Genesis (Als Genesis 1-3 geen geopenbaarde geschiedenis zou zijn…)

Gods openbaring over zijn eigen scheppingswerk is niet beperkt tot Genesis 1 en 2. Ze is op veel plaatsen in de Schrift te vinden. We moeten dus de héle Schrift bestuderen en Schrift met Schrift vergelijken om Gods openbaring te leren verstaan. Gods Zoon, Jezus Christus, refereerde zo’n 25 keer aan de eerste helft van het boek Genesis – de schrijvers van het Nieuwe Testament brengen 175 citaten of verwijzingen. Zij behandelen, evenals de Here Jezus Zelf, het scheppingsbericht als geopenbaarde geschiedenis, niet als poëzie of allegorie, laat staan als een mythe.

Evolutie (verticale ontwikkelings- en afstammingsleer) als wereldbeschouwing is niet alleen een probleem in de biologie, maar ook bv. in de theologie, psychologie, pedagogie, sociologie, medische ethiek, geschiedeniswetenschap, taalwetenschap en politiek.

 Inleiding

“In den beginne … God” (Gen 1:1). De drie-enige God alleen is pre-existent, vóór alles. De Schrift zegt niet: ‘In den beginne anorganische substanties’. Alleen één van beide kan pre-existent zijn: óf God óf de materie.

“In den beginne schiep God”: tijd én materie, hemel en aarde, dier en mens. Al het geschapene heeft een bovennatuurlijke, geestelijke oorsprong, maar is zelf niet metafysisch. Hoe kan het zogenaamde ‘theïstisch-evolutionisme’ dit geopenbaarde Bijbelse wereldbeeld combineren met de naturalistisch-materialistische wereldbeschouwing van de evolutieleer?

In den beginne schiep God, de almachtige, door zijn Woord: “En God sprak (zei) … ” (Gen 1:3 e.v., zes keer). “Hij sprak en het was er, Hij gebood en het stond er” – onmiddellijk, compleet en perfect. De Schrift openbaart, dat alles door het gezaghebbende Woord van de almachtige God spontaan is ontstaan – niet via natuurlijke, evolutionaire processen gedurende miljarden jaren. Dus óf het ene óf het andere is waar. Er kan geen waarheidspluralisme zijn.

“In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God … Alle dingen zijn door het Woord geworden en zonder dit (Woord) is geen ding geworden … Het Woord is vlees (mens) geworden” (Joh 1:1-3,10,14). Jezus Christus is zowel “het Woord bij God” als “God”, ja “het Woord Gods” Zelve (Op 19:13). God heeft door Zijn Zoon alles geschapen, inclusief het leven en de mens. De verheerlijkte Jezus Christus zegt van Zichzelf: “Dat zegt de Amen, de trouwe en waarachtige getuige, “het begin (1) van de schepping Gods”(Op 3:14). De Here zegt niet, dat materie (oerknal, een oersoep of iets dergelijks) het begin is. “Want uit Hem en door hem en tot Hem zijn alle dingen”. Als men deze geopenbaarde waarheid niet aanneemt, hoe kan men er dan met de apostel aan toevoegen: “Hem zij de heerlijkheid tot in eeuwigheid! Amen”? (2)

Het Nieuwe Testament bericht over het gezag van het gesproken Woord van Jezus Christus,waarmee Hij leerde en zonden vergaf, zieken genas, de gestorven Lazarus levend uit zijn graf deed opstaan en zowel demonen als de natuur zijn bevelen kon opleggen. Op grond van geloof in Jezus Christus en in het gezag van zijn Woord zei de hoofdman in Kapernaüm in verband met zijn doodzieke knecht tot Hem: “Spreek slechts een woord en mijn knecht zal genezen” (Lc 7:7). Dat Woord is genoeg.

