Het geloof voorleven en de vrucht daarvan

B&O houdt zich al een aantal decennia bezig met de bezinning op Bijbel en onderwijs.  Achtergronden worden geanalyseerd, trends ontdekt, valse leringen ontmaskerd. Daartoe verschenen en verschijnen naast het magazine ook flyers, boekjes en brochures. Halloween is zo’n actueel onderwerp, waar inmiddels gelukkig ook andere (kerkelijke) organisaties tegen waarschuwen. B&O doet dit al jaren en was zelfs wellicht de eerste die hiertegen waarschuwde.

Naast de ontwikkelingen in de maatschappij en het onderwijs zelf, gaan er keer op keer ook in de politiek weer stemmen op, die proberen de vrijheid van onderwijs te beperken. Is het niet door het ter discussie stellen van art. 23 van de Grondwet (vrijheid van onderwijs), dan wel door het streven dat de overheid meer grip krijgt op de inhoud van het onderwijs. De salafistische weekendscholen doen de roep ontstaan, dat de inspectie ook meer grip krijgt op andere vormen van onderwijs. Gaat de overheid zich straks ook bezighouden met wat er op christelijke zondagsscholen wordt verteld? De bestrijding van uitwassen van moslimonderwijs krijgt zo z’n weerslag op het christelijk onderwijs. De overheid is natuurlijk vuurbang te discrimineren of de godsdiensten als niet gelijkwaardig te beschouwen… Soms om moedeloos van te worden. Er zijn echter ook positieve zaken te noemen. Zo is er in Nederland een grotere mate van vrijheid van onderwijs dan bijv. in Duitsland (waar het thuisonderwijs verboden is en ouders zelfs uit de ouderlijke macht ontzet worden, evenals in Scandinavische landen gebeurt). Het algemeen christelijk en reformatorisch onderwijs wordt in ons land nog weinig in de weg gelegd, en hoe gunstig steekt dit onderwijs af als we het vergelijken met de landen om ons heen, om niet te spreken over de rest van de wereld! Naast dit positieve, dat we niet mogen vergeten, is er nog iets heel positiefs. Daarover wil ik in het onderstaande een paar gedachten naar voren brengen.

Spreken over de Heere
In Hebr 11:21 staat: ”Door het geloof heeft Jacob, stervende, een iegelijk der zonen van Jozef gezegend.” Wel bijzonder, dat in deze galerij van geloofshelden er juist dít van Jacob uitgekozen wordt. We lezen van Abel en zijn offer, van Henoch die God behaagde, van Noach en de ark, van Abraham, die door het geloof zijn zoon geofferd heeft. Maar wat is nu het bijzondere van het zegenen van Jacob? Dat is het enige wat van hem vermeld staat. Niet dat hij met die Man aan de Jabbok worstelde, niet dat hij zo graag de eerstgeboorte-zegen wilde hebben, niet zijn droom te Bethel, maar dat hij de zoons van Jozef gezegend heeft. Wat was daar nu zo bijzonder aan?

