De pedagogische tik

Is slaan van kinderen altijd af te keuren als een uiting van bruut geweld of is er ruimte voor de ‘pedagogische tik’?
B&O magazine, april en juni 2003, door drs. R.H. Matzken

Het laatste woord over de zgn. pedagogische tik is stellig nog niet gesproken. Iedere lichamelijke kastijding of zelfs maar waarschuwing door een opvoeder van een kind zou geweld kunnen oproepen. Merkwaardig genoeg zijn het juist de ‘pedagogische tikkers’ die wijzen op de vele indringende voorbeelden van geweld in films en video’s, maar omgekeerd zien de felste tik-tegenstanders hier nauwelijks een probleem!
Naar aanleiding van deze discussie publiceren wij een tweetal artikelen over kastijding in de opvoeding. Deze zijn genomen uit onze eerdere Aanzet tot een bijbels-genormeerde pedagogiek van de Canadese pedagoog Jack Fennema.


1. Opvoeden binnen het kader van gezag en tucht

Hét opvoedingsmiddel dat de Bijbel aangeeft (en dat volgens dr. J. Waterink (de eerste hoogleraar pedagogiek aan de Vrije Universiteit) zelfs het enige opvoedingsmiddel is) is de tucht of discipline. Het Griekse woord dat hiervoor in het Nieuwe Testament wordt gebruikt is paideia. Dat kan verschillende betekenissen hebben:

  • de educatieve ontwikkeling of instructie (vgl. Hand.7:22;22-3)
  • kastijding (2 Tim.2:24,25; 1 Cor.11:32; Hebr.12:5-11), met als doel de correctie.

Het Hebreeuwse woord dat er het dichtst bij staat (yissér/mûsar) kan omschreven worden als: ’terechtwijzen, corrigeren, discipline aanbrengen, kastijden, instructie geven’.

In zijn algemeenheid slaat het op tucht in de betekenis van onderwijzen, of zelfs waarschuwen, zodat iemand Gods wet gaat opvolgen, meestal wanneer er sprake is van wangedrag. Twee belangrijke gedeeltes vinden we in Deut.8:5,6 en Spr.4:13,14. Bijbelse discipline is gebaseerd op gezagsverhouding.

Vanuit een bijbelse visie op het kind is het duidelijk dat opvoeding die zich normeert aan de Bijbel geen vrije opvoeding kan zijn, maar plaatsvindt binnen het kader van ‘autoriteit’ of ‘gezag’. Deze begrippen roepen het beeld op van een strengpuriteinse autoritaire opvoeding, zelfs van gezagsmisbruik. Ook het begrip ‘macht’ is in de moderne opvoedkunde zeer belast, vandaar dat wij hiervoor liever het bijbelse begrip exousia gebruiken. Hiermee wordt dit begrip in een heel ander kader geplaatst, nl. van verstrekte macht of volmacht, recht op vrijheid van handelen, niet door anderen gehinderde macht om iets te doen. Dit bijbelse kader wordt het meest duidelijk vanuit de ontmoeting van de Here Jezus met de Romeinse centurion, waarvan we lezen in Matt. 8:10-13. Het ‘grote geloof’ dat Jezus bij deze man aantreft, is niet meer of minder dan ‘begrip voor verhoudingen’, wat wordt uitgedrukt in vs 9: Ik ben zelf een man ‘onder-volmacht’ en daarom heb ik ‘volmacht-over’ honderd.”

Opvoeders hebben van Godswege een volmacht over de kinderen die aan hun zorg zijn toevertrouwd (Ef. 6:1-4; Col. 3:20; Rom. 12:6). Dit betekent dat de mens op de gezagsverhouding moet reageren zoals de bijbel aangeeft. Hier ligt een opdracht die hij op een verantwoorde wijze heeft te vervullen.
Deze positie is echter heel anders dan die van een militair, van een leider, van de overheid, want de positie van de opvoeder is direct verbonden met de band der liefde tussen opvoeder en opvoedeling, tussen ouder en kind, en ook tussen leraar en leerling.

Wanneer dit niet wordt begrepen, leidt dit in de praktijk vaak tot twee uitersten:

  • de opvoeder stelt zich op als ‘autoriteit’ die ‘straf’ maakt tot een hoeksteen van zijn opvoedingsbeleid: dit is ‘autoritaire opvoeding’
  • de opvoeder negeert zijn positie als opvoeder en wordt tot een soort ‘begeleider’ van het kind, op basis van vrijwilligheid; het kind dient te komen tot zelfactualisatie (Maslow).

Opvoeding die ‘bijbels-genormeerd’ wil zijn, staat in een positie van volmacht en oefent daarmee ‘gezag’ uit over het kind naar de aard en de mate waarin hem van hogerhand dit gezag wordt verleend.