Bovendien heeft de Here in het gezag van het geschreven Woord van God de intensieve verzoekingen van de listige duivel in de woestijn kunnen weerstaan (Dt 8:3; 6:16; 6:13 en 10:20). Als zich hierbij de waarheid en goddelijke volmacht van Gods geschreven Woord in het vijfdeboek van de door God geroepen profeet Mozes openbaart, waarom dan tornen aan de waarheid van Gods geschreven Woord en van Gods almacht in eerste boek van dezelfde profeet (Genesis)? Zou de Here in dit opzicht ook ons moeten verwijten: “U dwaalt, want u kent de Schriften niet, noch de kracht Gods” (Mt 22,29)?

Als de Here “met een bevel” uit de hemel neerdaalt, zullen ontelbare christenen die in Christus gestorven zijn, uit de doden opstaan en met de dan levenden “in een ontelbaar ogenblik veranderd worden” en een onsterfelijk lichaam ontvangen (1Tes 4:15-17; 1Kor 15:52). Hij, de Almachtige, heeft daar geen miljoenen, laat staan miljarden jaren voor nodig, zelfs niet zes dagen!

Waarom is in het licht van deze feiten aangaande Christus’ gezaghebbend Woord het geopenbaarde bericht van het gezaghebbende Woord van dezelfde Here, waarmee Hij alles geschapen heeft dan discutabel (Joh 1:1-3; Ps 33:6,9)? 

In den beginne schiep God alles uit het niets (ex nihilo): “ … dat de wereld door het Woord Gods tot stand gebracht is, zodat het zichtbare niet ontstaan is uit het waarneembare” (Heb 11:3). “Door het geloof” in de almachtige God en in zijn openbaring “verstaan wij”. Op Gods Woordopenbaring gegrond geloof betekent nooit uitschakeling van het door God gegeven verstand. Openbaringskennis gaat boven het menselijke verstand uit, maar niet tegen het verstand in.

De mens is niet alwetend, maar als schepsel en dood de zondige natuur beperkt. De natuurwetenschap is dan gebaseerd op het waarneembare en meetbare en op het herhaalbare van het experiment. Gods Woord dat de schepping uit het niets deed ontstaan, is uiteraard noch waarneembaar noch door experimenten herhaalbaar. Een (theïstische-)evolutionist kan Gods openbaring over zijn schepping (Gen 1-2; Ps 33:9 en Joh 1:1-3,10a) per definitie nooit wetenschappelijk weerleggen – een Bijbelgetrouwe creationist kan haar niet wetenschappelijk bewijzen. Maar “het geloof” in God, de almachtige en aan zijn Openbaring “ … is een bewijs van de dingen die men niet ziet” (Heb 11:1).

 Als Genesis 1-3 geen geopenbaarde, historische waarheid zou zijn … I.  Jezus Christus – nog geloofwaardig?

*  Jezus Christus getuigt van Zichzelf dat Hij de Waarheid is en de Waarheid spreekt (Joh 14:6; 8:45-46; 18:37). De Here zei, dat de levende God “leven in Zichzelf heeft” en “leven geeft”, evenals Hijzelf (Joh 5:26). Als Genesis 1-3 geen historisch feit zou zijn, waarom zegt de Here dan niet dat (ook) materie leven in zichzelf heeft en ook niet dat de dood leven voortbracht?

*  Jezus Christus getuigt, dat Hij niet uit Zichzelf spreekt: “Wat Ik dan spreek, spreek ik zó alsde Vader Mij gezegd heeft (Joh 12:49-50). Als Genesis 1-3 geen historisch feit zou zijn, waarom zou de Zoon dan in opdracht van en over de Vader ten aanzien van de mens zeggen, dat “de Schepper van het begin der schepping hen als man en vrouw gemaakt heeft” (Mc 10:5; Mt 19:4)? Daarmee bevestigt de Here toch dat het bericht over de oorsprong van de mens (Gen 1-2) Gods openbaring is en niet een of andere ‘ervaringskennis van mensen uit de vierde of vijfde eeuw’ (vóór Chr.), zoals iemand dacht.

