Christelijk onderwijs in de Verenigde Staten (deel 2)

Een blik op de rol vanaf de kleuterschool tot de 12e klas: christelijk onderwijs in de geschiedenis van de Verenigde Staten!

De progressieve seculiere beweging neemt het onderwijs over
Omdat scholen de algemene cultuur weerspiegelden, werd er aanvankelijk veel over het christelijke geloof onderwezen in de vroegere openbare scholen. Bijbelstudie en gebed waren normaal. Paul Johnson, in zijn boek A History of the American People (Ge- schiedenis van het Amerikaanse volk), pag. 303 (een uitstekend, seculier Amerikaans geschiedenisboek) beschrijft het religieuze karakter van de vroege Amerikaanse openbare scholen. Dat betekende, dat de echte Amerikaanse openbare school, in overeenstemming met de grondwet, vanaf het begin niet sektarisch was. Niet-sektarisch, ja, maar niet a-religieus. Horace Mann was het met Franklin en de andere Founding Fathers eens dat religie in ‘t algemeen en onderwijs onafscheidelijk waren. Mann vond, dat religieus onderricht op openbare scholen moest worden gegeven ‘tot aan de uiterste grens waarin het kon worden onderwezen zonder inbreuk te maken op de gewetensvrijheid die zijn vastgelegd door de wetten van God en gegarandeerd door de grondwet van de staat’.

Wat de scholen kregen, was niet zozeer godsdienst gebonden aan een bepaalde confessie als wel een protestantisme met de kleinste gemene deler, gebaseerd op de Bijbel, de Tien Geboden en nuttige boeken als Bunyans ‘De Christenreis’. Zoals Mann het verwoordde in zijn eindrapport aan de staat Massachusetts: ‘onze openbare scholen zijn geen theologische seminaries en dat wordt toegegeven … Maar ons systeem rekent ernstig met de christelijke moraal. Het fundeert die op basis van de religie; het juicht de religie van de Bijbel toe; dit geeft de mogelijkheid om te doen wat in geen enkel ander systeem mogelijk is.’ Daarom voorzag de school in het Amerikaanse systeem in christelijke ‘karaktervorming’ en vulden de ouders het thuis aan  waarvan ze dachten dat het juist was. 

Op de openbare scholen werd een soort algemeen christendom onderwezen; en dan thuis zouden ouders daar hun eigen denominatie-onderscheidende kenmerken aan toevoegen.

Naarmate de niet-evangelische invloed toenam, nam ook de evangelische grondslag van het openbare schoolsysteem af! Voor zelfs niet-christenen was het in de samenleving een tijdlang volkomen acceptabel geweest om hun kinderen op openbare scholen waarin christelijk onderwijs gegeven werd, te plaatsen. Toen de rooms- katholieke bevolking toenam, begonnen er particuliere, rooms-katholieke scholen zich te ontwikkelen. Later, toen steeds meer mensen geen evangelisch christen of zelfs alleen maar christen van geboorte waren, begonnen mensen te klagen over de christelijke aard van de openbare scholen. Hoewel het veel tijd in beslag nam, leidde dit tot een uitspraak van het Hooggerechtshof in 1963, wat ertoe leidde dat zowel gebed als Bijbelonderricht uit de openbare scholen werden geweerd.

De progressieven herhaalden de ideeën van de oorspronkelijke voorstanders van openbare scholen. Ze geloofden, dat onderwijs kan worden gebruikt om alle sociale problemen op te lossen. De bekendste van de progressieve opvoeders was John Dewey (1859-1952).

