Kinderboeken: Niks moet, maar alles mag (1)

Kinderboeken:  Niks moet, maar alles mag (1)

“Bescherm kind tegen bizarre fantasie”, zo luidde de kop in het Reformatorisch Dagblad waarin Sietse Werkman, bestuurslid van Bijbel & Onderwijs, werd geïnterviewd vanwege alle commotie die ontstaan is  n.a.v. het artikel: “Het kwaad in de huidige jeugdliteratuur.” In het interview schetst Werkman ook zijn verbazing ten aanzien van alle negatieve reacties: “Dit zou toch breder gedragen moeten worden?”
Het is inderdaad een feit dat er jeugdboeken op de markt verschijnen waarin het lugubere, het krankzinnige, de wraak, het geweld en het grove taalgebruik niet (meer) wordt afgekeurd. Wat voorheen nog paranormaal of abnormaal was, lijkt steeds meer normaal te worden. Bewust choqueren zou men het kunnen noemen. Steeds een stukje verder gaan. Zoals Werkman in het interview al aangeeft, schermt men met  het woord “fantasie”.  Onder het mom hiervan moet alles kunnen. En, oh wee, wie de grens durft aan te geven. Bijbel & Onderwijs die de grens trok, heeft het moeten bekopen met een stroom van hatelijke en antichristelijke reacties. Maar de vraag is of het werkelijk verstandig is om  kinderen te laten lezen hoe andere kinderen op een lugubere en krankzinnige wijze wraak willen nemen, zoals  bijv. in het boek “Nachtvuur” van Stefan Boonen of hoe enkele kinderen elkaar uitdagen om gruwelijke offers te brengen, zoals de kop afhakken van je hond in het boek “Niets” van Janne Teller. En wat te denken van een opmerking van een leraar, zoals “Ik ga kokende olie over je heen gooien” in het boek “Meester Jaap” van Jacques Vriens, waar ook veel in wordt gevloekt, gescholden en geschreeuwd. “Er staat soms wel wat grof taalgebruik in, maar vaak wordt het daardoor heel grappig.” “Dit boek gaat tot op het bot van het voorstelbare, hoe gruwelijk het ook is, het is een schitterend boek”, zo reageren o.a. recensenten en ouders op dergelijke boeken.  Werkman stelt: “Ook een gewone, fatsoenlijke Nederlander heeft toch zijn grenzen?” Maar deze gewone en fatsoenlijke Nederlanders reageren over het algemeen positief op dergelijke boeken en dat is afgezien van de inhoud misschien nog wel het meest choquerend.


Heeft lezen invloed?
Wie eerlijk in de bibliotheek rondkijkt, weet dat, evenals bij films, het kaf van het koren moet worden gescheiden. Ernest Claes (1920), een bekende Vlaamse schrijver, overwoog tenminste nog bij het schrijven van zijn boek “De Witte”, of leesbeleving (= wat je leest en  meebeleeft) iemand ook kan aanzetten tot dergelijk gedrag in de realiteit . Dat deze schrijver zichzelf dit afvroeg in plaats van klakkeloos aan te nemen dat fantasie niet gevaarlijk kan zijn, is positief. In het verband met Ernest Claes gaat het om geweld in boeken, maar hoe zit het met thema’s als wraaknemen (al dan niet op lugubere wijze) of het bedrijven van seks of magie. Overigens blijkt uit onderzoek dat de helft of meer van de ondervraagde kinderen aangeeft te willen zijn of zo worden als een personage in het boek . Wat als deze personage magie bedrijft, krankzinnige ideeën uitwerkt of ….vul maar in.  In verband met geweld is er geconstateerd dat niet kan worden uitgesloten dat vechtbeleving tot vechtgedrag kan leiden . Hoe zit het met lugubere ondernemingen en magie in kinderboeken. Vragen schrijvers zichzelf wel eens af, of het zo zou kunnen zijn, dat dit de lezer kan aanzetten of aanmoedigen om iets soortgelijks te doen of dat het op zijn minst de interesse ervoor kan opwekken? Zeker als de hoofdpersoon met wie de lezer zich kan identificeren en voor wie hij respect of bewondering op kan brengen, dingen doet die verre van onschuldig zijn. Wat als hier, door de schrijver, eerder sympathie voor wordt opgewekt i.p.v. afkeuring?