Opvoeding vanuit gezag in bijbelse zin is iets geheel anders dan forceren of manipuleren. Maar het betekent ook dat de opvoeder zichzelf niet mag laten manipuleren om geen gebruik te maken van zijn gezag wanneer dit nodig mocht zijn De opvoeder is namelijk verantwoordelijk en moet verantwoording afleggen van zijn opvoedend bezig zijn aan God. Dit is met name ook zo belangrijk omdat opvoeding meestal gebeurt vanuit een team: de ouders (invloed van de familie!), het schoolteam (zich houden aan het schoolstatuut) en de kerk/gemeente (lessen inzake liefde en tucht!). Vandaar ook vanouds de drieslag: gezin, kerk, school.
2. Straf als vergelding of als kastijding
En gij vaders, verbittert uw kinderen niet, maar voedt hen op in de tucht en de terechtwijzing des Heren”, Ef. 6:4. In dit bijbelgedeelte gaat het bij het woord ’tucht’ of discipline om twee complexen:
* preventieve tucht of instructie
* correctieve tucht of kastijding.

Hiermee sluiten wij aan bij het boek ‘Nurturing children in the Lord’ (‘Kinderen opvoeden in de Here’) van de Canadese pedagoog Jack Fennema, waarvan ongeveer tien jaar geleden een aantal hoofdstukken als artikelen zijn verschenen in het blad Gereformeerd Pedagogisch Centrum.

In zekere zin is opvoeding in een ‘affectieve gezagsverhouding’ leren omgaan met de essenties ‘vrijheid en gehoorzaamheid’. Daarmee leert het kind dat ware, christelijke vrijheid een ‘vrijheid-in-gebondenheid’ is; oudtestamentisch ‘een begrensde ruimte’. Hierbij hebben zowel kinderen als volwassenen verantwoordelijkheid jegens God. Dingen die verkeerd gaan in de opvoeding kunnen hun oorzaak hebben bij het kind (ongehoorzaamheid of gedragsafwijking door lichamelijke of psychische stoornissen), maar ook bij de volwassene (door onverstand de kinderen ‘prikkelen’).

a. Het eerste dat de bijbelse discipline bepaalt is de instructie. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt primair bij de ouders (Gen.18:19; Ef.6:4; 1 Tim.3:4,5) Deze instructie moet in daden worden omgezet. Dat wordt aangegeven door het Hebreeuwse woord ‘chanak’, dat betekent: oefenen of trainen (Spr.22:6). Ditzelfde woord wordt gebruikt in Deut.20:5; 1 Kon.8:63; 2 Kron.7:5. Chanak houdt dan in: wijden-aan, afzonderen-tot. Kinderen moeten zo worden opgevoed, dat ze aan God gewijd zijn.

Deze preventieve tucht wordt uitgewerkt in een aantal vormen, waarbij er twee soorten worden onderscheiden: een discipline die min of meer onopzettelijk is, en de discipline die bewust bedoeld of gekozen is. De opzettelijke discipline heeft vooral te maken met het feit dat een kind geconfronteerd wordt met de (doorwerking van) de zonde in zijn leven. Hier komt het karakter van christelijke opvoeding centraal te staan. Bovendien vragen kinderen om een duidelijke structuur: ze willen weten waar ze aan toe zijn en verkennen regelmatig hun grenzen.
Op deze basis dienen wij dus preventieve tucht te bezien, zoals het stellen van regels, censuur op de schoolkrant, gang van zaken bij werkweken, het verbod op alcohol bij schoolavonden enz. Zonder deze preventieve tucht ontbreekt een van de wezenlijke facetten aan een christelijke opvoeding, namelijk de vorming tot zelfstandig mens die in staat is verantwoordelijkheid te dragen.

b. De correctieve tucht als tweede opvoedingsmiddel vindt plaats wanneer inbreuk is gepleegd op de regels van de preventieve tucht. Het woord tucht komt van een oud woord tiegen, dat betekent (naar zich toe) trekken, tot behoud. Voorbeeld: een kind dreigt te verdrinken in een gracht en nu wordt het een touw toegeworpen om het naar de kant te trekken. Zo waren de straffen van God in het boek Richteren niet bedoeld om Israël weg te slaan, maar juist naar Hem toe te trekken tot behoud.

Velen in onze dagen voelen daar niet meer voor of hebben het zicht daarop verloren. In talloze gevallen is dit gebrek aan tucht verworden tot een vaak onbegrijpelijke gedoogbeleid (vroeger noemden wij dit laksheid). Men werpt het kind geen reddingstouw meer toe, maar laat het a.h.w. verdrinken. Een voorbeeld uit de bijbel is de houding die de priester Eli aannam t.o.v. zijn verdorven zonen. Dit viel samen met één van de dieptepunten uit de geschiedenis van Israël, 1 Sam. 2: 22-25. Kastijding, aldus Fennema, beoogt het leven te ‘reformeren’; straf daarentegen is te beschouwen als het ‘loon’ op verkeerd gedrag.

