Het waarom van ‘geloof’ in de geloofsopvoeding

Het praktisch maken van geloof voor kinderen tot zes jaar.

Hoe vanzelfsprekend is het nog dat je kinderen een geloofsopvoeding meegeeft? Wil je aan de opvoeding een dimensie toevoegen, namelijk ‘geloof’, vraagt het een bewuste keuze. Tegelijk voel je de handelingsverlegenheid om het concreet gestalte te geven. Wij worden als christenen min of meer een uitzondering en ook het christelijk onderwijs is niet overal per se christelijk meer. Het valt op, dat op algemeen-christelijke scholen niet alle kinderen vanzelfsprekend naar de kerk of gemeente gaan. In dit artikel bekijken we hoe we de toevoeging ‘geloof’ aan de opvoeding kunnen meegeven.

Ter Horst
Hoogleraar Pedagogiek Wim ter Horst, die in 2018 overleed, geeft in één van zijn boeken aan dat je de geloofsopvoeding kunt vergelijken met een Fries gezin dat naar Brabant is verhuisd. De ouders willen, dat de kinderen de taal van hun voorgeslacht leren spreken. Tot hun verbijstering gaat dat niet meer zo vanzelfsprekend. Je moet het ook nog opzettelijk en tactisch weten aan te pakken. Zelf zijn ze in een Fries sprekende gemeenschap groot geworden. Iedereen sprak er Fries. Maar nu is het anders. Als de kinderen naar school gaan, komen de problemen. Ze gaan Brabantse woorden gebruiken en hun tongval blijft ook niet hetzelfde. Willen de ouders hun kinderen ook de taal van hun voorgeslacht meegeven, dan zijn er systematisch een aantal dingen nodig. Alleen maar Fries spreken en aannemen, dat de kinderen het ook wel zullen gaan doen, werkt niet in Brabant. Ze zullen de moeite moeten doen ergens een Fries sprekende gemeenschap op te zoeken of zelf te vormen. Een gemeenschap waar ze zich thuis voelen en waar de kinderen het ook fijn hebben. Want alleen thuis een taal leren, zonder hem te gebruiken buiten de deur, gaat niet. Uit deze manke vergelijking spreken drie kernwoorden: opzettelijk, systematisch en gemeenschap. Het artikel is opgebouwd uit deze drie begrippen en beperkt zich tot de geloofsopvoeding bij jonge kinderen tot zes jaar oud.

Vorming in de thuisbasis
De opzettelijkheid van de geloofsopvoeding begint met het gezin te zien als belangrijke oefenplaats waar het moet gebeuren. In het klassieke gezin verdiende vader de kost en moeder zorgde voor het huishouden. Dat is nu veranderd. En het aantal één-ouder-gezinnen neemt toe. Kunnen we dat nog wel zo stellen, dat het gezin voor de geloofsopvoeding de belangrijkste plaats is? Laten we het woord ‘gezin’ vervangen door ‘thuis’. Thuis is de plaats waar je je geborgen mag weten en waar je thuis mag komen zonder voorwaarden en oordelen. Daar ligt de hoofdverantwoordelijkheid voor de geloofsopvoeding.
In Efeziërs 6:1 worden kinderen erop aangesproken, dat ze de Heere Jezus gehoorzamen:
Kinderen weest uw ouders gehoorzaam in de Heere, want dat is recht.
Wie ouders eert en gehoorzaamt, laat daarmee zien dat hij Christus eert en gehoorzaamt. ‘Eren’ is gewicht toekennen, je ouders belangrijk vinden. En ze zijn belangrijk, omdat God hen aan je gegeven heeft. Ouders zijn niet belangrijk, omdat ze zo geschikt zijn je op je wenken te bedienen. Theoloog Nico van der Voet wijst er in een artikel op dat wie zijn ouders gewicht toekent, niet alleen geïnteresseerd is in het geld dat ze verstrekken of de cadeaus die ze toestoppen. In de Bijbel hoort bij de goede omgang tussen kinderen en ouders, dat de kinderen luisteren naar het onderricht van de ouders, de vorming. Als het goed is, is die levenswijsheid geloofswijsheid. Kinderen, ook jonge kinderen, horen ook met respect over ouders te denken en te spreken. De Bijbel verwacht van kinderen, dat ze hun ouders liefhebben en trouw zijn. Liefde tussen ouders en kinderen hoort onvoorwaardelijk trouw te zijn. Trouw is een kernwaarde bij het veilig stellen van de thuisbasis.