John Dewey (Bron: Wikepedia)

Dewey schrijft: 

“IK GELOOF DAT…

  • … de leraar niet alleen is betrokken bij de opleiding van individuen, maar ook bij de vormgeving aan het juiste sociale leven.
  • … elke leraar de waardigheid van zijn roeping moet beseffen, dat hij als een sociaal persoon is aangesteld voor het handhaven van de juiste sociale orde en het verzekeren van de juiste sociale groei.
  • … op deze manier de leraar altijd de profeet van de ware God is en degene is die het ware koninkrijk van God binnenleidt. “

Dewey was zo’n invloedrijk persoon bij de morele ineenstorting van de Amerikaanse scholen, dat het absoluut verbazingwekkend is om te horen dat hij een evangelisch christen was. Hij geloofde echt, dat scholen mensen moesten vormen om het millennium te verwezenlijken. Dewey wilde, dat de openbare scholen de bron van zedelijk gedrag voor iedereen waren, ervan uitgaande dat die scholen hun moreel gedrag  uit de Bijbel zouden halen. Niet lang na Dewey begonnen openbare scholen hun opvattingen echter te halen uit de kleinste gemene deler en zeker niet uit de strikte moraliteit van de Bijbel.

Dewey schreef ook:
“Concluderend kunnen we zeggen, dat de opvatting van de school als het sociale centrum voortkomt uit onze hele democratische denkwereld. Overal zien we tekenen van de groeiende erkenning dat de gemeenschap aan elk van haar leden de meeste kansen op ontwikkeling schuldig is. Overal zien we de groeiende erkenning dat het gemeenschapsleven gebrekkig en vervormd is, met uitzondering als het zorg draagt over alle delen van de samenleving. Dit wordt niet langer beschouwd als een kwestie van naastenliefde, maar als een kwestie van rechtvaardigheid: een noodzakelijke fase in de ontwikkeling en groei van het leven. Mensen zullen lang discussiëren over materieel socialisme, over socialisme dat wordt beschouwd als een kwestie van verdeling van de materiële hulpbronnen in de gemeenschap, maar er is socialisme waarover een dergelijk geschil niet kan bestaan: socialisme van de intelligentie en van de geest … “

Met andere woorden, iedereen moet worden geleerd dezelfde ideeën te geloven en dezelfde doelen en overtuigingen te hebben. Iedereen zou moeten delen, niet alleen de werking van hun intelligentie, maar ook de werking van hun geest; waardoor ze allemaal één kunnen worden.

Dewey vervolgt:
“… Het uitbreiden van het spectrum van het volledig delen in de intellectuele en geestelijke bronnen van de gemeenschap, is de ware betekenis van de gemeenschap. Omdat het oudere type onderwijs onder de gewijzigde omstandigheden niet volledig geschikt is voor deze taak, voelen we het gebrek en verlangen, dat de school een sociaal centrum wordt. “

Een andere progressieveling, Nicholas Murray Butler, (president van de Columbia University en invloedrijk in het onderwijs) schreef:

“… om de basis te leggen voor een wetenschappelijke theorie van onderwijs die als een menselijke instelling wordt beschouwd. Het opvoedingsproces wordt uitgelegd vanuit het standpunt van de evolutieleer, en de aldus verkregen fundamentele principes worden toegepast vanuit het drievoudige standpunt van de geschiedenis van de beschaving, de ontwikkelingskrachten van het kind en de ontwikkeling van individuele en sociale efficiëntie. “

Butler zei, dat het hele schoolsysteem van de evolutie uit moest gaan. Dat is de reden waarom leiders van openbare scholen vurig bezwaar maken als er sprake is van een alternatief voor evolutie of het onderwijzen van meer dan één theorie. Het hele schoolsysteem is gebaseerd op evolutie. De term sociale efficiëntie betekent dat iedereen bij elkaar past. Om echter allemaal bij elkaar te passen, moet iedereen de overtuiging hebben dat alle religies gelijk zijn, alle culturen gelijk en elke seksuele geaardheid even geldig. Een persoon moet een liberale mentaliteit aanvaarden om sociaal efficiënt te zijn om in het programma te passen. Progressieven droomden ervan, dat als ze dit een paar jaar deden, het hele land de dingen op dezelfde manier zou zien.

