De beweging van 1968 en de wetteloze gevolgen

De linkse culturele revolutie of in wat voor wereld leven we?

Onze tijd is gevormd door de ideeën van de 68’ers. Die 68’ers zijn een neomarxistische beweging gebaseerd op het marxisme en het humanisme. De basisovertuiging is ‘los van God’. De mens plaatst zichzelf in het centrum en rebelleert tegen de levende God. De ideeën van deze denkrichting werden feitelijk staatsideologie in de westerse landen vanaf de jaren 70 en 80. De VN is door dit denken beïnvloed.

1. Historische achtergrond
De achtergrond van de 68’ers is secularisatie. Alle gebieden van het leven worden van God losgemaakt. De mens wil zijn leven in eigen hand nemen; wil zelf God zijn. De eerste tekenen hiervan waren er in de renaissance en in het humanisme. De reformatie hield de secularisatie vervolgens ongeveer 150 jaar tegen, totdat deze doorbrak in de verlichting. Als gevolg van de verlichting was Duitsland, maar West-Europa helemaal (met uitzondering van Groot-Brittannië), rond 1800 een geestelijke woestijn. In de negentiende eeuw schonk God genade door sommige opwekkingen. Deze bleven echter lokaal van omvang en omvatten geen grote delen van de bevolking.
Bij secularisatie en ontkerkelijking hoort ook het darwinisme. Dit is een satanische aanval op het gezag van de Bijbel, want ze leert dat de mens niet door God geschapen is en plaatst daarmee fundamenteel vraagtekens bij het gezag van de Bijbel zelf. Bovendien kwam het marxisme op. Marx wil de vernietiging van de goddelijke instellingen (huwelijk, familie, bezit, staat). Geweld en terreur behoren vanaf het begin bij het marxisme, tot aan genocide toe (Engels in de Rheinische Zeitung, 1849).
De situatie in 1900 zag er als volgt uit: Grote delen van de bourgeoisie waren nog steeds op de een of andere manier gekerstend, maar echt geloof ontbrak. De ideeën van orde die ze hadden, waren zonder verwijzing naar de levende God. In feite werden ze gekenmerkt door geestelijk nihilisme.
In 1917/18 kwam het tot tal van politieke omverwerpingen. Ze maakten niet alleen een eind aan de wereld van de 19e eeuw of de in 1815 door het Congres van Wenen geschapen maatschappelijke orde. De breuk was fundamenteler: de hele orde van het christelijke Westen, zoals die er vanaf Constantijn de Grote gekomen was, moest worden afgeschaft.
Nadat in 1933 een groot deel van de protestantse kerk in het Duitse Rijk naar Hitler was overgelopen, kwam er na de oorlog geen echte beweging van berouw. Ook politiek gezien was er lange tijd geen goede verwerking. Pas aan het eind van de jaren 50 begon men zich langzaam met het verleden bezig te houden. Op scholen werden de eerste films over concentratiekampen getoond.

2. Het begin van de 68’ers
Omdat de arbeidersmassa’s in de Eerste Wereldoorlog niet op de slogans van het marxisme ingegaan waren, moest men andere manieren vinden om de maatschappij te veranderen. Antonio Gramsci (1891-1937), stichter en ideoloog van de Italiaanse communistische partij, ontwikkelde de theorie van de “culturele hegemonie”. Marxisten zouden door middel van een “lange mars door de instellingen” stuksgewijs de geestelijk-ideologische dominantie bereiken. Daarom moest doelgericht in partijen, vakbonden, media en uitgeverijen worden geïnfiltreerd, totdat het neomarxisme gemeenschappelijk gedachtegoed zou zijn.
In Frankfurt am Main werd in 1923/24 door Fritz Weil en Georg Lukacs het ‘Instituut voor Marxisme’ opgericht, dat al snel om camouflageredenen tot ‘Instituut voor Sociaal Onderzoek’ werd hernoemd. Vooraanstaande denkers waren de filosoof Max Horkheimer (1895-1973), Herbert Marcuse (1898-1979), Theodor Adorno (1903-1969) en Jürgen Habermas (geboren 1929) die zich op Marx, Bakoenin, Gramsci, Lukacs, Freund en Rijk oriënteerden. Het doel van hun ideologie is een fundamentele sociale verandering. Ze wilden een nieuwe waarheid, een nieuwe mens en een nieuwe wereld (satanisch anti-evangelie). Het ging om de afschaffing van alle macht, om de vernietiging van de geschiedenis, cultuur, traditie en autoriteit (sleutelwoord ‘emancipatie’). Kritiek was het middel hiervoor: alles moest worden onderzocht (kritische theorie). Weliswaar nam men afstand van de Sovjetunie (dus “neomarxisme”), maar het doel was volledig hetzelfde: Gods waarden, normen, geboden en bevelen elimineren. De belangrijkste boosdoeners van de bestaande omstandigheden waren het kapitalisme en het gezin, die geheel in overeenstemming met Marx als ‘autoritair’ werden aangemerkt. Daarom zouden ze moeten worden overwonnen. Het is belangrijk om te onthouden dat de basisideeën van de neomarxisten of de ‘Frankfurter Schule’, zoals die, na haar vestiging, ook werd genoemd, al duidelijk waren gedefinieerd vóór 1933. Het zou volkomen verkeerd zijn om de neomarxistische ideologie te zien als een reactie op het nationaal-socialisme. De afwijzing van zowel het gezin als het kapitalistische systeem werd toen alleen nog maar op de ideologische discussie met het nationaal-socialisme overgebracht.