Omdat Jezus Christus, de Zoon, door de Vader gezónden was, de woorden van de Vader ontving en doorgaf, sprak Hij “de woorden Gods” (Joh 3:34). Daarom kon de Here zeggen: “Het woord dat Ik heb gesproken, dat zal hem oordelen op de jongste dag” (Joh 12:48). Slaat dat niet ook op zijn Woord over God als Schepper van de mens, compleet als man en vrouw en van het begin van de schepping? Valt dan niet ook de idee dat de mens van dieren (apen) afstamt onder het oordeel van het Woord?

 *  “Van den beginne was de duivel een mensenmoordenaar … hij is een leugenaar en de vader van de leugen,” zei de Here  (Joh 8:44). Als het bedrog van de duivel voor de zondeval van de eerste mens, Adam, geen historisch feit zou zijn, maar een of andere ‘theologische reflectie’, hoe kon de Here dan indirect naar Genesis 3 heen wijzen en het bericht bevestigen?

*  De Here Jezus Christus, die de Waarheid is, zegt: “Die Mij gezonden heeft, is waar, en wat Ik van Hem gehoord heb, dat spreek Ik tot de wereld” (Joh 8:26,28). Sprak de Here dan niet ook de waarheid die Hij van de Vader “gehoord” had, toen Hij de tijd voor Zijn wederkomst op aarde vergeleek met die voor de zondvloed ten tijde van Noach (Mt 24:36-39; ook 2Pe 3:6)? Daarmee bevestigde toch Gods Zoon, dat Noach een historische figuur is en de zondvloed geen mythe.

 II.  Gods Woord – nog betrouwbaar?

*  Als Genesis 1-3 geen historisch feit zou zijn, waarom zegt Jezus Christus dan in zijn gebed tot God de Vader: “Uw Woord is de Waarheid”, zonder enige uitzondering daarop te maken (Joh 17:17)? Waarom zegt de Here niet: Uw Woord is de Waarheid behalve over de schepping, de oorsprong van het leven en van de mens, de zondeval van de eerste mens en de oorsprong van de dood als Gods oordeel, evenals over de zondvloed?

*  Als Genesis 1-3 geen historisch feit zou zijn, hoe kon de apostel Paulus in Klein Azië de mensen die hem en Barnabas als goden wilden vereren, “verkondigen” dat ze zich van hun afgoderij moesten “bekeren tot de levende God, die hemel, de aarde, de zee en al wat daarin is,gemaakt (3) heeft” (Hnd 14:15-17)? Hoe kan men vanuit een theïstisch-evolutionisme oproepen tot bekering tot de Schépper, Wetgever en Rechter, zoals Hij zich in Genesis 1-3 heeft geopenbaard (Jak 4:12)?

*  Als God niet de Schepper van de complete, eerste mens Adam zou zijn, hoe kon de apostel Paulus Gods Woordopenbaring citeren: “De eerste mens is uit de aarde” (Gen 2:7; 1Kor 15:47)? Als Adam “de éérste mens” was, hoe kunnen er dan mensen vóór Adam hebben bestaan? Paulus kon de openbaring van de Schrift citeren, dat God “uit één enkele het hele menselijke geslacht gemaakt heeft”, waarbij hij niet bedoelde ‘uit één enkele aap het hele menselijke geslacht liet ontwikkelen’, gezien de context (Hnd 17:26)? Als theoloog, die bewust “alles geloofde wat in de wet (inclusief Gen 1:1-3!) en in de profeten geschreven staat”, kon hij immers moeilijk verkondigen, dat het menselijke geslacht zich ‘langzaam via evolutie uit dieren hoger ontwikkeld’ had (Hnd 24:14).

De apostel Paulus schrijft ter argumentatie: “Want eerst is Adam geformeerd, en daarna Eva” (1Tim 2:13; Gen 2:7,21-23). Hoe kon hij dat weten en zeggen anders dan op grond van Gods openbaring in Genesis 2, die hij serieus nam? Paulus, één van de grondleggers van het leerfundament van de Gemeente van Christus, spreekt over Adam en Eva als over historische personen – niet, omdat hij ‘niet beter wist’ of ‘misleid’ was.