Onderzoek
Saskia Tellegen van Delft, die onderzoek heeft gedaan naar de redenen die kinderen hebben om te lezen en de manier waarop ze lezen, geeft aan dat het moeilijk is om exact vast te stellen wat voor invloed leesgedrag heeft op kinderen. Dat de invloed van één boek groot kan zijn op het leven van een mens ondersteunt zij door enkele voorbeelden te geven. Eén voorbeeld daarvan is Harry Mullisch die als 11-jarige naar aanleiding van het boek “De ongelofelijke avonturen van Bram Fingerling” een laboratorium op zijn kamer inrichtte .
Verder zegt zij over de invloed van boeken het volgende:
“Boeken lezen heeft invloed op kinderen, in hoeverre en op welke wijze één bepaald boek invloed zal hebben, zullen we nooit kunnen voorspellen. Daarvoor lopen de reacties van verschillende kinderen op één en hetzelfde boek te veel uiteen.” (S. Tellegen van Delft,1997)
Het ene boek zal ongetwijfeld meer indruk achterlaten dan het andere, maar zowel thuis als in het onderwijs kan men niet van tevoren vaststellen in hoeverre en op welke wijze deze invloed plaatsvindt. Dit is in die zin dus niet meetbaar. Dat kinderen na het lezen van bijv. Harry Potter ook heks willen worden of zich met magie bezig gaan houden, kan als zodanig niet worden vastgesteld, maar het is wel een mogelijkheid waarvan ouders en leerkrachten zich bewust moeten zijn. Dit geldt uiteraard ook voor andere boeken met bepaalde thema’s of boeken uit een bepaald genre.

Leesbeleving
Waar wel onderzoek naar is gedaan, is leesbeleving. Er wordt wel eens aangenomen dat bij televisie de impact veel groter is dan bij lezen, maar ook lezen kan als “echt” worden ervaren, doordat lezers hetgeen zij lezen zelf meebeleven. Er wordt aangenomen dat de lezer verschillende verbindingen aangaat met een personage. Bij deze verbindingen gaat het o.a. om de mate waarin de lezer meeleeft met een personage. Uit psychologisch onderzoek blijkt dat identificatie een groot effect op lezers kan hebben. Lezers kunnen zo meeleven, meedenken en meevoelen met een personage dat ze als ’t ware worden getransporteerd in het verhaal (Green & Borck, 2000; Green, 2004). De consequentie van deze transportatie is dat de scheidingslijn verdwijnt tussen feiten uit de werkelijkheid en de gebeurtenissen uit het verhaal . Daarnaast is het zo, dat ook al zien lezers de beelden niet, zoals dit bij televisie wel het geval is, kinderen en volwassenen wel een visueel voorstellingsvermogen hebben. Dit is het vermogen om beelden op te roepen die niet daadwerkelijk aanwezig zijn. Die beelden zien we met het geestesoog. Ook kunnen geluiden en stemmen gehoord worden. Deze vorm van verbeelding wordt daarnaast ook vaak ervaren. Bij lezen wordt er dus een beroep gedaan op het voorstellingsvermogen, ‘voor het geestesoog zien’ en ‘zelf meemaken’. Sterker nog, uit onderzoek blijkt dat als kinderen leren zich onderdelen van het verhaal visueel voor te stellen, zij vervolgens ook emotioneel bij dat verhaal betrokken raakten.  Belevend lezen zoals dit wordt genoemd, speelt ook een rol bij het onthouden van de inhoud van het gelezene. Als er bele-vend wordt gelezen, betekent dit dat een tekst  goed onthouden wordt. Het blijft in hun geheugen hangen . Als in een kinderboek dan uitgebreid aandacht wordt besteed aan hoe magische en gruwelijke handelingen worden uitgevoerd of de rituelen van wicca worden uitgelegd en een kind dit belevend heeft gelezen dan is het zeer waarschijnlijk dat dit is opgeslagen in het geheugen.