Een andere progressieveling, kolonel F. W. Parker, schreef:

“De ideale school is een ideale gemeenschap – een embryonale democratie. We zouden op school moeten introduceren wat we in de staat moeten hebben, en dit is democratie in zijn pure zin. Het kind zit niet op school om te leren, niet om alleen  kennis op te doen, maar hij is daar om te leven, om te leren leven – niet zozeer een voorbereiding op het leven als wel echt leven. De leerling moet op school leren leven. Hij moet dan leren zichzelf in het leven te brengen …

De leraar is de leider in dit gemeenschapsleven. Zelfbestuur is de enige echte regering. Een kind moet worden geleerd voor anderen te leven. We zijn te zeer geneigd om de goddelijkheid van een kind te negeren. “

Naarmate de progressieve onderwijsfilosofie zich verspreidde, begonnen scholen propagandacentra te worden. Lokale gemeenschappen verzetten zich vaak tegen deze invloeden, maar ze hebben tot op zekere hoogte altijd bestaan.

Mijn ervaring
Ik heb de transformatie in de openbare scholen uit eerste hand ervaren. Het Hooggerechtshof van de VS oordeelde, dat gebed en Bijbelstudie van de openbare scholen moesten worden verwijderd, toen ik in de vierde klas zat (9 jaar). Tot die tijd was ik gewend aan de schooldag die elke dag met bidden en bijbellezen begon. Hoewel mijn vader atheïst was (hij werd kort voor zijn dood gered) en ik nog nooit een kerkdienst had bijgewoond, gaf mijn openbare school me een christelijk wereldbeeld en een positieve indruk van het christendom en de Bijbel.

Later zag ik op de openbare scholen, hoe ze jarenlang hun best deden om neutraal te zijn over religies. Dat is onmogelijk.

Ik ging naar de op één na grootste openbare middelbare school in de VS (tussen  1967-1971). De grootste was in Chicago; ik ging naar een middelbare school in Indianapolis. Het was beslist een maatschappelijke verandering. Alles wat ik ooit over drugs had gehoord, heb ik op die openbare middelbare school geleerd. Tijdens mijn eerste drie semesters zijn daar vier tieners gedood. De sociale druk in de richting van immoraliteit, grof taalgebruik en promiscuïteit (vrij seksueel verkeer)   was enorm. Het is de laatste plek op aarde waar ik iemand naartoe zou willen sturen als sociaal centrum.

De ouders willen, dat hun kinderen alle kansen krijgen voor de toekomst; en ze krijgen die. Ze krijgen die kansen waarvan geen enkele christelijke ouder ooit had kunnen dromen. De openbare school is de laatste plaats om als sociale plaats te gebruiken. Toen de aard van de openbare scholen veranderde, werd die de belangrijkste bron voor de opmars van het heidendom in de VS.

De opleving van christelijk onderwijs in de VS
In de jaren 70 van de vorige eeuw had het voortschrijdende, seculiere onderwijs de christelijke invloed op de openbare scholen in de VS volledig vernietigd. De negatieve, destructieve impact op de Amerikaanse cultuur was overal te zien. Christenouders en grootouders waren diep gefrustreerd. Kerkleiders vonden, dat er iets moest gebeuren.

Lokale kerken begonnen particuliere, christelijke scholen te vormen. Bezorgde ouders richtten organisaties op om die scholen te sponsoren. Veel christenouders begonnen hun kinderen thuisonderwijs te geven.

Deze ontluikende christelijke onderwijsbeweging werd in het begin sterk belemmerd door het totale gebrek aan op de Bijbel gebaseerde leerboeken en christelijk leerplan-materiaal. Bij de meeste christelijke onderwijsprogramma’s waren christenleraren betrokken die probeerden les te geven met behulp van seculiere, progressieve leerboeken.

Ik heb dat begin ook meegemaakt tijdens het schooljaar 1975-1976. Ik gaf les op een gloednieuwe, christelijke school. Alle leerboeken die ik moest gebruiken, waren wereldse leerboeken. Elke dag moest ik dan ook het materiaal in die boeken aanpassen, corrigeren en aanvullen. Het was een ongelooflijk moeilijke ervaring.

Omdat ze de grote behoefte onderkenden, begonnen uitgeverijen voor christelijke scholen zich te ontwikkelen. Een combinatie van evangelisch elan en het juiste moment leidde tot grote investeringen in de ontwikkeling van christelijke leerboeken en lesmateriaal voor scholen.