Bekend maken met de Bijbel
De systematiek aanbrengen in de geloofsopvoeding leren we vooral bij David Cloud.

Het behoud van kinderen: hoe te voorkomen dat kinderen ten prooi vallen aan de wereld, door David Cloud.

Door kinderen bekend te maken met Gods Woord leggen we de basis voor het kunnen gaan geloven. Paulus wijst ons erop in Romeinen 10: 17, dat het geloof uit het horen is, en het horen door het Woord van God. Het Woord mag bezinken in hart en ziel en iemands leven doordringen. Voor jonge kinderen kun je Gods Woord vertellen, zingen of voorlezen. Door gebruik van de Bijbel draag je het ontzag voor Gods Woord over. Je kunt ook vertellen, dat God altijd bij je is. God is een echte Persoon die deel uitmaakt van je gezin. Het kweken van gewoontes is iets dat kinderen altijd bij blijft. Een vaste tijd nemen om samen met de kinderen in de Bijbel te lezen, is belangrijk. Dat kan aan tafel, maar ook de tijd rond het naar bed gaan kan heel waardevol zijn. In elk geval op een moment dat er rust en aandacht is. Zo slijpen gewoontes in en vormen een onderdeel van de gezinscultuur. Een kind wil gezien worden. Als dat gebeurt, weten we uit de neuropsychologie, worden de hersenen geopend voor de (blijde) boodschap die wordt gedeeld. 

De systematiek zit ‘m ook vooral in het consequent zijn in handelingen en gebruiken. Dat betekent concreet ‘gezinsmomenten’ inplannen die dienst kunnen doen als rituelen. Voor het naar bed gaan is het zingen of uitspreken van een vast gebed belangrijk. Het kind gaat al snel meezingen of de laatste woordjes zeggen. Zo wordt het iets vertrouwds om op terug te vallen. Later kun je dingen bidden die begrijpelijk zijn voor het kind, uit de eigen belevingswereld met eenvoudige woorden. Als een kind zelf bidt, kun je verrast en ontroerd worden door hun onwrikbaar geloofsvertrouwen. Het is ook een manier om teksten beter te onthouden. Zingen maakt blij en rustig en het kind leert lofprijzen.
Als het goed is heeft de kerk ook een rol in de geloofsopvoeding. Eenvoudige liederen met Bijbelteksten planten Gods Woord in het kinderhart. Via crèche, kindermomenten tijdens de dienst en voor de wat oudere kinderen de preek, kan een kind veel leren. En ze merken ook dat geloven iets is dat je samen in relatie en gemeenschap beleeft en belijdt.