Grenzen stellen
Boeken lezen heeft invloed op een kind. Deze invloed kan zowel positief als negatief zijn. Als schrijvers, leerkrachten en ouders eraan voorbij gaan dat die invloed ook negatief kan zijn,  dan steek je je kop in het zand. Een kind dient om deze reden begeleid te worden bij het kiezen van een geschikt boek. Dit heeft te maken met verantwoordelijkheid van de ouders/verzorger en leerkracht. Sommigen zijn van mening dat als men ouders of leerkrachten op deze verantwoordelijkheid wijst, zij kinderen zouden beschouwen als domme en onmondige wezens. Immers, zo redeneert men, kinderen zouden zelf wel een boek wegleggen als het niet geschikt is of eng wordt gevonden. Dat is een gevaarlijke redenering. Er moet niet automatisch vanuit worden gegaan dat kinderen vanzelf wel bij de leerkracht of ouder(s) komen, als zij moeite hebben met bepaalde genres/thema’s/taalgebruik. Er worden dan hoge verwachtingen aan het kind gesteld, zeker als de rest van de klas – denk ook aan vriendjes en vriendinnetjes – die boeken wel graag leest. Daarnaast leg je de verantwoordelijkheid van de leerkracht en ouders bij de kinderen zelf neer. Niet ieder kind kan met deze vrijheid omgaan en durft er voor uit te komen dat hij/zij die boeken niet wil of durft te lezen, omdat hij/zij er bijv. angstig van wordt, niet ieder kind kan ook van tevoren voor zichzelf bedenken wat het boek met hem of haar doet. Verder is het  logisch dat als je thuis niet wilt dat je kinderen vloeken en schelden  je hen ook geen boeken wilt laten lezen waarin dit wel gebeurt. Niet elk boek is geschikt voor een kind, om die conclusie te trekken hoef je niet per sé christelijk te zijn. Opmerkelijk is dan ook dat er bij computerspellen, films strikte leeftijdgrenzen in acht worden genomen en d.m.v. een pictogram wordt er aangegeven of het geweld of grof taalgebruik bevat. Zo heb je van tevoren de keuze om de film niet te zien. Bij (kinder)boeken vindt men deze pictogrammen niet. Daar moet je al lezenderwijs er achter komen, dit terwijl als je had geweten dat er bijv. in het boek wordt gevloekt, je het nooit zou hebben gepakt. Inmiddels is het zelfs bij games en films zo geregeld dat kinderen onder de 16 jaar geen films of games meekrijgen die bedoeld zijn voor 16 jaar en ouder. In Nederland zijn bibliotheken waar een kind van 10 wel een jeugdboek mee naar huis kan krijgen, ook al is dit boek geschikt (en bedoeld) voor 16 jaar en ouder. Er wordt onterecht van uitgegaan dat jeugdliteratuur alleen maar kwalitatief goede en gezonde boeken op de markt brengt. Als we de kinderboeken schrijver Darren Shan als voorbeeld zouden nemen die occulte en satan georiënteerde kinderboekenseries ( o.a. de kinderboekenserie Demonata) schrijft voor 12 jaar en ouder, behoeft men niet per sé  christen te zijn om te concluderen dat het ronduit absurd is dat kinderen van alle leeftijden deze boeken kunnen inkijken (lezen) en meenemen. De gevaren worden wel erkend bij sommige films en games en daar mogen grenzen worden getrokken. Het is op zijn minst vreemd en zeker zeer kwalijk te noemen dat deze grenzen bij kinderboeken niet mogen worden getrokken.

Tot slot
Een bewonderaar van de kinderboekenschrijver Paul van Loon zei ooit eens het volgende over hem:
“De altijd met zonnebril getooide veertiger is zelfs uitgegroeid tot een cult-auteur, die zich hult in een waas van geheimzinnigheid en samen met het door hem voorgezeten Griezelge-nootschap een nieuwe generatie opvoedt in het occultisme – of zoals hij het zelf noemt de “Andere Werkelijkheid’’.(P.Steinz, 1997) Dit is een trieste, maar juiste constatering en voor wie geen grenzen durft en wil trekken draagt er aan bij dat deze generatie wordt opgevoed in de “Andere Werkelijkheid”, waarin ook de krankzinnige, lugubere en bizarre fantasie en het grof taalgebruik een steeds grotere plaats gaan krijgen.

Mevr. A. Poelstra-Koster

 


[1] Saskia Tellegen en Jolanda Frankhuisen, Waarom is lezen plezierig, Eburon, Delft, 2002, 110

[1] Saskia Tellegen en Jolanda Frankhuisen, Waarom is lezen plezierig, Eburon, Delft, 2002, 85

[1] Saskia Tellegen en Jolanda Frankhuisen, Waarom is lezen plezierig, Eburon, Delft, 2002, 110

[1] onder redactie van: H.Spelbrink & W. de Graafde wereld van het kinderboek, Wolters – Noordhoff 1997, 310, 311

[1] Jentine Land, Zwakke lezers, sterke teksten?, Eburon Delft, 2009, 97

[1] Saskia Tellegen en Jolanda Frankhuisen, Waarom is lezen plezierig, Eburon, Delft, 2002,  21

[1] Saskia Tellegen en Jolanda Frankhuisen, Waarom is lezen plezierig, Eburon, Delft, 2002, 120

[1] P.Steinz, Schok je kind, kijk televisie, artikel geplaatst onder rubriek: recensies, www.nrcboeken.nl

3 – 10 – 1997

 

Literatuur:

onder redactie van: H.Spelbrink & W. de Graaf De wereld van het kinderboek, Wolters – Noordhoff  1997

Saskia Tellegen en Jolanda Frankhuisen, Waarom is lezen plezierig, Eburon, Delft  2002

Jentine Land, Zwakke lezers, sterke teksten?, Eburon Delft 2009