Een veertigjarige onderwijservaring uit een levende relatie met Hem

Inleiding

Het waren mannen van naam die in het bestuur zaten van de lokale protestantse christelijke scholenvereniging. Allen waren actief betrokken bij een eigen kerkelijke gemeente en sommigen landelijke bekend met een goed christelijk getuigenis. De tijd is eind jaren zestig en ‘hun’ eerste school was 50 jaar daarvoor opgezet en vernoemd naar de toen heersende koningin Wilhelmina. Die school was opgericht na de grondwetswijziging van 1917 die in artikel 23 het bestaansrecht van christelijke scholen had geregeld. Inmiddels waren er 9 scholen en de tijd is eind jaren zestig als een nieuwe woonwijk in voorbereiding is waar ook een christelijke school gebouwd gaat worden. De eerste directeur en motor van deze school had niet alleen een hart voor kinderen, maar zou gedurende zijn arbeidzame leven regelmatig op zondag voorgaan in evangelische gemeenten. Hoewel de school protestants-christelijk was opgezet, stond zij open voor alle leerlingen uit de nieuwe wijk. De leraren en leraressen hadden een levende relatie met hun Heere Jezus Christus en zo kon het voorkomen, dat een juf ‘geroepen werd om de zending in te gaan’. In de volksmond kreeg de school al snel de naam van evangelische school. In dit artikel deel ik ervaringen uit een gesprek met een leerkracht die 40 jaar op deze school lesgaf. Ik doe het anoniem, omdat er misschien algemene punten uit te leren zijn en ook vanwege een stukje privacy. Lees a.u.b. deze boeiende beschouwing!

Lesgeven in de kleuterklas

Eerste schooldag

De kleuterklas, tegenwoordig noemen we dat groep 1 en 2, is een vak apart. Daarom was er eerder een aparte opleiding, de kweekschool, voor de juf die hier les wilde geven en daardoor ook een aparte school: de kleuterschool. De school werd ook wel bewaarschool of fröbelschool genoemd naar de Duitse pedagoog Friedrich Fröbel. Hij is ook de bedenker van de term ‘Kindergarten’ (een tuin waar kinderen konden spelen en opgroeien als kool), introduceerde ‘zelf ontdekkend leren’, het moest leuk zijn met inspiratie uit de natuur en schepping. We zien hierin pedagogische grondslagen waarin humanisme al doorklinkt. Wat belangrijk om een christelijke juf te hebben waar je je kinderen aan toevertrouwt.

De taak van de juf was veelmeer verzorgend, zoals van een moeder, in plaats van lesgevend. Kinderen moesten geholpen worden met jasjes aandoen, eten en drinken, veters strikken, naar het toilet gaan. Door de inzet van moeders in het arbeidsproces werd de schoolvervroeging in de jaren zeventig doorgezet met facultatieve peuterspeelzalen en dat is tegenwoordig voor- en naschoolse opvang en kinderdagverblijf. Door kinderen vroeg naar een kleuterschool te sturen werden eerder sociale vaardigheden ontwikkeld. Dit wordt ook door de meeste christelijke ouders als wenselijk gezien. Sommige kinderen zijn daar al aan toe, anderen nog helemaal niet. Het karakter van kinderen is heel verschillend. Er wordt groepsgedrag aangeleerd in de kleuterklas en dat is heel wat anders dan omgaan met eigen broertjes of zusjes en kan haaks staan op thuis en op de Bijbelse waarden. De hechtingsband met moeder en vader, maar ook met broertjes en zusjes komt soms onvoldoende tot ontwikkeling. Het gezin komt losser te staan in de onderlinge relaties. Dit heeft grote gevolgen in latere jaren en dan is de toename in echtscheidingen daar nog bijgekomen.

