De Waarheid is in het geding.
Staat het protestantisme voor zijn bankroet?
Volgens kerken was de verwerping van Jezus als Messias en Zijn kruisiging betekenden voor het Jodendom het geestelijke bankroet. Als gevolg daarvan verkondigden verschillende kerken met een bepaalde aanmatiging: De christenheid is nu, in plaats van de Joden, het nieuwe volk van God. Aan het nieuw-testamentische begrip gemeente, het lichaam van de Heere Jezus, ging men voorbij. De apostel Paulus vermeldt in 1Cor 10:32: „Geeft noch aan Joden, noch aan Grieken, noch aan de gemeente Gods aanstoot.“ Bij een groot evenement in Berlijn droomde men er zelfs van dat de christenheid nu op het punt stond om zich van een langdurig, minderwaardig ‘kikker-bestaan‘ tot ‘een koninkrijk‘ op te werken, natuurlijk in de gedaante van een oecumenische wereldlijke eenheidskerk na de overwinning van de zogenaamde kerkscheuring. Dat zou toch een heerlijk doel zijn, als de hele wereld ertoe zou komen om naar de stem van Christus te luisteren en eindelijk naar Gods wil geregeerd zou worden, maar het geheel zou toch op de grondslag van de waarheid en de realiteit moeten staan! Maar in plaats daarvan dreigt voor de christenheid ook het geestelijke bankroet: aan de ene kant door het aannemen van een on-Bijbelse, zogenaamde ‘oecumenische eenheid‘, dus de vrijwillige terugkeer van de protestantse kerken onder de paraplu van Rome en aan de andere kant door het prijsgeven van de, eens met het bloed van de martelaren duur bevochten, reformatorische waarheden en reformatorische vrijheid.
Eigenlijk is aan de christen de goddelijke belofte gegeven, om tot ‘kennis van de waarheid‘ (1 Tim 2:4) te kunnen komen. Maar nu dreigt er een totale verwarring, zoals de profeet het tot uitdrukking brengt: ‘Mijn volk gaat te gronde door het gebrek aan kennis‘ (Hosea 4:6).
Al enkele jaren geleden schreef bijv. een evangelisch theoloog, Dr. Werner Neuer van het seminar St. Chrischona, na een ontmoeting met de paus heel enthousiast van een ‘oecumenisch geweldig moment‘, en tegelijkertijd deelde hij ons de wensen van de paus mee voor het herdenkingsjaar van de reformatie in 2017: Het zou toch tot een ‘gemeenschappelijke belijdenis van schuld‘ en tot een ‘belijdenis van het gemeenschappelijke christelijke geloof‘ mogen komen.
De vreemde herder
Hier schijnt nu echter alles op zijn kop te staan. Protestanten die sinds eeuwen door de paus, dus door de vermeende ‘overste herder van de christenheid‘, als slachtschapen opgejaagd, vervolgd, gefolterd, gewurgd, verbrand en vermoord werden, moeten nu boete doen, omdat ze van hem weggelopen zijn en eigen, van Rome onafhankelijke, kerken en gemeenten gesticht hebben.
Maar de ‘schapen van Christus‘ waren voor deze ‘roomse herders‘ weggelopen, omdat ze hun stem niet als de stem van de ‘Goede Herder‘ herkend hadden, want de Heere Jezus leert toch uitdrukkelijk: ‘Ik ben de goede Herder en Mijn schapen kennen Mijn stem. Maar een vreemde zullen zij geenszins volgen maar zij zullen van hem vluchten, omdat zij de stem van de vreemden niet kennen‘ (Johannes 10:1-14).
