Mensbeeld en opvoeding (2)

 

In het magazine van september 2015 heeft de pedagoog Winkelhake twee hoofdstukken uit zijn brochure over Mensbeeld en opvoeding besproken. Nu is hoofdstuk 3 aan de orde.

Inhoud

  1. Voed het hart van uw kind op
  2. Het goede kinderhart: een sprookje met belangrijke gevolgen
  3. De Bijbelse diagnose: de aangeboren hartafwijking  
  4. Het Bijbelse antwoord: Wat het kinderhart nodig heeft.
  5. Aanbevolen literatuur

 Vragen vanuit het hart (2)

Hoe ons mensbeeld de opvoeding beïnvloedt.

3.De Bijbelse diagnose: de aangeboren hartafwijking

Omdat we voor God verantwoording dragen, moeten we ook Gods diagnose omtrent het kinderhart ernstig nemen. Zijn woord geeft ons een duidelijk antwoord op de vragen uit hoofdstuk 1: ‘De gedachtespinsels van het hart van de mens zijn immers slecht, van zijn jeugd af’ (Genesis 8:21). Het boze dat uw kind doet, komt voort uit zijn natuur! Het is normaal dat hij kwaad doet, het is geen uitglijder. Uw kind wordt niet slecht door de slechte omgeving waarin hij opgroeit, het boze is vanaf het begin in het kinderhart aanwezig.

Kleine ‚engel‘?

Hoe kan het dat een kleine baby zoveel onschuldiger lijkt dan zijn grote broer? Dat komt om-dat deze kleine baby nog niet zoveel kan. Hij kan zijn zin nog niet zo doordrukken zoals zijn grote broer dat kan. Maar, net zoals zijn broer, zal hij dit snel leren!

Er is niets nieuws onder de zon, ook Jezus Zelf werd in zijn tijd met de dwaalleer geconfron-teerd dat dingen van buiten de mens bederven en het boze in de mens brengen. Hij moest zelfs de discipelen die het dichtst bij Hem staan, uitleggen: 16 ‘Bent u ook nog altijd onwetend? 17 Ziet u niet in dat alles wat de mond ingaat, in de buik komt en in de afzondering weer uitgescheiden wordt? 18 Maar de dingen die uit de mond komen, komen voort uit het hart, en die verontreinigen de mens. 19 Want uit het hart komen voort kwaadaardige overwegingen, alle moord, overspel, ontucht, diefstal, valse getuigenissen, lasteringen. 20 Deze dingen zijn het, die de mens verontreinigen’ (Mattheus 15:16-20a).

In de mens en ook al in het kind, zit de bron van het kwaad: in zijn hart, zijn wil en zijn we-zen. U hoeft niet te schrikken, als uw kind kwaad doet of kwaad wil doen. U hoeft zich niet af te vragen van wie hij dat heeft. Zijn daden komen voort uit zijn boze hart, hij volgt zijn men-selijke natuur. Ook als het u pijn doet (en dat is een teken van uw ouderlijke liefde), hoeft u niet meer verrast te zijn.

Paulus vat deze diagnose in Romeinen 3:10-20 zeer treffend samen: ‘Er is niemand rechtvaardig, ook niet één…’

Een ongelukkige erfenis

De reden dat het hart van uw kind kwaad is, ligt in de herkomst van uw kind:

12 ‘Daarom, zoals door één mens de zonde in de wereld is gekomen, en door de zonde de dood , en zo de dood over alle mensen is gekomen, in wie allen gezondigd hebben. 14 Toch heeft de dood geregeerd van Adam tot Mozes toe, ook over hen die niet gezondigd hadden met eenzelfde overtreding als Adam, die een voorbeeld is van Hem Die komen zou’ (Romeinen 5:12 en 14).

Uw kind is (net als alle andere kinderen) geboren als zondaar, omdat hij uit zondaren voortge-komen is en omdat ook zijn ouders uit zondaren voortkwamen. Dat is wat we erfzonde noemen. Voor het kind ook maar een zonde kan doen, zit de zonde al in zijn hart. Zijn wil is doordrenkt van zijn zondige, kleine hart. Zoals Romeinen 1:32 zegt: ‘Maar stemmen ook in met hen die ze doen.’ Daarom is het verschrikkelijk als we een kind aan zijn eigen wil overleveren! Als we het kind aan zijn eigen hart overlaten, leveren we het kind over aan zijn eigen boosheid. In Romeinen 1:18-32 wordt de toorn van God over de zonde opgetekend. De bijzondere dramatiek ligt daarin dat God ze aan hun zonden overgegeven heeft  (vers 24,26,28). Daarin staat dat Hij ze laat doen wat ze willen. Als de mens aan zijn wil en zijn begeerte overgegeven wordt, komt zijn ware aard naar buiten. Het kwaad kan ongeremd heersen en groeien.

