DE VRIJHEID VAN MENINGSUITING IN HET GEDING!?

Onlangs zei iemand voor de tv dat volgens de Nederlandse wet alles mag worden gezegd en geschreven, mits het maar niet aanzet tot haat en (fysiek) geweld. Alles mag gezegd – dus ook halve waarheden, kwetsende, beledigende, spottende, cynische, treiterende, provocerende woorden, inclusief vloeken, ja zelfs Godslasteringen! Dat moet kunnen. Of niet soms? Verbaal geweld is ‘in’. Het lijkt wel of sommige Nederlanders er plezier in hebben en er zelfs trots op zijn, helden in het schelden. Alles moet immers kunnen! ? Alsof verbaal geweld niet tot innerlijke pijn, tot ergernis en woede, tot haat en fysiek geweld zou (kunnen) uitlokken. Hoort bewust uitlokken soms ook tot de ‘vrijheid van meningsuiting’? Evenals een minachtende of agressieve toon?

Waar zijn wij mee bezig?

Wordt het niet hoog tijd dat wij ons realiseren dat er een Hogere Rechter is aan wie wij – ook wij Nederlanders – “rekenschap van ieder ijdel woord op de dag van het oordeel” moeten geven? (Mat. 12:34-37). Wat moeten onze (klein)kinderen en onze jonge mensen wel denken, die een voorbeeld zoeken én volgen voor hun omgang met medemensen. Beseffen journalisten, columnisten en andere schrijvers, beseffen kunstenaars, filmmakers, cabaretiers, maar ook vakbondslieden, politici en niet te vergeten de media wel dat zij een voorbeeldfunctie hebben? Trouwens, wij allen als volwassenen hebben dat. Waar zijn de bijbelse normen en waarden gebleven, ja zelfs alleen al normen van fatsoen en van respect voor de medemens? Wat voor atmosfeer zijn wij zelf als Nederlanders aan het creëren? Zijn er niet zelfs landgenoten, die in de tweede of derde wereld hebben gewerkt en zich na hun terugkomst niet meer thuis voelen in eigen land – met name zendelingen? Door de Ik-cultuur van landgenoten? En dan verlangen wij van buitenlanders dat zij zich volkomen integreren in ónze maatschappij. Integreren in onze egocentrische, verkilde en verharde maatschappij met een decadent en respectloos klimaat en met een ruw en banaal taalgebruik …

De ene werkelijkheid

Het is en blijft een feit: de islam is een politieke religie, een religie ook van (eer)wraak en geweld, van het zwaard. De koran en de hadith (de overlevering van het leven van Mohammed, van zijn woorden en daden) vormen de religieuze basis. Het is droevig dat de islam de wereld in twee fronten indeelt: in het “Huis van de vrede” (overal daar, waar de islam staatsgodsdienst is en de sjaria staatswet, met opheffing van de eigen landswet) en het “Huis van de oorlog” (alle andere landen). Het is de islam (koran) – niet iedere moslim – die aan alle niet-moslim landen de oorlog heeft verklaard, dus ook aan Nederland.

Wij mogen de ogen er niet voor sluiten dat de koran de joden verafschuwt en ieder christen vervloekt die Jezus Christus als zijn of haar “HEERE en God” belijdt zoals Thomas deed. Het is de koran die op talloze plaatsen oproept tot geweld tegen de “ongelovigen” (alle niet-moslims). Het is de koran die het geestelijk uitgangspunt is voor iedere moskee, voor iedere islamitische school en andere instelling, voor iedere imam (vooral buitenlandse) en iedere moslim godsdienstonderwijzer evenals voor iedere moslim onderwijskracht. Het is de koran die naast de hadith de inspiratiebron van iedere (jonge) moslim is die zijn godsdienst serieus neemt. Kritiek op de koran moet kunnen, maar dan wel zakelijk, met respect en een bewogen hart voor de moslim naaste.

De andere werkelijkheid

In tegenstelling tot de islam is het bijbels christendom niet gebaseerd op “oog om oog, tand om tand”. In tegendeel (Rom. 12:17-21). De overheid heeft natuurlijk haar eigen verantwoordelijkheid. Maar ons persoonlijk antwoord kan en mag nooit verbaal geweld zijn, nooit provocatie tot lichamelijk geweld. En wat is eigenlijk ónze inspiratiebron voor gedachten, woorden en daden, voor onze omgang met de naaste? En zijn wijzelf nog tot in het diepst van onze ziel geraakt wanneer onze God en hemelse Vader gelasterd of met onze Here en Heiland Jezus Christus de spot gedreven wordt? Een christen kent geen eerwraak. Maar drijft de eer van de heilige, levende God ons nog op de knieën en tot een moedig getuigenis?

Ik vrees dat er iets meer in het geding is dan de vrijheid van meningsuiting of beter gezegd, iets ánders. Is het niet in diepste wezen de roep om vrijheid van zondigen tegen God en de medemens, om emancipatie van God en Zijn geboden? Is er niet een nauw verband tussen (gebrek aan)respect voor God en (gebrek aan)respect voor de medemens? Het grootste probleem is niet de islam, maar is de afval van de drie-enige God en Zijn Woord in het post-christelijke Westen.

“Dwaalt niet, God laat niet met Zich spotten! Wat een mens zaait, zal hij ook oogsten” (Gal. 6:7)