Blijkbaar terecht zegt men, dat de mens niets van de geschiedenis leert. Eens maakte ik zelfs mee dat in het bijzijn van meerdere broeders een Bijbelschoolleraar luid verkondigde: ‘Kerkgeschiedenis is drek.‘ Deze medewerker was, wat later bleek, een aanhanger van dweepzieke kringen en wilde met zijn krasse uitspraak zeggen: ‘We staan in het heden en moeten de tegenwoordige uitdagingen aangaan, want wat er gisteren was, interesseert ons niet meer.‘
Beschaamd gaat men na zo’n ‘onderwijzing‘ naar huis en begint na te denken. Men vraagt zich af: Bestaat de Bijbel zelf niet voor een groot deel uit geschiedenisboeken? En dan ontdekken wij, dat de Bijbel zelf heel veel waarde hecht aan geschiedkundige overlevering, want in 1 Korinthe 10:1-11 lezen we: ‘Al deze dingen nu zijn hun overkomen als voorbeelden en zijn beschreven tot waarschuwing voor ons.‘ En heeft niet onze HEERE JEZUS Zelf verwezen naar lang geleden gebeurtenissen, doordat Hij ons herinnerde aan ‘al het rechtvaardige bloed dat op de aarde vergoten werd, vanaf het bloed van de rechtvaardige Abel‘ (Matth 23:35).
En uitgerekend in onze tijd, te midden van de ontwikkelingen van de eindtijd, moeten wij geschiedenissen als iets waardeloos verachten? Aha, langzaam beginnen we te begrijpen: Christenen die destijds gedurende 50 jaar aan een enorme oecumenische propaganda waren blootgesteld, hoeven er niets meer van te weten, hoe en waarom het eigenlijk tot een reformatie kwam. We moeten veel meer open staan voor dat wat tegenwoordig de trend is, dus open staan voor de tijdgeest. We moeten ons niet meer herinneren hoeveel martelaarsbloed het heeft gekost, totdat het met Gods hulp eindelijk tot een bevrijding van Rome kwam en tot de stichting van onafhankelijke, evangelische kerken.
We moeten ons er ook niet langer van bewust zijn, dat de reformatoren, speciaal Maarten Luther, helemaal niet van een scheuring van de christenheid spraken, maar veelmeer van de ‘bevrijding van de christenheid uit de Babylonische gevangenschap‘ (zie Luthers brochure ‘De Babylonische gevangenschap van de kerk van Christus‘). Ook de 288 Engelse martelaren moeten wij maar vergeten, die gedurende de vijfjarige regeringstijd van de ‘bloedige‘ Maria levend verbrand werden, omdat ze aan het protestantse geloof vasthielden en liever de vuurdood ondergingen dan zich aan de rooms-katholieke, on-Bijbelse dogma’s te onderwerpen.
Onder al deze slachtoffers waren 1 aartsbisschop, 4 bisschoppen, 21 geestelijken, 55 vrouwen en 4 kinderen. We hoeven er ook geen duidelijke voorstellingen van te hebben wat een grote zegen de christenheid ten deel viel door de vier grote hoofdpilaren van de protestantse belijdenissen:
Alleen Jezus, want HIJ is de enige Middelaar tussen God en de mensen.
Alleen het geloof en alleen de genade leiden tot ware geloofszekerheid.
Alleen de Heilige Schrift heeft gezag voor het christelijke geloof.
Een fatale vergissing
Ook moeten we ons niet meer herinneren hoe toendertijd in Europa de rooms-katholieke anti-reformatie woedde. Twee van die roomse overvallen waren bijzonder wreed en gemeen, die van 1572 in Frankrijk en van 1641 in Ierland. Beide bloedbaden verliepen volgens hetzelfde plan. Aan elke aanval ging een tijd van schijnbare verzoening vooraf. Rooms-katholieken en protestanten schenen in vrede naast elkaar te kunnen leven, want de katholieken gedroegen zich vriendschappelijk en aardig tegenover de protestanten. In Frankrijk regelde de koning zelfs de bruiloft van zijn rooms-katholieke zuster met een protestantse leider, om op deze manier een teken van het oecumenische met elkaar voor te wenden.
De protestanten, die eeuwenlang brutale vervolging en onderdrukking gewend waren, ondervonden zo’n grote opluchting dat ze dit vreedzame samenleven vertrouwden en hun waakzaamheid lieten varen. Ze zagen het als een bevestiging dat het Vaticaan nu daadwerkelijk veranderd was. Maar dat was een fatale vergissing, die hen het leven kostte. Hadden ze maar beter gelet op de waarschuwing van de Heere Jezus om voor ‘de roofzuchtige wolven die in schapevachten gekleed waren‘ (Matth 7:15) op te passen, dus voor de waarschuwing voor moordenaars die zich uitgeven als dienstknechten van God! Hadden ze maar het onderwijs van de Heere Jezus ernstiger opgevat, dat van de ‘bedorven bomen die nooit goede vrucht kunnen voortbrengen‘ (Matth 7:17-18), dat dus ook de boom ‘pausdom van Rome‘ nooit verandert, waarvan geschiedkundig duidelijk gedocumenteerd is dat deze ‘vruchten‘ de verschrikkelijkste christenvervolgingen waren.