We gaan terug naar Gen 48 en 49 waar Jacob op z’n sterfbed zijn zoons profetisch zegent. In hoofdstuk 48 worden de twee zoons van Jozef apart genoemd, waarbij het bekendste uit dat deel is, dat Jacob zijn armen kruiste, zodat de jongste, Efraïm, vóór de oudste, Manasse, gezegend werd. De zegen luidde: “In u zal Israël zegenen zeggende God zette u als Efraïm en Manasse.” Dus: een grote menigte, veel vruchtbaarheid. Op zich nog steeds niet zoveel bijzonders zouden we denken. Maar Jacob spreekt tegen hen over de ware God! Hij vertelt hun a.h.w. het Evangelie. Hij vertelt hun over de belofte. Dat hij, Jacob, de stamvader van een groot volk, het volk Israël zou zijn. Beloften die al aan Abraham en Izak gedaan waren. Een les voor ons, om in een post-christelijke omgeving over de Heere God te (blijven) spreken met onze kinderen en kleinkinderen.
We denken ook aan de tijd van Jacob, toen Jozef door zijn broers verkocht was naar Egypte. Jacob was de reizende. Eerst van Kanaän naar Mesopotamië, toen na 21 jaar  – op bevel van God – weer terug naar Kanaän. En steeds zegt God tot hem: “Maak u op”, maak u reisvaardig. Ga naar een volgende plaats. En Jacob gehoorzaamt. Hij gaat geen eigen wegen meer, zoals in het verleden, toen hij zelf wel voor de eerstgeboortezegen wilde zorgen. Hij bouwt dan ook steeds een altaar in dat heidense gebied. Zo houdt hij zijn gezin bij de ware godsdienst, bij de God Die hem verschenen is te Bethel en bij de Jabbok. In afzondering van de afgoderij van de volken om hem heen: de Kanaänieten, de Ferezieten, de Jebusieten, etc.  Met hun gruwelijke afgoderij, onzedelijkheid, mensenoffers. Zoveel ongerechtigheid aldaar, waarvan de Heere later zegt dat hun ongerechtigheid nog niet vol was. Zelfs te midden van ontmoedigende afgoderij spreekt hij over de ware God en Zijn dienst en richt hij altaren op, die wijzen op de komst en het offer van de Heere Jezus.

In een heidense omgeving
Dan krijgen we de geschiedenissen van Jozef. Ook dan wacht Jacob tot hij van God de toestemming krijgt om naar Egypte te gaan. Gen 46:6: “En God sprak tot Israël in gezichten des nachts… en zeide: Ik ben die God, uws vaders God. Vrees niet van af te trekken naar Egypte.” Jacob had veel aarzelingen om daarnaar toe te gaan. Waarom? We komen al dichter in de buurt van het bijzondere van dit geloof.

Egypte was toentertijd een wereldmacht. Het had een heel hoogstaande cultuur. Dat was wat anders dan de nomadencultuur van Kanaän! Maar… ook Egypte was, evenals Kanaän, vergeven van afgoderij. De zon werd aanbeden, de Nijl, runderen, apen, vogels, dieren, de farao was een halve godheid, etc. De ware godsdienst werd daar niet gevonden. Aan welke verleidingen zouden zijn kinderen en kleinkinderen niet blootgesteld worden! Daarom had Jacob grote aarzelingen om naar Egypte te gaan. Zelfs nu hij hoorde dat Jozef daar was. En ook, omdat hij uit het land moest, dat de Heere beloofd had. Maar nu het van de Heere mocht, ging hij natuurlijk graag. Omdat Jozef daar was, van wie hij dacht dat hij dood was. Jozef, zijn lievelingszoon. Hoe zou Jozef het daar maken? Al 20 jaar weg uit het land Kanaän, al 20 jaar weg bij de altaren van de levende God, bij de huisgodsdienst van Jacob. Zou Jozef ook een Egyptenaar geworden zijn, een afgodendienaar? Hij was immers onderkoning geworden! Hij was getrouwd met een dochter van een priester… van een afgodendienaar. Hij verkeerde dagelijks met de farao, de heerser die als god aanbeden werd en bemiddelde tussen het volk en de goden. Maar de Heere heeft Jozef bewaard bij Zijn dienst. Hoe moeilijk dat ook was. Jozef mocht nl. zien en belijden hoe de Heere het geleid heeft, dat hij zo verhoogd is om een groot volk in het leven te behouden, zoals hij later tegen zijn broers zegt. Ook wilde hij niet in Egypte, maar in het land der belofte begraven worden.

Tegen kinderen en kleinkinderen
Jozef heeft twee kinderen gekregen in Egypte. Twee zoons, die als prinsen aan het hof opgevoed werden in de wijsheid van de Egyptenaren, zoals dat bij een goede opleiding behoorde. Thuis zal Jozef hun wel verteld hebben van welke afkomst hij was. Een herderszoon uit Kanaän. En over de God van zijn vader, die hem ook verschenen was in dromen. Dat die God de ware God is en dat hij zèlf in zijn leven ervaren had, dat de Heere een vervuller is van Zijn beloften.

