De zorg van God (4)

Maria, wat heb je in je hand? (Joh 12:1; Mark 14:1 en Matth 27:60)

De vorige keer hebben we een aantal begrippen verbonden met personen, die iets in hun hand hadden. Een korte terugblik:

  • Mozes → staf → gehoorzaamheid aan God.
  • David → 5 gladde stenen →vertrouwen op God.
  • De discipelen → staf → afhankelijkheid van God.
  • Jongen → 5 broden en 2 vissen→ afzien van eigen wensen (zelfverloochening)

Maria van Bethanië

Nu komt Maria van Bethanië. En zij heeft iets bijzonders! Een albasten fles met zuivere narduszalf. Hoe komt ze erbij om zoiets kostbaars voor de Heiland te kopen? Dan moeten we teruggaan in de geschiedenis.
In Lukas 10: 38-40 lezen we : 38 Terwijl zij op reis waren, kwam Hij in een zeker dorp. En een vrouw, Marta geheten, ontving Hem in haar huis. 39 En deze had een zuster, genaamd Maria, die, aan de voeten des Heren gezeten, naar zijn woord luisterde.

Hier leerde ze van de Heere Jezus. Wat een voorrecht door Hem Zelf onderwezen te worden. In vers 41 zegt de Heer dat Maria het goede deel gekozen heeft. Dat is ook ons voorrecht. Als we onze Bijbel ter hand nemen en Hem vragen: “Heer leert u mij datgene wat u nodig vindt en wat ik nodig heb”, dan zal Hij dat doen. Psalm 32:8 zegt het zo treffend: “Ik leer en onderwijs u aangaande de weg die gij gaan moet; Ik raad u; mijn oog is op u.” Hij wil dat we van Hem leren. In Matth 11:29 lezen we: “Leert van Mij……” Er is geen beter onderwijs dan het onderwijs van de Heere Jezus. Hij is het volmaakte Voorbeeld. Maria leerde van Hem. En ik en u ?

In Johannes 11 lezen we van Lazarus’ dood. Als Martha, haar zus, zegt dat de Heere Jezus haar roept, dan gaat ze direct naar Hem toe. In vers 32 staat: “Toen Maria dan kwam, waar Jezus was en Hem zag, viel zij Hem te voet en zeide tot Hem: Here, indien Gij hier geweest waart, zou mijn broeder niet gestorven zijn.” Ook hier vinden we haar aan de voeten van de Heere Jezus, maar nu met het doel om haar verdriet voor Hem uit te storten. Zou ze dat niet bij en van Hem in Lukas 10 geleerd hebben? Ook wij hebben dat voorrecht dat we met alles wat ons bezighoudt, tot Hem mogen gaan. Laten we dat voorrecht ook gebruiken. Hij zegt het zelf in Matth 11:28: “Komt tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven………”

De vraag was, hoe komt ze erbij om zoiets kostbaars voor de Heiland te kopen? Laten we eerst de geschiedenis in Johannes 12 lezen. Leest u ook de andere geschiedenissen in Markus en Mattheus (Zie titel):

1 Jezus dan kwam zes dagen vóór het Pascha te Bethanië, waar Lazarus was, die Jezus uit de doden had opgewekt.
2 Zij richtten daar dan een maaltijd voor Hem aan en Marta bediende, en Lazarus was één van hen, die met Hem aan tafel waren.
3 Maria dan nam een pond echte, kostbare nardusmirre, en zij zalfde de voeten van Jezus en droogde zijn voeten af met haar haren; en de geur der mirre verspreidde zich door het gehele huis. 4 Maar Judas Iskariot, één van zijn discipelen, die Hem verraden zou, zeide:
5 Waarom is deze mirre niet voor driehonderd schellingen verkocht en aan de armen gegeven? 6 Maar dit zeide hij niet, omdat hij zich om de armen bekommerde, maar omdat hij een dief was en als beheerder der kas de inkomsten wegnam.
7 Jezus dan zeide: Laat haar begaan en het bewaren voor de dag van mijn begrafenis;
8 want de armen hebt gij altijd bij u, maar Mij hebt gij niet altijd.
9 De grote menigte uit de Joden dan kwam te weten, dat Hij daar was, en zij kwamen niet alleen om Jezus, maar ook opdat zij Lazarus zouden zien, die Hij uit de doden had opgewekt. 10 En de overpriesters beraadslaagden om ook Lazarus te doden, 11 daar vele der Joden ter wille van hém kwamen en in Jezus geloofden.