Maar zo brak te midden van de ‘oecumenische vrede‘ van het ene moment op het andere het moorden uit, dat in Frankrijk minstens 30.000 slachtoffers eiste (andere geschiedenisonderzoekers komen op hogere getallen uit) en in Ierland 40.000.
Natuurlijk moet men daarbij letten op het feit dat het bij de rooms-katholieke vervolgers eerder om religieus gemotiveerde, fanatieke aanhangers van de roomse machtsbelangen ging, – in die tijd ‘roomsen‘ genoemd – , terwijl ernstige, vrome katholieken zelf ook vervolging en brandstapels te verdragen hadden, zoals bijv. aartsbisschop Thomas Cranmer, Dr. Rowland Taylor en anderen!
Paus Gregorius XIII, als zogenaamde ‘overste herder van de christenheid‘, zou ontsteld moeten zijn geweest over het wrede afslachten van de ‘schapen van Christus‘, maar in plaats daarvan was het voor hem een aanleiding om feest te vieren. Om zijn triomf nog beter en duurzamer tot uitdrukking te brengen, liet hij in herinnering aan de Parijse nacht van moorden, ook ‘bloedbruiloft‘ genoemd, een gedenkmunt slaan.
Ook de tegenwoordige christenheid heeft nu sinds het 2e Vaticaans Concilie een 50 jaar durende tijd van schijnbare toenadering en verzoening met de roomse kerk achter zich. Voor het concilie waren protestanten voor Rome slechts ‘ketters‘, maar plotseling werden ze ‘gescheiden broeders‘ genoemd. Deze strategie was zo succesvol, dat tegenwoordig veel christenen uit de evangelische gemeentes tot de slotsom gekomen zijn: Het Vaticaan van vandaag is niet meer te vergelijken met vroegere tijden, er is daar veel in positieve zin veranderd. Nu ging het er om voor de wereld eenheid te laten zien om de christelijke boodschap geloofwaardig te betuigen.
Hoe mooi zou het zijn, als men zich zou kunnen aansluiten, maar de feiten spreken helaas een heel andere taal. Bekijken we enkele citaten die aan het ‘katholieke kerkrecht‘, genaamd “Codex Juris Canonici”, ontleend zijn (opnieuw bewerkt en uitgegeven in het jaar 1983): Can. 331 en 333, bladzijde 100 zegt: ‘De paus … de plaatsvervanger van Christus … heeft de hoogste macht van het goddelijk recht. Ze wordt hem dus niet door menselijke comités, bijvoorbeeld van de totaliteit van de gelovigen of van de bisschoppen, overgedragen … zijn besluiten hebben geen bevestiging nodig … en er is geen roeping door een andere instantie‘ (can. 1404).
De paus is de hoogste wetgever en hoogste rechter. Hijzelf is niet onderworpen aan een oordeel. In de dienst van het onderwijzen heeft de paus de hoogste autoriteit (niet de Bijbel, het geschreven WOORD VAN GOD). Besluiten ‘ex – cathedra‘ zijn onfeilbaar.
Bladzijde 357, § 124, strafbare feiten tegen de religie en de eenheid van de kerk: Can. 1364: Afval van het geloof, ketterij en afvalligheid zijn de ergste overtredingen tegen aanbidding van God en eenheid van de kerk.
Volgens can. 751 is ‘ketterij‘ de hardnekkige ontkenning van de katholieke leer en ‘kerkscheuring‘ is weigering van de onderwerping aan de paus.
Bladzijde 71, can. 205 over de doop: ‘De doop kan slechts eenmaal en onherroepelijk ontvangen worden; dit … lidmaatschap van de kerk is niet ongedaan te maken‘.