3. Centrale verklaringen van de 68’ers
a) God is een valse hypothese
God wordt weerlegd door geschiedenis, wetenschap (darwinisme) en marxisme. Hij is een door de mens gemaakte projectie, een “valse hypothese” (Habermas), een leugen (Horkheimer). Niet God, maar de mens is het hoogste wezen. De Frankfurter Schule ziet zichzelf als een materialistische filosofie en ontkenning van het christelijk-westerse denken, in radicale tegenspraak met de Bijbelse theologie en eerdere filosofieën. Religie moet uit de staat worden verdreven. Normen moeten worden bepaald door het tevoren beïnvloede collectief in overeenstemming met de linkse ideologie (‘in rapport met’).

b) De hele eerdere geschiedenis is fout
De westerse samenleving wordt gezien als een klassenmaatschappij. Een kleine minderheid leeft op kosten van de meerderheid. Technische vooruitgang wordt gezien als een proces van ontmenselijking. (Overigens is dit de ideologische wortel van de vijandigheid van de Groenen tegen de technologie.) Volgens Adorno was de “zondeval” de introductie van technologie en dus vervreemding van de natuur. Het doel is “vrijheid van overheersing”. Elke autoriteit, elke heerschappij wordt als negatief gezien. Gepropageerd worden plezier en genoegen (trefwoorden: eigenliefde, zelfverwerkelijking in tegenstelling tot de Bijbelse zelfverloochening).

De hele geschiedenis was een foute ontwikkeling, waarvan men helemaal afstand moet nemen om radicaal met het vorige te breken. Om het burgerlijke systeem te vernietigen valt men het gezin aan en wil het vertrappen. De vrouw zou moeten werken. Kinderen moeten uit het gezin gehaald worden en door de staat worden opgevoed. Door het wegvallen van het genderonderscheid moet er noch vader of moeder, noch man of vrouw zijn.

c) Herinterpretatie van begrippen en taalveranderingen
Tolerantie betekent niet meer de mening van een ander te laten staan, maar alleen de linkse mening moet toegepast worden ( ‘repressieve tolerantie’, Marcuse). Al het andere wordt als slecht en verkeerd bestreden. Critici worden afgeschilderd als morbide (‘homofobisch’, ‘islamofoob’). De woorden ‘vader’ en ‘moeder’ moeten worden afgeschaft. Ouders moeten alleen met hun voornaam worden aangesproken. Moreel correct is alleen wat politiek correct is. De term totalitarisme wordt vervormd naar één kant, zodat men primair fascistische, nationaal-socialistische of zelfs rechtse regimes tot een totalitair regime rekent, terwijl marxistische tirannieën niet op dezelfde wijze als totalitair worden gezien of men beweert, dat haar totalitaire en gewelddadige kant niet overeenkomt met de marxistische ideologie

4. De effecten van het neomarxisme of de ideologie van de 68’ers
De implicaties van deze ideologie zijn uitgebreid, vooral op het gebied van huwelijk, familie, seksualiteit, maar ze omvatten dus sluipend alle andere gebieden van het leven: a) het toelaten van pornografie en prostitutie; b) het vergemakkelijken van echtscheiding (afschaffing van het schuldbeginsel); c) vrijgeven van abortus en (in sommige landen) euthanasie; d) belastering van het gezin, met name in schoolboeken; e) vernietiging van christelijke normen, waarden, normen:
1) in termen van wat wordt bedoeld met ‘huwelijk’;
2) met betrekking tot de verschillende aard en de verschillende rollen van man en vrouw onderling, bij de staat en de kerk, die ontkend worden;
3) met betrekking tot het gegeven van de twee geslachten, dat in toenemende mate wordt ontkend;
4) het vrijgeven, ja, het ondersteunen van homoseksualiteit en andere seksuele praktijken die in de Bijbel echter anders worden belicht in Lev 18: 22; Lev 20: 13; Rom 1: 24-27 en 1Cor 6: 10 en 11.

f) de vrouw uit haar hoofdtaak halen als moeder en huisvrouw; ze moet liever voltijds buitenshuis werken; openbare laster van de vrouw die in de eerste plaats huisvrouw en moeder wil zijn; g) daardoor noodzakelijke constructieve socialisatie van de opvoeding van de kinderen de hele dag in kinderdagverblijven en scholen met gelijktijdig een beperking van de ouderlijke rechten en het inzetten van de staat als eerste opvoedingsgerechtigde; h) ideologie en seksualiteit in het onderwijs (eerst door anti-autoritaire opvoeding, kinderwinkels) en sinds enige tijd door middel van door gendergelijktrekking doortrokken (‘keuzemogelijkheid’ van het geslacht) onderwijsplannen, om daardoor de herwaardering van alle waarden en morele desoriëntatie te bereiken; i) eigenlijk een negatief beeld van de hele geschiedenis vóór 1945 of 1968; j) demonisering van nationale ideeën; k) een negatieve kijk op autoriteit, rolmodellen, helden; l) relativering van de waarheid (behalve als het gaat om de linkse ideologie), belediging van de absolute aanspraak op de waarheid door die “haatuitspraak” te noemen; m) vernietiging van volkeren, naties, nationale culturen door massale migratie; n) een uitbarsting van links antisemitisme.

