaat om het drievoudig ambt. Vergelijk de Heidelbergse Catechismus, vr. en antw. 32. Maar waarom wordt gij een Christen genaamd? Antw.: Omdat ik door het geloof een lidmaat van Christus en alzo zijner zalving deelachtig ben, opdat ik zijn Naam belijde enmijzelf tot een levend dankoffer Hem offere en met een vrije en goede consciëntie in dit leven tegen de zonde en de duivel strijde en hiernamaals in eeuwigheid met Hem over alle schepselen regere. Dat betekent als koning recht doen aan de naaste, de samenleving en de schepping en met liefdevolle ontferming toezien op mijn (jonge) broeder en zuster in de kerk en daarbuiten, opdat wij samen rechte sporen gaan (orthopraxis). Het betekent ook naar vermogen de dingen recht zetten in het perspectief van de nieuwe aarde en – als Christen, Nederlander en Europeaan – beheren wat mij gegeven is als een goed rentmeester. Als onderdaan van koning Christus zich inzetten voor Zijn herscheppingsplan. Als priester is de christen gehouden zijn/haar leven te wijden aan Zijn dienst en met gebed en toewijding zorg te dragen voor de naaste en de samenleving. In spreken en handelen helend aanwezig te zijn, heenwijzend naar Christus. Godwil Israël en de volkeren elke dag inprenten dat zonder bloedstorting geen vergeving geschiedt. Zo ernstig is de zonde. Die waarheid veroudert nooit. Wie de zonde relativeert, zal op den duur denken, dat het met minder kan dan met de bloedstorting van Christus. Niets is minder waar. Christus veroordeelt het zondige gedrag, maar is bewogen met de zondaars. Zo ook is de christen zijn naaste van dienst. Als profeet is de christen een levende aanbeveling en een betrouwbare getuige van Jezus Christus. In woord en daad getuigen van Zijn Naam en Zijn grote daden en heel Gods werk. De apostel zegt het ons voor:  Ik schaam mij het evangelie niet; want het is Gods kracht tot behoud voor een ieder die gelooft (Romeinen 1:16).

De klas
En nu naar de klas… Vanuit het drievoudig ambt ondernemen we een poging tot een vertaling naar de pedagogische houding in de klas. Op voorhand spreken we bescheidenheid en voorzichtigheid uit. In de voetsporen van Christus, wie zou het kunnen, wie zou het willen, wie zou het wensen? Aan de andere kant roept de Meester op om Hem te volgen, ook (vooral?) in de klas. Het koningsambt bepaalt als eerste bij de taak en verantwoordelijkheid van beschermer. Een kind is een parel in Gods Hand. De mythische oudheid laat ons zien, hoezeer schatbewaarders zorg hebben gedragen voor de koninklijke kostbaarheden, in het bijzonder voor de parels. Beschermen betekent zorgen voor een veilige, kindvriendelijke, angstvrije en uitnodigende omgeving, met optimale omstandigheden voor een gezonde persoonlijkheidsontwikkeling (naar hoofd, hart, ziel en lichaam). Klassenmanagement, gebruikte materialen en werkvormen, (authentiek) gedrag van de docent, het dient alles gericht te zijn op bescherming. In het kader van bescherming is regelgeving onmisbaar. Duidelijke afspraken zijn geen beperking,  maar bieden kaders voor optimale bescherming en ontwikkeling. Daarbij hebben docenten – als het goed is – iets van priesters en priesteressen, met een inleidende (in betekenissen) en inwijdende (in geheimen) taak en vanuit een dienende en offerbereidwillige houding. Nieuwe werelden voor leerlingen openen en nieuwe betekenissen ontsluiten. Samen met de leerlingen ontdekkingsreizen ondernemen, dialogisch aansluitend bij hun bestaande betekenissen, gevoelens, vragen, ideeën, initiatieven, leerstijlen en intelligentiegraad en – vorm. En daarbij op zoek gaan naar wat hen werkelijk boeit en bezig houdt, wat hun hart raakt. Een zoektocht die zich over vele terreinen kan uitstrekken: religie, natuur, muziek, sport, wetenschap, werk, relaties, genot, etc. en die van tijd tot tijd offers vraagt. Klinkt dit allemaal te zweverig? Het gaat heel concreet over de docent die er in slaagt zijn leerlingen te laten ontdekken, dat er iets heel geheimzinnigs aan de hand is met de Griekse naamvallen. Een geheim dat zeker de moeite waard is om te onderzoeken, omdat de docent er op een bijna lyrische wijze bij betrokken is. Zijn/haar hart zit erin! Hem of haar is het, bij wijze van spreken, alles waard dat ze het oppikken. Hoe? Eenvoudigweg, door er te zijn voor zijn leerlingen, goed onderwijs te geven en vooral en in de eerste plaats, door zichzelf, dus authentiek, te zijn. In de derde plaats mogen (!) docenten optreden als profeten, die kinderen voorzeggen en voorleven (voordoen, nadoen, zelfdoen). Hier komt het aan op de naadloze aansluiting van woord en daad. Technisch bestaat de profetische taak uit kennisoverdracht, vaardigheidstraining en competentie-ontwikkeling. Taal, voorbeeldgedrag, symbolen, goede manieren en gewoonten, regels en codes vormen het werkmateriaal. Inhoudelijk spreken we hier over het – zo zichtbaar mogelijk – voor ogen stellen van ‘de grote daden Gods’. Ook daarbij komt het aan op authentiek gedrag. Als koning beschermen, als priester inleiden en inwijden en als profeet voorzeggen en voorleven. En dat alles op authentieke wijze. Toneelspel is pedagogisch niet verantwoord. Leerlingen prikken daar – op steeds jongere leeftijd – (gelukkig) doorheen. Het kan wel doelbewust ingezet worden, maar dan helder en transparant gecommuniceerd.

De Here Jezus centraal
Christen zijn betekent ‘als Christus zijn’. Niet gekunsteld, niet gemaakt, niet geforceerd, maar door Woord en Geest en biddend om wijsheid en kracht, op authentieke wijze. Door, in en vanuit de verbondenheid aan Hem. Immers er staat geschreven: ‘… gij hebt de volheid verkregen in Hem. Ik wens en bid het alle collega’s in het onderwijs van harte toe.

 

Drs. H. Bakhuis/ theoloog, docent, onderwijsadviseur.