Volgens deze enkele bewijzen van het rooms-katholieke kerkrecht zal men zich zeker niet ten onrechte afvragen: En waar blijft het zogenaamde ‘mensenrecht‘ van geloofsvrijheid? Komen we hier zo mogelijk de, al in de Bijbel geprofeteerde, dictatuur van de eindtijd tegen, temeer omdat wij in onze omgeving duidelijk waarnemen hoe bepaalde krachten steeds meer de ‘anti-christelijke structuren‘ willen bewerken:
- met zo mogelijk snelle afschaffing van contant geld,
- met het populair maken van het getal 666,
- met het installeren van de ‘valse profeten‘ op elke plaats (dus de in de Bijbel beschreven, bloeddorstige helpers van de antichrist),
- met onderdrukking van de vrijheid van meningsuiting,
- met doelbewuste bevordering van morele ontwrichting onder het volk ….
Rome heeft zich dus, duidelijker dan ooit tevoren, ‘kerkelijk juridisch‘ verankerd: De paus heeft de hoogste macht van het goddelijk recht en is de hoogste wetgever en hoogste rechter en heeft de hoogste leerautoriteit, waarmee gedefinieerd moet worden, wat ‘geloofsafval‘ en wat ‘ketterij‘ is. Dus moet elke protestant en natuurlijk ook elke ernstige rooms-katholiek zich vandaag afvragen: Zit daar niet een mens op de plaats van Christus en wordt hij dus een antichrist? Het woord ‘anti‘ betekent niet alleen ‘tegen Christus‘, maar kan ook betekenen dat er iemand ‘op de plaats van Christus‘ zit. Maar de Heere Jezus Zelf heeft ons uitdrukkelijk voor diegenen gewaarschuwd, die (Matth 24:5). ‘onder Mijn naam zullen komen en zullen zeggen: ik ben de Christus‘
Christenen worden uitgedaagd.
De tegenwoordige christenheid wordt dus uitgedaagd om positie in te nemen en men vraagt zich af: Zullen de protestanten in het gedenkjaar van de reformatie in 2017 daadwerkelijk een ‘medeschuld‘ belijden en ‘berouw hebben‘ over hun zogenaamde ‘zware overtreding tegen de eenheid van de kerk‘ (zie can. 1364)? Zullen protestanten boete doen over hun vermeende ‘ketterij‘ waarmee ze bijv. de roomse transformatie van de elementen ‘brood en wijn‘ in het avondmaal tegenspreken? De paus, met zijn ‘hoogste leerautoriteit‘, noemt zo’n gedrag ‘hardnekkige ontkenning van een katholieke leer‘ (zie can. 751). Daarom staat er ook in de pauselijke encyclieken ‘Ut unum sint‘ (Latijn: Opdat zij één zijn): ‘Het feest van een gemeenschappelijk avondmaal van alle christenen is pas na herstel van de volle kerkelijke eenheid mogelijk‘, dus pas dan, als ook de protestanten weer voor een ouwel neerknielen en in haar Christus aanbidden, hoewel toch het reformatorische geloof de Bijbelse waarheid heeft erkend, dat brood en wijn symbolen zijn, zoals bij andere vergelijkingen: ‘De Heere Jezus als de deur‘ of ‘de Heere Jezus, als de ware wijnstok‘.
Ook blijft de vraag: Zullen de ‘protest – tanten‘ al het ‘tanten wezen‘ wegdoen en weer terugkeren tot ‘protest‘ tegen alle roomse ketterijen, die het WOORD VAN GOD weerspreken? Zullen ze met dr. Maarten Luther belijden en daaraan vasthouden: ‘Mijn geweten is gebonden aan het Woord van God. Hier sta ik, ik kan niet anders?‘ Moge het de protestanten met Gods hulp gelukken niet op te gaan in de grote kudde van de oecumenische eenheid. De Heere Jezus Zelf spreekt van ‘Zijn kleine kudde‘ (Lukas 12:32). Aan de andere kant is het voor alle oprechte, vrome en ernstige katholieken te wensen dat zij de goddelijke roep uit Openbaring 18:4 vernemen: ‘Gaat uit van haar!‘
Manfred Kämpf, zendeling CH-Wetzikon / Peru
De tekst is bewerkt .
Bron: Der schmale Weg, 3/2016