Grote delen van de educatieve sector, met name de onderwijswetenschappen, de educatieve uitgeverij en de media worden bepaald door neomarxisten of zijn op zijn minst sterk geïnfiltreerd; vrijwel alle grote politieke partijen zijn nu min of meer door hen getroffen. De mening die in publicaties naar voren gebracht wordt, is in veel opzichten en op veel gebieden identiek (bijvoorbeeld migratie, Rusland, Europese Unie, euro, klimaatverandering, abortus/levenswetgeving); kritiek op homoseksualiteit wordt ook niet meer getolereerd op internet (‘netiquette’).

5. Hoe kunnen we dit als gemeente van de Heere Jezus tegemoet treden?
De kerk moet stoppen met het kijken naar de wereld en stoppen met haar acties en denken om “maatschappelijk relevant” te willen zijn. Het gaat er niet om dat ze invloed heeft in de wereld, dat ze iets vertegenwoordigt. De kerk is altijd kerk onder het kruis, een kleine schare, vaak veracht, aangevallen, gemarginaliseerd. Wat christenen moeten bepleiten, is geen “christelijke staat” maar een “morele rechtstaat” op basis van natuurlijke of zedelijke wetgeving.
Omdat God het individu heeft geschapen en hem aanspreekt, omdat de mens individueel voor God verantwoordelijk is, kennen we ook de waarde van het individu en het noodzakelijke respect voor de persoonlijkheid van het individu. Dat is de reden waarom christenen zich kunnen en moeten inzetten voor mensenrechten.
De opdracht van de gemeente van de Heere Jezus is om zich onverkort te houden aan het Woord van de levende God, de Bijbel. Ze moet trouw blijven aan God en zijn Woord. Dit betekent onder andere: een duidelijk belijden van de goddelijke inspiratie en onfeilbaarheid van de Bijbel; van het scheppingswerk in zes dagen; van de juiste onderscheid van wet en evangelie, van de totale verdorvenheid van de natuurlijke mens (geestelijk dood); van redding alleen door genade, alleen om de verdienste van Christus, alleen ontvangen door geloof, zonder enige menselijke verdienste; van de scheppingsordening van man en vrouw; van de door God gegeven staat van huwelijk en gezin; van de orde van de volken als een noodorde vanwege de zonde; van de door God gegeven autoriteit van alle vaderschap, inclusief autoriteit in staat en economie; van de drie-eenheid; de eeuwig ware God en de ware menselijkheid van Jezus Christus in één persoon en daarbij dat Christus alleen de Waarheid is en het Leven en alle andere religies opstand tegen de levende God zijn; vasthouden aan leer- en kerkelijke tucht, inclusief afstand nemen van valse kerken; duidelijke scheiding van kerk en staat; van verantwoordelijkheid voor de schepping die ons is toevertrouwd; van de maatschappelijke verbinding van het eigendom met Gods eigendom voor de glorie van God, tegen uitbuiting en winstmaximalisatie.
Christenen zijn vreemdelingen in deze wereld. Het is waar dat we, als christenen, onze identiteit, want daarom gaat het in deze cultuurstrijd uiteindelijk, duidelijk definiëren als aan de Bijbel en de belijdenis gebonden christenen, die vastbesloten staan in de navolging van Christus, een Bijbels gefundeerd wereld- en mensbeeld hebben en Bijbelse waarden, normen, voorschriften ook consequent uitleven en alles, wat zich van buiten aandient, volgens het Bijbels wereld- en mensbeeld, volgens de Bijbelse leer beoordelen: Jezus Christus is HEERE geldt voor alle gebieden van ons leven. Een belangrijke taak is de opvoeding van de kinderen. Hiervoor zijn christelijke kleuterscholen, kinderdagverblijven, scholen, hogescholen nodig, zoveel mogelijk vanuit christelijke gemeenten. Consequent de weg van de Bijbel te gaan, betekent uiteindelijk ook Bijbel- en belijdenisgetrouwe gemeenten stichten waarin leer- en gemeentetucht mogelijk is en de volledige leer en verkondiging van de Bijbelse boodschap, waaronder de ontwikkeling van een Bijbelse en confessionele theologie.
De kerk moet immers bereid zijn om te lijden en zich voor te bereiden op toekomstige vervolging en ook leren om als gemeente ondergronds te bestaan.

Roland Sckerl