Iedere groep zit in een ander ontwikkelingsfase en vraagt een andere aanpak

We hebben de kleutergroep al genoemd. Daarna komt groep 3 en 4. Dit vind ik zelf misschien wel de mooiste leeftijd op de basisschool. Kinderen ontdekken letters en leren lezen en schrijven. Daarmee gaat een hele wereld voor hen open. Het is een fase van verbazing, verwondering en verdere ontdekking waardoor het bewustzijn groeit. Door te lezen kunnen ze zelf in een verhaal kruipen, dit meemaken zonder van tevoren te weten hoe het afloopt. Ze komen daardoor ook in de denkwereld van volwassenen binnen. De keuze van wat ze lezen is daarbij heel belangrijk. Kies dus heel bewust wat het kind leest, zodat een introductie in de Bijbelse denkwereld plaatsvindt. In groep 5 en 6 vindt verdere verdieping plaats. Het kind krijgt aandacht voor (zak)geld, voor het begrip tijd, is zich bewust van de omgeving, vormt eigen meningen en komt tot een oordeel. Dit zijn echt de jaren om Bijbelse fundamenten in te prenten zeker op het gebied van moraliteit. Wat is goed en wat is kwaad. In plaats van op de Bijbel gefundeerde waarheden te onderwijzen worden tegenwoordig zaken als milieu, gelijkheid, non-discriminatie en dierenleed aan de kinderen geleerd. In plaats van de morele verontwaardiging zoals God naar de wereld kijkt, komen daar andere surrogaat denkbeelden te staan. De beeldcultuur verdringt daarbij steeds meer de leescultuur. In groep 7 en 8 komt de (pré)pubertijd naar voren met name bij meisjes. Een meester is dan meestal de beste keus voor het laatste jaar. Iemand met een duidelijk gezag waar jongens zich aan kunnen spiegelen en meisjes naar willen luisteren. Er is een sterke oriëntatie op eigen leeftijdsgenoten en ook dienen schoolkeuzes zich aan die een vergaande invloed op het leven zullen hebben. Het is heel belangrijk om hierbij af te stemmen met ouders en aan het kind duidelijk te maken dat God talenten heeft gegeven die ontwikkeld mogen worden.

Het belang van een veilige omgeving

Schoolschaatsen in groep 8

De kerntaak op school is het geven van onderricht. Opvoeding komt daarbij, maar is niet de primaire taak. Is een leraar in staat en bereid om een opvoedkundige taak te verrichten en tot op welke hoogte kan dat? Probleemgedrag op school begint bijna altijd met problemen thuis. Eerder deden we nog huisbezoeken, maar dat is nu overal afgeschaft. Ik had een keer een probleemklas. In één klas zaten kinderen van wie de vader op zee zat of alcoholist was of werkte in Azië én een vader die vermoord was. Als kinderen geen veilige en plezierige thuisomgeving hebben dan nemen ze hun problemen mee naar school en die komen tot uiting in het gedrag richting de andere kinderen. Als de leerkracht daar niet goed mee om weet te gaan, loopt het groepsgedrag in de klas helemaal uit de hand. De leerkracht moet weten wat er speelt en mogelijkheden hebben om groepjes in te delen en de zitplaats in het lokaal te bepalen. Door persoonlijke aandacht voor het betrokken kind wordt een relatie opgebouwd waarna ook grenzen kunnen worden aangegeven en ingegrepen bij onwenselijk gedrag. Het uitpraten van problemen is erg belangrijk. In de loop der jaren kwam echtscheiding veel vaker voor. Het effect van een echtscheiding trekt een diep spoor in de emotionele ontwikkeling van het kind. Het leidt bijna altijd tot probleemgedrag. Kinderen kunnen de echtscheiding zelf niet verwerken, krijgen een tweede woonomgeving, een andere ‘ouder’ of de moeder moet werken waardoor het kind nog minder aandacht krijgt. Het is een neergaande spiraal die dikwijls bij de jeugdzorg terecht komt.

Moderne media, hoe ga je daarmee om?

Kinderen van 4 achter de computer

De opkomst van moderne media heb ik meegemaakt. Dat de computer heel behulpzaam kan zijn, daar is iedereen het wel over eens. Toch krijgt de computer vaak een verkeerde plaats. Als kinderen hun taak af hebben, mogen ze dan gaan gamen? Ouders doen dit ook vaak thuis. Pedagogisch is dit helemaal fout. Er zijn zwakke kinderen die op deze manier nooit bij de ‘beloning van het gamen’ komen. De sterke leerlingen gaan sneller en slordiger werken. Daarbij komt de vraag of gamen wel een goede beloning is. Vroeger gingen kinderen de krant lezen voor hun algemene ontwikkeling, daarna kwam het jeugdjournaal en tegenwoordig zitten ze op sociale media. Ze creëren daar hun eigen wereldje. Ze sluiten zich af en dit leidt tot verdere isolatie van het kind. Veel kinderen komen dan in allerlei verslavingen terecht. Vaak zonder dat de ouders daarvan afweten. Met name probleemkinderen die geen fijne, veilige en sociale leefomgeving hebben, komen hierin terecht. Ik vind ouders niet verstandig die hun kinderen op de basisschool al een smartphone geven of een eigen laptop die ze meenemen om bij vriendjes of vriendinnetjes te spelen. Je kunt er bijna zeker van zijn, dat het misgaat. Het ego van het kind is in de loop der tijd in het centrum van de aandacht geplaatst. Moderne media spelen hier een hele grote rol in. De interface tussen mens en machine is allesoverheersend geworden. Door de computers worden onze kinderen geprogrammeerd. Kinderen hebben tegenwoordig een steeds kleinere spanningsboog. Ze kunnen zich niet meer langer richten op een taak of opdracht of luisteren in de les. Ze worden ongeduriger en brengen dat tot uitdrukking in hun houding. De zithouding van kinderen is dermate nonchalant en afwezig waarbij een vraag tot aanpassing leidt tot een onbeschoft verbaal antwoord waaruit blijkt, dat er geen enkel respect meer is voor de leraar of de lerares.