Uw ervaring: een tegenstrijdigheid?

U werpt misschien tegen dat uw kind meestal ook goede dingen wil. Hij wil bijvoorbeeld graag naar de zondagsschool. Hoe kan dat? In zo’n geval is het goed de motivatie van uw kind te controleren: Wil hij naar de zondagsschool, omdat hij uit Gods Woord wil leren? Wil hij ernaar toe, omdat hij wat leert of omdat hij een ijsje krijgt als hij braaf is?

‘Arglistig is het hart, boven alles, ja, ongeneeslijk is het, wie zal het kennen?’ (Jeremia 17:9).

Natuurlijk is het zeer verheugend, als uw kind gemotiveerd is om naar de kerk te gaan; ook als de redenen voor die motivatie misschien niet helemaal juist zijn. Vergeet bovendien niet dat het gebed dat u voor uw kind bidt, ook niet tevergeefs is! Al die duizenden uren en gebed, al dat zweet en de tranen worden gehoord en gezien!

Als zuigeling had uw kind nog totaal geen opvoeding gehad. Voor hem was er alleen de be-vrediging van zijn wil. Hij wilde eten, wilde verzorgd worden, wilde aandacht en wilde sla-pen. Zijn hele wereld draaide alleen om hemzelf. Toen hij groter werd, moest hij leren dat hij soms ook moet wachten, dat hij dingen moet vragen en soms ook iets niet krijgt. De tijd van de snelle vervulling van zijn wensen is dan voorbij. Hij leerde dat er bepaalde voorwaarden aan de uitkomst van wensen zitten. En hij leerde dat zijn daden gevolgen hebben.

mensbeeldU mag van harte verheugd zijn en de Heere danken als uw kind met de juiste motivatie iets goeds wil doen, dat hij wil doen wat God als juist en waardevol aanziet.

Het Bijbelse mensbeeld leert u echter dat de wil om het goede te doen als een zeldzaam plantje is: gevoelig en teer. Daarom moet het gewetensvol verzorgd en gesterkt worden. Prijs uw kind in deze situaties! Toon hem dat u zijn gedrag als waardevol ervaart. Schuw echter tegelijkertijd niet om de juiste motivatie van uw kind te controleren.

Waarom we vaak verkeerd beoordelen.

Bedenk dat er een heel begrijpelijke reden waarom u en ik zo snel geneigd zijn te geloven dat het hart van ons kind helemaal zo kwaad niet is, omdat in het hart van onze kinderen ons ei-gen hart weerspiegeld wordt. Als we onze kinderen realistisch bezien en hun wil naar Gods maatstaven beoordelen, worden we er aan herinnerd hoe ons eigen hart eruit ziet. Onze dub-bele moraal, ons egoïsme, onze leugens zien we terug in het doen en laten van onze kinderen. Wij beoordelen onze kinderen positief, omdat we niet graag aan onze eigen zondigheid herinnerd worden. Het is de oude Adam die hierin zo vaak opduikt.

Het is heel belangrijk dat we, in het bijzonder in de opvoeding, onze eigen motivatie controle-ren. Waarom prijst of straft u bepaald gedrag? Waarom vermaant u uw kind? Doet u de wil God of dient u de oude Adam? Staat u toe of verbiedt u vanwege het lange termijn geluk van uw kind of omdat dat uzelf op de korte termijn een goed gevoel geeft?

Negeert u problemen en wangedrag om de harmonie niet te verstoren? Blijft u op een bepaald punt consequent vanwege uw harde hart of omdat het Bijbels is? Geeft u toe, omdat u verkeerd zat of simpelweg omdat u wilt dat de rust terugkeert?

Maakt u uw kind boos of probeert u hem gehoorzaam te maken zonder dat er stress bij komt kijken? Corrigeert u uw kind, zodat uzelf in een goed daglicht komt te staan of om God groot te maken? Ziet u bij fouten door uw kind de mislukkingen van anderen (partner, docent, vrienden) of vooral het falen van uzelf? Handelt u in het bewustzijn dat uw kind over niet al te lange tijd als een volwassene voor God zal staan?

Voor u het hart van uw kind controleert en vormt (en dat is uw dagelijkse opgave), moet u uw denken, uw handelen en uw willen aan de Bijbel spiegelen. Dat is ontnuchterend, maar brengt ook veel zegen.

David Wilhelm Winkelhake