“Maria, wat heb je in je hand?” Ze zou gezegd kunnen hebben: “Ik heb een pond echte, kostbare nardusmirre voor de Heere Jezus gekocht.“ Judas taxeert de waarde ervan op driehonderd schellingen. Om een indruk te geven van de waarde: In Markus 6 lezen we, dat er vijfduizend man gevoed moesten worden. Even daarvoor vragen de discipelen aan de Heer: “Zullen we voor tweehonderd schellingen brood gaan kopen?” Geeft dat niet een kleine indruk van datgene wat Maria voor de Heer over had. Ze had een alles overstijgende liefde voor Hem aan de voeten van Wie ze gezeten had, van wie ze meegemaakt had, dat Hij sterker was dan het graf en de dood, toen Hij haar broer Lazarus opwekte. (Joh 11) Maar ze heeft nog meer gezien en geleerd van Hem. Dat is, dat Hijzelf zou sterven en begraven worden. (vs. 8 ) En daarom zalfde zij Zijn voeten. Omdat Hij voor haar, boven alles en allen uitging. Ze dacht bij de aankoop niet aan zichzelf, maar aan Hem, Wie Hij was, wat Hij al gedaan had en wat Hij nog zou doen. Dat is aanbidding!
Nardusmirre wordt gewonnen uit de wortels en de onderste stengels van de plant. Onzichtbaar voor het oog, wordt er in de wortels die geurige olie aangemaakt. Aanbidding is het gevolg van mijn (verborgen en persoonlijke) omgang met de Heere Jezus en mijn alles overstijgende liefde voor Hem. De geur van de mirre verspreidde zich door het hele huis. Zal het dan niet merkbaar zijn ook voor anderen, als u en ik aanbidders zijn?

Het is een aangenaam iets geweest voor Hem te weten dat er iemand was, die begreep dat Hij zou lijden en sterven. (De geur van de wortel van de plant waaruit nardusmirre gewonnen wordt, is heerlijk, maar de smaak van de wortel is bitter. Een beeld van Hem die waard is om aanbeden te worden, vanwege zijn onnoemelijk lijden en Zijn dood aan het kruis.)

Wat is het voor het hart van de Heere Jezus geweest iemand te zien die door de omgang met Hem, inzicht kreeg wat Hij moest doormaken, die daardoor een boven alles uitgaande liefde tot Hem gekregen had en dat toonde in wat zij deed voor Hem.

Nog twee Maria’s
We zullen ons nog met twee andere Maria’s bezighouden. Markus 16:1: En toen de sabbat voorbij was, kochten Maria van Magdala en Maria, (de moeder) van Jakobus, en Salome specerijen om Hem te gaan zalven. 5 En toen zij in het graf gegaan waren, zagen zij een jongeling zitten aan de rechterzijde, bekleed met een wit gewaad, en ontsteltenis beving haar. 6 Hij zeide tot haar: Weest niet ontsteld. Jezus zoekt gij, de Nazarener, de gekruisigde. Hij is opgewekt, Hij is hier niet; zie de plaats, waar zij Hem gelegd hadden. 7 Maar gaat heen, zegt zijn discipelen en Petrus, dat Hij u voorgaat naar Galilea; daar zult gij Hem zien, gelijk Hij u gezegd heeft.

Maria van Magdala was een vrouw, bevrijd door de Heer van zeven demonen. De andere Maria was de moeder van Jakobus en Joses. Maria van Bethanië was niet bij het graf. Dat is heel begrijpelijk. Zij wist van Zijn opstanding. Hij had haar over Zijn dood verteld, Zijn begrafenis. Ik kan me niet voorstellen dat Hij dan niet over Zijn opstanding tegenover Maria gesproken heeft. Meerdere keren heeft de Heer over zijn opstanding gesproken. Vergelijk Matth 12:40; Mark 8:31; Joh 2:20; enz. Ze was er niet, omdat het graf leeg zou zijn.

Nog een gedachte, die ik graag met u delen wil. Maria van Bethanië kwam op tijd met het pond echte, kostbare nardusmirre voor de Heere Jezus. De andere twee Maria’s die we net besproken hebben, kwamen te laat met hun specerijen. Wat leert ons dit? Dat we te laat kunnen komen met onze aanbidding voor Hem. Ongetwijfeld bedoelden deze vrouwen het goed, maar ze kwamen te laat om Hem te zalven. Wanneer mogen we dan aanbidden Het antwoord is kort maar krachtig: “Nu!”

De Heere Jezus is opgewekt en is teruggegaan naar Zijn Vader. Wij zijn hier nog op aarde. Wat hebt u in uw hand? Is dat wat u hebt “een liefelijke reuk” voor de Heere Jezus? Dingen die u van Hem gezien hebt uit het Woord van God, die de Heere Jezus kostbaar voor u maken ? Wij mogen als antwoord op Zijn liefde Hem aanbidden.
Komt laat ons Hem aanbidden, want Hij alleen is waardig!
Een activiteit, die we hier op aarde mogen beginnen en die we in de hemel zullen voortzetten.
Zullen we ons dan niet (meer) bezig houden met Hem en Zijn lijden en sterven en opstanding?
Zullen we er een gebedszaak van maken, opdat we meer aanbidders zullen zijn?

A.Eysink