*  De apostel Paulus verkondigde in Athene God als de Schepper, die “zelf aan allen leven enlevensadem en alles geeft”. Als Genesis 2:7 geen historisch feit zou zijn, hoe zou Paulus het gewaagd hebben deze geopenbaarde waarheid de Griekse filosofen, wetenschappers en anderen in Athene te verkondigen? Bovendien had hij als fundament de eerste profetie over de “knecht des Heren” (Jezus Christus), waarin God zich als Schepper presenteert en zegt: “… die aan de mensen … de levensadem en de geest geeft” (Hnd 17:24-25; Jes 42:5-7; Ps 104,30a).

*  De arts en geschiedschrijver Lucas vermeldt in zijn geslachtsregister Adam als historische persoon en als vader van Set – precies zoals hij Juda, Jakob, Isaak, Abraham, Sem, Noach en Henoch enz. als historische personen weergeeft (Lc 3:23-30). Als theïstische-evolutie al deze in Lucas 3 genoemde mensen als historische personen erkent, waarom dan de selectieve uitsluiting van Adam als eerste historische persoon, zoals beschreven in Genesis 1-3?

Judas, halfbroer van Jezus als mensenzoon, citeert “Henoch, de zevende van Adam af” in verband met diens profetie over de wederkomst van de Here “met zijn heilige tienduizenden om alle goddeloosheid te straffen” (14). Hij neemt daarbij de waarheid van Gods Woordopenbaring aan, dat niet alleen Henoch, maar ook Adam een historische figuur is.

 Johannes knoopt aan bij Jezus’ woord over de duivel en bij Gen 3: “De duivel zondigt van den beginne” (1Joh 3:8; Joh 8:44).

Paulus vergelijkt de misleiding van Eva, de vrouw van de eerste Adam, door de listige slang met de misleiding van de Gemeente van Christus, de hemelse Bruid van de tweede Adam doordezelfde listige slang (2Kor 11:2-4; Gen 3).

Petrus karakteriseert in de zin van Christus de duivel als de tegenstander die rondgaat als een brullende leeuw, zoekende wie hij zal verslinden (1Pe 5:8).

Dat betekent, dat deze drie apostelen de duivel en zijn listige misleiding en bedrog “vanaf het begin”(in het paradijs) als geopenbaarde historie erkennen en Christus’ woord serieus nemen (Joh 8:44). Hoe kan men de (huidige) listige misleiding van de Gemeente van Christus ten diepste verstaan, als men Genesis 1-3 niet letterlijk neemt?

*  Als God niet de Schepper, Wetgever en Rechter vanaf de éérste mens zou zijn (Jak 4:12), hoe kon Adam Gods gebod in het paradijs overtreden en aan zijn Schepper ongehoorzaamworden, waardoor de zonde in de wereld binnenkwam, die dus zonde tegen God zijn Schepper was en is (Rom 5:12-18)? Hoe kon Paulus weten en zeggen dat Eva “misleid” en Adam “ongehoorzaam” geweest was, anders dan door Gods openbaring in Genesis 3, die hij serieus nam (1Tim 2:14; Gen 3:1-6,13)?

*  Wanneer de Schrift zegt dat het God Zelf is die “de schepping aan de vergankelijkheid onderworpen heeft” ten gevolge van de ongehoorzaamheid van de eerste mens Adam tegenover zijn Schepper (Rom 8:20-22), hoe kan dezelfde God tegelijk een ‘macro-evolutie (4) van vooruitgang’ op gang gebracht hebben en nog steeds stimuleren? Hoe zijn de zichtbare neergang en “de wet van verval” te verenigen met een ‘steeds hogere ontwikkeling van soort tot soort’ door een evolutieproces?

 *  De apostel Petrus schrijft, dat het mensen “willens en wetens ontgaat, dat door het Woord van God de hemelen er sinds lang geweest zijn en de aarde, die uit en door water bestaat, waardoor de toenmalige wereld, door water overstroomd, is vergaan … Maar de tegenwoordige hemelen en aarde worden door hetzelfde Woord … ten vure bewaard tegen de dag van het oordeel en de ondergang van de goddeloze mensen” (2Pe 3:5-7). Wat is daarin anders geopenbaarde waarheid dan allebei?