Opa en oma als anker voor de kinderen

Door de jaren heen heb ik de rol van grootouders in de opvoeding zien toenemen. Werd een oma vroeger gezien als iemand die af en toe iets lekkers toestopte, maar waar het kleinkind zelf geen relatie mee ervoer, nu is dat wel anders. Doordat vaak beide ouders werken en grootouders zelf ervoor kiezen om bij hun kinderen in de buurt te gaan wonen, spelen ze vaak een belangrijke rol in de opvoeding: opvang na school, oppasdag, naar zwemles of zelfs af en toe eten koken. Kinderen ervaren daardoor vaak een emotionele band met opa en oma waarbij ook opvoedkundige en zelfs correctieve taken een rol spelen. Bij éénoudergezinnen speelt dat vaak nog sterker. Grootouders kunnen zo nog een christelijke invulling geven aan de opvoeding door Bijbellezen, gebed, liederen ook als de ouders er zelf weinig meer aan doen. Grootouders worden zo een anker voor het geloof.

Beleid op school

Bepalend voor het beleid op school is met name de rol van de directeur. Meestal wordt een managementteam samengesteld met een coördinator voor onder- en bovenbouw. De directeur is meestal ambulant en heeft bijna nooit meer een eigen klas, maar heeft veel coördinerende taken binnen de school en richting het bestuur. Bij ons is altijd een grote mate van vrijheid geweest om invulling te geven aan het christelijke fundament en karakter van de school.

Bij ons op school kregen alle kinderen aan het begin van groep 7 een eigen Bijbel. Daar werd dagelijks in gelezen, zodat als de kinderen van school gingen, ze hun eigen Bijbel mee konden nemen en door konden gaan met het lezen van Gods Woord. We hadden altijd een goede godsdienstmethode die in de hele school werd gebruikt. Daarbij werden bewust de liederen gekozen. Bekende liederen maar ook nieuwe liederen werden aangeleerd. In de klas werden die liederen gezongen en op vrijdag was – en is – er altijd samenzang in de aula waarbij vijf liederen werden gezongen. Ook kinderen uit niet christelijke gezinnen die op school zaten, zongen mee. Het was een vorm van evangelisatie. Zo zag ik op een zondagmorgen een meisje uit mijn klas uit een ongelovig gezin naar een evangelische gemeente fietsen. De Bijbelverhalen en de liederen die spraken haar aan. Alle kinderen keken uit naar het samen zingen en op deze manier kenden de kinderen heel veel liederen als ze de school verlieten. Ik weet zeker, dat deze liederen gedurende hun leven terug zullen komen en tot zegen zullen zijn.

Hoewel de school in een groter verband, en koepelorganisatie, staat, was er altijd veel vrijheid om het eigen beleid te bepalen ook in de aanname van leerkrachten. Niet alleen moest de sollicitant lid van een kerkelijke gemeente zijn, maar ook leven vanuit een relatie met de Heere Jezus. De laatste jaren was men echter minder kritisch in het aannamebeleid. Niet wedergeboren leraren zullen de leerlingen de verkeerde kant optrekken.

Conclusie: een laatste advies 

Is er nog een laatste advies te geven na 40 jaar in het onderwijs te hebben gewerkt. Na een l ange denkpauze komt het antwoord: ”Het begint allemaal in je eigen leven en je relatie met de Heere. Dit geldt voor iedere meester of juf, maar ook voor iedere ouder. Leef ik met Hem, bid ik tot Hem, ontmoet ik Hem dagelijks in zijn Woord? Een mooi compliment dat ik kreeg van een kind in mijn klas was: ”Juf houdt echt van de Heere Jezus”.

Dit zijn mooie woorden om het artikel mee te eindigen. Houd ik echt van de Heere Jezus? Als u deze vraag als ouder, leraar, lerares of grootouder leest, kunt u dan dat beamen? Dan rust er zegen op uw gezin of op uw (zondagschool)klas.

 

W. van der Meer