Het recht op straf, in de zin van vergelding van overtreding lijkt in de Bijbel slechts aan God toegekend te worden (Rom. 5:8,9; Deut. 32:35,36; Rom. 12:19). God motiveert Zijn kinderen niet door angst voor straf of wraak. Hij heeft zelf immers het tegendeel gedaan. Hij nam de dreiging van de straf weg, om vervolgens een antwoord van dankbaarheid te vragen: gehoorzaamheid. Straf in de zin van vergelding behoort alleen God toe. Mensen hebben slechts de vrijheid hun kinderen in liefde te corrigeren, waarbij kastijding uiteraard niet uitgesloten is.

Het principe van straf bij de opvoeding is principieel verschillend van alle andere verhoudingen, zoals die van de overheid ten opzichte van haar burgers. Bovendien is hier sprake van een nauwe persoonlijke relatie waarin zowel de liefde als de duurzaamheid centraal staan, beide als functie van de begeleiding van een ander mens in zijn ontwikkeling, waarover de volgende sectie handelt. De bijbel maakt onderscheid tussen ‘kastijden’ en straffen’, die wij als volgt tegenover elkaar kunnen stellen:

Kastijden/corrigeren Straffen/vergelden
Doel:
Oogmerk:Nadruk op:
Houding:

Emotionele gevolgen:

Terugkeer tot aanvaardbaar en passend gedrag:Een middel tot dat doelOpscherping van het geweten
De toekomst;Aanvaardbaar of ‘voorbeeldig’ gedrag
Weerspiegelt liefde en betrokkenheid van de kant van de opvoeder

Bevestiging van zichzelf;

Veiligheid

Herstel van een rechtsverhouding waarop inbreuk werd gepleegd:is een doel in zichzelfHandhaven van wetten/regels
Het verleden;Niet tolereren van ‘onaanvaardbaar’ gedrag
Weerspiegelt afkeer en frustratie

Moeilijk om de persoon los te zien van de overtreding
Angst; schuld; wrok
Mogelijk ook: verwerping

Iedere correctieve maatregel moet plaatsvinden in een kader van liefde, welwillende gestrengheid en doortastendheid. Drie elementen zijn hierin van belang: consistentie, duidelijkheid en eerlijkheid/fairness.
Een opvoeder moet zeggen wat hij denkt, en denken wat hij zegt. Een daad van ongehoorzaamheid is ten alle tijde verkeerd, hoe de stemming van de opvoeder ook mag zijn. Uieraard moeten de regels of voorwaarden van meet af aan duidelijk zijn. Men kan kinderen niet verantwoordelijk stellen voor iets wat ze niet wisten of wat niet duidelijk was. Tenslotte is er het principe van de verhouding. De te nemen maatregelen moeten in verhouding zijn met de overtreding en met de leeftijd van het kind. Door een logische samenhang zal een kind tot inzicht komen en daardoor geestelijk kunnen groeien. De correctieve maatregelen moeten ook bij dat ene kind passen. Het ene kind heeft meer correctie nodig dan het andere. Tenslotte dient het kind bij elke straf te merken dat uit liefde wordt gestraft en niet uit woede of een persoonlijk gekrenkt zijn.


3. Terechtwijzen als counseling: een daad van herstel

Het derde aspect van de opvoeding wordt gevormd door de terechtwijzing. Het woord ’terechtwijzen’ is het Griekse woord nouthesia. Dat betekent: raad en troost geven; vermanen en waarschuwen, op het hart drukken. Het gaat hier om de meer emotionele vorming; zie hiervoor ook Titus 3:10; 1 Cor. 10:11 en Efeze 6:4. Dit impliceert dat er aanwijzingen naar de Schrift worden gegeven, dus vanuit een bijbels denkkader als basis voor waarden en normen. Hier wordt vermanend instructie gegeven, vandaar de titel van het bekende boek van Jay Adams: ‘Nouthetisch counselen’. Wij kunnen hier dus spreken van ‘nouthetisch opvoeden’. Opvoeders mogen hun taak niet beperken tot tucht (instructie en correctie) alleen; zij zijn ook geroepen om waar nodig terecht te wijzen (counseling).

‘Opvoeden in de Here’ heeft niet alleen een functie vanuit het scheppings- of cultuurmandaat, maar ook vanuit de herschepping, het verzoeningsmandaat. Twee kernwoorden hiervan zijn:
* ‘counseling’ als daad van genezing, en
* ‘discipling’ als praktijk van het volgen van Jezus.