III. Gods openbaring over de oorzaak van de dood – betrouwbaar?

Als God niet Schepper, Wetgever en Rechter vanaf de eerste mens zou zijn, hoe kon God Adams ongehoorzaamheid veroordelen met de dood – waardoor het hele nageslacht van Adam eenmaal moet sterven – als hij (‘zoals wij’) het gedrag ‘van de dierlijke voorouders geërfd’ zou hebben (Gen 2:16-17; 3:1-11; Heb 9:27)?

*   Wanneer de Schrift, zegt, dat “de zonde de prikkel van de dood is”, hoe kan dan de dood ‘de prikkel van een evolutieproces van steeds hogere levensvormen’ geweest zijn al vóór de ongehoorzaamheid van de eerste mens tegenover zijn Schepper (1Kor 15:56)? De Schrift openbaart wel, dat “de dood als koning geheerst heeft vanaf Adam … ” – maar niet vanaf het begin van een evolutieproces (Rom 5:14). De waarheid is en blijft: “Want de dood is er door een méns … zij sterven allen in Adam” (1Kor 15:21,22).

*   Wanneer de Schrift, die de Waarheid is, zegt dat de dood Gods oordeel over deongehoorzaamheid van de eerste mens Adam is, hoe kan dan de dood ‘Gods instrument van macro-evolutie’ zijn (geweest)? Wanneer de dood “de laatste vijand is die vernietigd (5) zal worden (1Kor 15:24), hoe kan de dood dan bij wijze van spreken ‘de eerste vriend’ zijn, immers van begin af aan onmisbaar voor ‘hogere ontwikkeling van de ene soort naar een andere’?

IV.  De onafscheidelijke Bijbelse “Adam – Christus” samenhang – ongeloofwaardig?

*  De apostel Paulus schrijft: “Maar toen de volheid van de tijd gekomen was, heeft God zijn Zoon uitgezonden, geboren uit een vrouw …” (Gal 4:4). Hoe had hij daarin de vervulling van Gods belofte na de zondeval van Adam en Eva in het paradijs tegenover hun Schepper (Gen 3:15) kunnen herkennen, wanneer Genesis 1-3 geen geopenbaarde geschiedenis zou zijn?

*  Als God niet de Schepper van Adam, “de eerste mens” is, hoe kan dan de Schrift spreken van Jezus Christus als “de tweede mens” (1Kor 15:47)? Zonder “eerste mens” geen “tweede mens”. Is de eerste Adam geen historische figuur, maar een mythologische, hoe moeten we dan Jezus Christus, de tweede mens, verstaan?

*  Wanneer voor de ongehoorzaamheid van de eerste mens Adam tegenover zijn Schepper al mensen geleefd zouden hebben en gestorven zouden zijn, hoe kan dan de Schrift “de gehoorzaamheid van de ene (Jezus Christus) ten aanzien van Gods wet tegenoverstellen aan “de ongehoorzaamheid van de éne” (Adam) tegenover Gods gebod (Rom 5:15-19; Fil 2:8)? “Zoals in Adam alle sterven, zo zullen ook in Christus allen levend gemaakt worden” (6) (1Kor 15:21-22).

 *  Als de dood niet het oordeel van God de Schepper over de ongehoorzaamheid van de eerste mens is, maar ‘Gods instrument van macro-evolutie’, hoe kon God dan zijn Zoon na diens plaatsvervangende dood aan het kruis uit de doden opwekken (1Kor 15:1-5)? En hoe kon Jezus Christus “de dood te niet doen” (2Tim 1:10, zie voetnoot 2), de dood overwinnen en ons door zijn zondoffer aan het kruis hebben “vrijgemaakt van de wet van de zonde en van de wet van de dood”, als de dood juist cruciaal voor ‘verticale evolutie in hogere levensvormen’ is (1Kor 15:54-57; Rom 8:3; 2Tim 1:10)?