Hoe zou het leven in Egypte eruitgezien hebben voor deze mensen die nu in zo’n hoge stand verheven zijn? We kunnen daarover wat licht krijgen door weer naar Hebr 11 te gaan. Een paar verzen verder gaat het over Mozes: vs. 24-26. We lezen daar dat Mozes, groot geworden zijnde, geweigerd heeft een zoon van farao’s dochter genaamd te worden. Liever kwalijk behandeld te worden dan voor een tijd de genieting der zonde te hebben. En dat hij de versmaadheid van Christus meerdere rijkdom achtte dan de schatten van Egypte. Een hoge positie, genieting der zonde, schatten van Egypte. Dat had het leven kunnen zijn van Jozef en zijn kinderen! Is dat ook niet de situatie waarin wij leven? Ongekende welvaart, ‘genieten’ van de zonden, die maar een muisklik van ons vandaan zijn. Een enorme groepsdruk om toch maar mee te doen en geen uitzondering te zijn… Als Jacob gaat sterven, 17 jaar nadat hij in Egypte gekomen was, roept hij Jozef en zijn twee zoons. Die zijn dan zo rond de 20 jaar oud. Egyptische prinsen! Zoons van de onderkoning van Egypte! Jacob neemt hen als het ware als eigen zoons aan en neemt hen in het volk van de ware God op. “Nu dan, uw twee zonen, die u in Egypteland geboren waren eer ik in Egypte tot u gekomen ben, zijn mijne. Efraïm en Manasse zullen mij zijn als Ruben en Simeon” (Gen 48:5). Welke keuze maken die jonge prinsen? Zij nemen gewillig de adoptie door Jacob aan. Zij zullen geen Egyptenaren blijven, maar zoons zijn van Jacob, zoons van de dienaar van de ware God. Was het maar voor de vorm? Om Jacob op z’n sterfbed een plezier te doen? De geschiedenis wijst anders uit!

En de vrucht ervan
Jozef sterft en bezweert zijn broeders, dat zijn beenderen meegenomen moeten worden naar het beloofde land en niet in Egypte moeten blijven. Hij was geen Egyptenaar geworden. En zijn zoons? We lezen, dat Jozef de zoons van Efraïm zag tot in het derde geslacht. Achterkleinkinderen van deze Egyptische prinsen. Ze zijn niet geassimileerd, maar ze trekken straks op uit Egypte onder leiding van Mozes naar het beloofde land! Ze dragen met zich de zegen van hun overgrootvader. Dàt was het geloof van Jacob! Zijn nageslacht zou in een volslagen heidense omgeving, vol verleiding en zonde, bewaard blijven bij de ware godsdienst en bij de levende God! Het grote geloof was, dat de Heere zijn nageslacht in moeilijke omstandigheden, in verleidingen en in druk zou bewaren.

Dat mag ook een bemoediging zijn voor ons in deze tijd vol verleidingen, afval, verloedering en terugkeer tot het heidendom. In een tijd en omstandigheden, waarin onze kinderen het wellicht moeilijk hebben op school. Waarin zij en hun ouders alleen staan, omdat zij willen gehoorzamen aan de stem van de Heere. Omdat ze niet mee willen doen met activiteiten die besmet zijn met de zonde of waarin wij ons in het gebied van de boze zouden gaan bevinden.  De opvoeding begint vooral thuis. Net zoals bij Jozef, die zijn zoons verteld zal hebben over de Heere. Als bij Efraïm die zìjn kinderen ook verteld zal hebben over de God van Israël. Zoals later Amram en Jochebed Mozes verteld hebben over de ware God. Hoe klein hij toen nog was. De Heere wil dat onderwijs zegenen en hen op het gebed bewaren te midden van alle verleidingen. De Heere bewaart Zijn volk, Zijn kinderen en hun kinderen te midden van dat machtige rijk van de vorst der duisternis, in moeilijke omstandigheden, onder vervolgingen. Maar het geloof mogen zij behouden van generatie op generatie. Ook in het Nederland van de 21e eeuw.  Die positieve boodschap mag ook in ons B&O-magazine doorklinken.

 

R.P. Plattèl