De term ‘counseling’ heeft betrekking op de Derde Persoon van God, de Heilige Geest, Die de ‘Parakleet’ wordt genoemd, in het Nederlands: Trooster, in het Engels: Counseler. De naam betekent letterlijk: de ernaast geroepene, hij die op het juiste moment iemand bijstaat die hulp nodig heeft. Ook mensen kunnen een parakleet zijn voor elkaar, zoals Barnabas dat was voor de pasbekeerde Saulus, of Filippus voor de kamerling uit Morenland. Door dit element in te brengen wordt in de christelijke opvoeding recht gedaan aan de Persoon van de Heilige Geest, Die dikwijls voor velen ‘de Grote Onbekende’ is.

Blijkens Johannes 16 heeft de Heilige Geest drie functies, zowel voor de gelovigen als voor degenen die Christus niet kennen:

* De niet-gelovigen, ‘de wereld’ worden door Hem ‘overtuigd’, d.w.z. Hij weerlegt hun denken op krachtige wijze:
– van zonde, d.w.z. van ongeloof, dat is van rebellie tegen God;
– van gerechtigheid, d.w.z. van Gods maatstaf, ook nadat Jezus naar de Vader is teruggekeerd;
– van oordeel, d.w.z. van het komende gericht, waarbij de mens schuldig zal staan tegenover zijn Maker.

* De gelovigen worden door Hem ‘gecounseld’, d.w.z. hun denken wordt door Hem gevormd en gericht:
– op de waarheid, temidden van een wereld die verleugend is;
– op de toekomst, die voor de wereld een onbekend, gesloten boek is;
– op de Here Jezus, die voor hen net zo reëel wordt als dat Hij op aarde voor Zijn discipelen was.

Bij de opvoeding wordt de verhouding tussen correctieve tucht en pastorale tucht bepaald door de aard van het vergrijp en voorts door de leeftijd van het kind. Men zou dit kunnen brengen in een glijdende schaal of continuüm:

kleine vergrijpen,|bij jonge kinderen ernstiger vergrijpenbij jonge kinderen criminele vergrijpenIn de vroege puberteit mentaliteitsveranderingin de latere puberteit

Naarmate de kinderen ouder worden, neemt het correctief handelen af (de actie van herstel) en neemt de counseling (herstel door communicatie) toe.

Wij kunnen dit aldus aangeven:

Kastijden, correctie Vermanen, counselen
Jonge kinderenLeeftijd van het morele realismeDirecte gevolgen (genoegen/smart)

Correctie naar één kant gericht

Beperkte persoonlijke verantwoordelijkheid
Gericht op het oordeel van volwassenen (externe oriëntatie) *

Volwassene is medeaansprakelijk voor gedrag

Jonge mensenLeeftijd van het morele relativismeBegrip en redelijkheid

Wederzijdse correctie

Grotere mate van persoonlijke verantwoordelijkheid

Gericht op het eigen oordeel (interne oriëntatie)
Aansprakelijk voor gedrag

* jonge kinderen kunnen uiteraard ook, zij het in beperkte mate, een interne oriëntatie hebben


d. Concrete inhoud van de bijbelse terechtwijzing

De bijbelse correctie bestaat uit een aantal fasen:

  1. het confronteren: duidelijk maken wat de leerling heeft ‘misdaan’ en waarom dit onaanvaardbaar is;
  2. het erkennen van datgene wat verkeerd was en het belijden ervan, Spr.28:13; het terugkeren tot de basis van vertrouwen. Fennema noemt dit: opnieuw een verbond aangaan, met het oog op de toekomst (in minder zware termen: herstel van de liefdesrelatie).

Bij dit alles is luisteren van het grootste belang, niet alleen naar hetgeen de leerling te zeggen heeft, maar ook naar wat hij niet zegt en wat uit zijn houding blijkt (non-verbale communicatie)

Het doel van counseling is herstel van verhoudingen (liefde) zonder dat aan de gestelde regels geweld wordt aangedaan (gerechtigheid en waarheid). Kennis van de principes is hier niet genoeg, want de toepassing ervan kan leiden tot een eenzijdige karikatuur. Hier is vooral wijsheid nodig, die immers ten grondslag ligt aan elke counseling. Men kan dus niet volstaan met het geven van een aantal adviezen, want counseling impliceert de ander kennen met het hart, opdat wij die ander zullen bijstaan bij het nemen van beslissingen in persoonlijke verantwoordelijkheid en gericht op de zelfstandigheid in houding en gedrag. Zó zal God alle eer ontvangen in de opvoeding van onze kinderen. Ook in deze postmoderne tijd!