Overdracht in relatie vormt gezinskapitaal
De kant van gemeenschap vinden we terug bij het gegeven, dat geloven een relationele basis heeft. Bij geloven hoort een gemeenschap. Geloofsopvoeding is het overdragen van het geloof in God en de Heere Jezus. Geloven is een relatie van liefde en vertrouwen. Kinderen kunnen zo’n relatie ervaren zonder dat ze alles zullen begrijpen. Ouders kunnen al vanaf heel jonge leeftijd een rol spelen bij het ontwikkelen van geloof. Volgens Ter Horst is geloofsopvoeding “alle invloed die het kind helpt om persoonlijk met de Heere in de wereld te leven”.De overdracht van de persoonlijke relatie van de ouders met God heeft grote invloed op de wijze waarop het kind op God zal reageren. Jonge kinderen nemen nog alles wat wordt verteld voor waar aan. Het kind stelt nog geen kritische vragen over het bestaan van God en de wonderen uit de Bijbel. Ze zijn beïnvloedbaar. Kinderen geloven zonder te twijfelen. Aan de opvoeder de taak om te zorgen dat ze het bijbels evangelie te horen krijgen, zodat ze dat gaan geloven. Het jonge kind heeft een leeftijd waar veel kansen liggen, juist door de openheid van de kinderen in die leeftijd kun je al veel meegeven. Ook de overdracht door het persoonlijke geloofsleven van de ouders is belangrijk. Wat dragen we bewust en ook onbewust over op onze kinderen? Het kan confronterend zijn om daarover na te denken, bijvoorbeeld uit je blijdschap of bezorgdheid? Heb je een houding van geven of juist nemen? Praat je positief of juist negatief over anderen na een verjaardag of visite? Hoe spreken we over de kerk, over de gemeente en over God? Dat bepaalt hoe onze kinderen straks over kerk, gemeente-zijn en over de Heere denken. In de coronaperiode was er een peuter die al kleurend meeluisterde met de livestream van de kerk. Opeens zei ze: “Kijk, dat is God!” (wijzend naar de dominee). De moeder stelde al snel, dat het de dominee was. Waarop de peuter antwoordde: “Nee hoor, hij zei net: ‘Ik ben de Heere uw God!’” Terwijl de ouders dachten, dat het kind van drie gefocust was op het kleuren, kreeg ze toch dingen mee. Bijna alles in het leven leren kinderen door af te kijken. Als ouder ben je degene bij wie ze het meeste kunnen afkijken, naast woorden zijn het gestolde beelden. Datzelfde geldt voor een juf of meester in school. Zo leren kinderen ‘het dialect’ spreken dat bij de geloofstaal hoort.
Wat van belang is in de gemeenschap van het gezin is verbondenheid. Het is één van de drie psychologische basisbehoeften van de mens (naast competentie en autonomie). Verbondenheid gaat over het wij-gevoel ervaren, erbij horen, welkom zijn, mee mogen doen, warme relaties opbouwen in een positief en veilig klimaat. Het gevoel van verbondenheid wordt versterkt door ouders die beschikbaar zijn en door zorgzaam, respectvol en waarderend om te gaan met je kind(eren). Oprecht luisteren zorgt voor verdieping van het contact. Echt luisteren is open staan voor het verhaal of mening van de ander.
Door echt naar kinderen te luisteren, leren ze dat wat ze zeggen ertoe doet, luisteren geeft ook erkenning aan gevoelens. De beleving in het gezin, de gemeenschap er te mogen zijn zoals God het bedoelt, geeft gezinskapitaal, dat is opgeteld sociaal kapitaal, het mogen weten een geliefd kind van God te mogen zijn. Dat maakt oprecht enthousiast. Dat betekent letterlijk ‘in God’ zijn (Grieks: en theou/theos), vol zijn van Hem. Over die volheid heeft Paulus het, als hij vermeldt in Romeinen 12:11 dat we ‘vurig van geest’ mogen zijn, in de Nieuwe Vertaling staat: Laat uw enthousiasme niet bekoelen, maar laat u aanvuren door de Geest. Dat brengt ons tot het gebed voor de jeugd wat verder strekt dan de leeftijd tot zes jaar (overgenomen uit de Hervormde Kerkbode uit Veenendaal PKN):

Heilige God en Vader,
wij mogen bij U komen met alles wat ons raakt en bezighoudt.
Wij willen onze kinderen aan U opdragen: de kinderen in onze gezinnen,
onze kerk en onze stad of ons dorp.
Dank, dat U ze aan ons hebt toevertrouwd.
Dank voor wie ze zijn, in wat ze ons geven.
Wij bidden voor hen thuis, op school en waar ze ook zijn,
voor gezondheid, vrienden en voor blijdschap.
We vragen om weerbaarheid
en bescherming tegen verleidingen.
Vergeef ons, waarin we met elkaar tekortschieten.
Leer ons om oog te hebben voor hun talenten.
Geef een luisterend oor voor hun verhalen;
Een open hart om van hen te houden.
Geef wijsheid en liefde,
opdat ze U leren kennen als hun Schepper en Verlosser.
Wij willen Uw Naam groot maken
dat wij dit mogen bidden in de naam van Jezus,
die de Weg, de Waarheid en het Leven is.
Amen!

dr. Hans Bakker

 

Literatuurlijst
Cloud, D. (2010). Keeping the kids. Port Huron: Way of Life Literature.
https://www.wayoflife.org/reports/teachingchildrentohavebiblereading.html. Geraadpleegd op 26 oktober 2022.
Biesta, G. (2018).
Tijd voor Pedagogiek (oratie). Utrecht: Universiteit voor Humanistiek.
Bos, M. van den, (2016).
Aan de keukentafel, creatieve gezinsmomenten met de Bijbel. Leeuwarden: Jongbloed.
Horst, W, ter (1993). Christelijke geloofsopvoeding. Kampen: Kok.
Horst, W. ter (2008).
Wijs me de weg. Kampen: Kok.
Voet, N.C. van der (2020). Een zegen van ouders; Geloofwaardig opvoeden.
Via internet: www.nicovandervoet.nl. Geraadpleegd op 24 oktober 2022.