 Accelerated Christian Education (ACE) (Versneld christelijk onderwijs)  begon in 1970. Dit bedrijf ontwikkelde leerplanmateriaal vanaf de kleuterschool tot de 12e klas. De scholen gingen van dat leerplan uit en er was ook traditioneel onderwijs bij betrokken. Het ACE-programma was gemakkelijk voor gebruik bij thuisonderwijs. Het was niet uitzonderlijk dat sommige jonge mensen moeite hadden om zich aan deze nieuwe aanpak aan te passen, maar velen bloeiden met dit curriculum (leerplan) op. Veel kerken vonden deze benadering de meest praktische manier om een christelijke school in hun plaatselijke kerk te onderhouden en veel ouders vonden dit eveneens praktisch om thuisonderwijs te geven.

In 1972 ontstond BEKA-boeken vanuit Pensacola Christian College, een niet-confessionele christelijke hogeschool. Dit programma was ontworpen om tekstboeken en lesmateriaal te bieden in een traditionele setting vanaf de kleuterschool tot aan de 12e klas. Het was geschikt voor thuisonderwijs.

In 1974 werd Bob Jones Press opgericht door de Bob Jones University. Bob Jones was een niet-confessionele, liberaal christelijke universiteit. Het leverde ook tekstboeken en onderwijsmateriaal voor traditionele christelijke scholen en is gemakkelijk aan te passen voor thuisonderwijs.

In de afgelopen vijf decennia zijn deze drie programma’s zeer succesvol geweest. Ze hebben vele duizenden jonge mensen opgeleid. Ze hebben zeer gepassioneerde supporters en promotors. Ook hebben ze uitstekend opvoedkundig materiaal geproduceerd over verschillende onderwerpen.

Andere kleinere christelijke uitgeverijen hebben de hoeveelheid beschikbare bronnen voor christelijk onderwijs in de VS uitgebreid. Het Freedom Baptist-curriculum van Landmark, Alpha and Omega, en Rod and Staff spelen allemaal een belangrijke rol in de christelijke schoolbeweging.

Die opleving van het christelijk onderwijs in de VS ontwikkelde zich buiten de hoofdstroom van de Amerikaanse cultuur. Er waren een aantal pogingen om de christelijke onderwijsbeweging legaal te stoppen. In de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw moesten in het hele land vele juridische veldslagen worden uitgevochten. Gelukkig wonnen de voorstanders van het christelijk onderwijs slag na slag in de rechtszalen en met de wetgevende macht! Tegenwoordig wordt het meeste christelijke onderwijs in de VS gegeven met weinig inmenging van de staat.

De seculieren controleren nog steeds de openbare scholen, maar het christelijk onderwijs bloeit. Meer dan vier miljoen studenten gaan naar particuliere christelijke scholen en meer dan twee miljoen jongeren krijgen thuisonderwijs. De sluiting van een openbare school vanwege COVID-beperkingen zorgt ervoor, dat steeds meer mensen de keuze voor christelijk onderwijs overwegen.

Een aantal jaren geleden was ik betrokken bij een debat met een leerkrachte van een openbare school in het noorden van Indiana. Ze begon haar presentatie met het citeren van een oud Afrikaans gezegde: “Er is een heel dorp nodig om een kind groot te brengen.” De opvoeding van kinderen is de verantwoordelijkheid van de ouders. Ze willen misschien hulp van school en kerkmensen inroepen, als ze er zeker van zijn dat die hen zullen helpen hun kinderen goed te onderwijzen en op te leiden. Kinderen hebben goede academici, goede voorbeelden en een grondig christelijk wereldbeeld nodig.

De VS was gegrond op het christelijk onderwijs. Tragisch genoeg werd dat onderwijs opgegeven door de hoofdstroom van de Amerikaanse cultuur. Een aanzienlijke minderheid van de Amerikaanse jongeren krijgt tegenwoordig een christelijke opleiding. Moge hun aantal toenemen! Ik vermoed, dat hun positieve invloed in de VS veel groter zal zijn dan je in eerste instantie van hun aantal zou verwachten.

Phil Stringer