Als Jezus Christus alles geschapen heeft, hoe zou dan Hij, die het Leven is, Leven geeft en “de sleutel van de dood heeft”, zelfs na Golgotha en Pasen ‘door de dood macro-evolutie’ kunnen aandrijven (Op 1:7)? Wat betekent tegen de achtergrond van een ‘theïstische evolutie’ Zijn getuigenis: “Ik ben de opstanding en het leven; … Wie in Mij gelooft, zal in eeuwigheid niet sterven” (Joh 11:25-26; ook 5:21)? Waar blijft de dood als voorwaarde voor verticale ‘hogere ontwikkeling’?

 *  Als God niet de Schepper is, waarom heeft Hij dan aan zijn verlost volk Israël hetsabbatgebod gegeven met als argument:

Want in zes dagen heeft de Here de hemel en de aarde gemaakt, de zee en al wat daarin is, en Hij rustte op de zevende dag; dáárom zegende de Here de sabbatdag en heiligde die” (Ex 20:8-11; 31:17)? Aan het eind van de intensieve werkweek moest het volk toch gedenken, dat Israëls Verlosser niemand minder dan de Schepper Zelf is (20:1,11)!

De apostel Paulus schrijft, dat het Jezus Christus is, door wie God alles geschapen heeft: “Alle dingen zijn door Hem en tot Hem geschapen” (Kol 1:15-16). Is dat alleen de ‘visie van Paulus op de schepping’ respectievelijk ‘zijn standpunt’ dat hij aan de gelovigen ‘wilde opleggen’? Of geloven we nog in Gods openbaring aan de apostelen en profeten die in Zijn opdracht het leerfundament van de Gemeente moesten leggen (Ef 2:20; Gal 1:12)?

Bovendien introduceert de verheerlijkte Verlosser, de Here Jezus Christus, Zichzelf aan de gemeente in Laodicea: “Dit zegt de Amen, de getrouwe en waarachtige getuige, het begin (oorsprong, oorzaak)  van de schepping Gods” (Op 3:14). Jezus Christus, de Schepper, is de Verlosser door wie wij kinderen van God worden – de Verlosser is de Schepper! Johannes 1:12 is niet te scheiden van 1:1-3,10! Schepper en Verlosser zijn één!

Waar zegt de Schrift, dat de mens deze Godgegeven onafscheidelijke eenheid van Schepper en Verlosser mag scheiden en dan een keuze tussen beiden kan maken? Hoe kan een christen zeggen, dat hij in Jezus Christus als zijn goddelijke Verlosser gelooft, maar tegelijkertijd zeggen dat hij, zich baserend op wetenschappelijke kennis (die echter berust op een naturalistisch-mechanistisch geloof), Hem niet kan (en wil) accepteren als de goddelijke Schepper die door het Woord, door Zichzelf alles geschapen heeft (Ps 33:6,9; Joh 1:1-3)? Hoe ziet de Schrift een dergelijke keuze (Spr 30:5-6; Jr 8:9; 1Kor 2:19-21)?

 *  De apostel Paulus maakt bekend: “Zo is dan wie in Christus is een nieuwe schepping; het oude is voorbijgegaan, zie, het nieuwe is gekomen. Dit alles is uit God” (2Kor 5:17). De “nieuwe mens” in de gelovige is “naar het beeld van zijn Schepper” (Kol 3:10). Als de volmaakte schepping van de eerste mens, Adam, “naar Gods beeld” (Gen 1:26; 2:27; 5:1-2) geen geopenbaard feit is, is dan ook de “nieuwe schepping in Christus”, de “nieuwe mens, die naar God geschapen is” dan ook geen Bijbels feit (Ef 4:24)?

V.  De Openbaring van het wezen van God en van Gods Zoon staat op het spel

God openbaarde zich aan zijn knecht Mozes – nota bene na de afgoderij met het gouden kalf van het volk Israël onder Aäron – in de eerste plaats als de barmhartige, genadige, lankmoedige, groot van goedertierenheid, de zonde vergevend, en daarna als de heilige en rechtvaardige die de schuldige niet onschuldig houdt en als straf tuchtigt (Ex 34:5-7).

Jezus Christus getuigde: “Ik en de Vader zijn één” en “Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien” (Joh 10:30; 14:9). De Here zei van Zichzelf: “Leert van Mij, want Ik ben zachtmoedig en nederig van hart” (Mt 11:28-30). De Schrift zei al profetisch over Hem: “Hij werd mishandeld, maar hij liet zich verdrukken en deed zijn mond niet open; als een lam dat ter slachting geleid wordt en als een schaap dat stom is voor zijn scheerders …” (Jes 53:7; ook 1Pe 2:22-23).

De apostel Paulus, die geleerd had om juist in zwakheden te roemen, opdat de kracht van de opgestane Christus in hem en door hem openbaar zou worden, zei over de Here: “Hij is gekruisigd uit zwakheid …” (2Kor 13:4). Door zwakheid tot kracht, door kruis naar de kroon, door lijden tot heerlijkheid. Hoe is de idee van overleving van de sterkste op grond van een ‘natuurlijke selectie’ door een egoïstische, meedogenloze ‘strijd om het bestaan’ met eliminatie van de minst aangepaste, zwakke ooit te verenigen met het karakter en de gezindheid van het Lam Gods, die onze Verlosser en Schepper is? De seculiere Professor David Hull schreef in het tijdschrift Nature:

“Het evolutionaire proces is vol toeval, onzekerheid, onvoorstelbare verkwisting, dood, leed en wreedheden. God (de God van de theïstische evolutie) is niet een liefdevolle God die zich om zijn schepselen bekommert. Hij is onverschillig, verkwistend, bijna diabolisch. Hij is vast en zeker niet die God, tot wie ook maar iemand zou willen bidden”.(7)

Het is de oude apostel Johannes gegeven om in een visioen de eeuwige God op Zijn troon te zien. De 24 oudsten werpen zich voor Hem neer om Hem te aanbidden, zeggende:

Gij, onze God, zijt waardig te ontvangen de heerlijkheid, de eer en de macht, want

 Gij hebt alles geschapen, en om uw wil was het en werd het geschapen” (Op 4:9-11).

God geve dat wij in dit leven op aarde Hem als Schepper en Verlosser in Christus erkennen, liefhebben en dienen met ons hele hart, met onze hele wil en met ons hele verstand.

Els Nannen

Zie ook Studiengemeinschaft Wort und Wissenwww.wort-und-wissen.de (e-mail: sg@wort-und-wissen.de)

 


1) Grieks: archè: begin, oorsprong, oorzaak

2) Rom 11:36; 1Kor 8:6; Kol 1:15-17; Heb 1:1-2,10; 2Pe 3:5; Ps 24:1-2

3) Grieks: poieoo: maken, tot stand brengen, scheppen4) ‘Macro-evolutie’ is het geloof dat de ene soort uit de andere soort voortkomt. Zgn. ‘micro-evolutie’ wil uitdrukken dat

     binnen de soorten verandering en ontwikkeling kan plaatsvinden en plaatsvindt. Het is verwarrend dat sprekers en

schrijvers het vaak over ‘evolutie’ hebben, zonder duidelijk te vermelden wat ze daarmee bedoelen, ook als ze

creationisten, die ‘macro-evolutie’ ontkennen, bestrijden.

5) Grieks: katargeoo: buiten werking stellen, doen ophouden, afschaffen, verwijderen, te niet doen. Niet ‘onttronen’.

6) Alan Morrison: No Adam – No Christ. What Happens when we deny that Genesis 1-3 is History? www.diakrisis.org ,

June 23,2003

7) D.J. Hull: The God of the Galapagos. Nature 352, 1996 (6335), p 486. Citaat in Henry M. Morris III: Five Reasons to

    Believe in Recent Creation .Institute of Creation Research, Dallas, Texas, 2008,31   www.irc.org