Opvoeden tot verwondering

Lezing over verwondering: vanuit verwondering (de leraar), in verwondering (de leerstof) en tot verwondering (het leerproces).

Enkele jaren geleden werden zgn. bezinnings-bijeenkomsten gehouden voor mensen die werkzaam zijn (of willen zijn) bij het onderwijs.
De diaconessen in Amerongen stelden hiertoe graag hun prachtige accommodatie beschikbaar, waarmee zij hebben ingespeeld op een behoefte die bij velen leeft: om eens met elkaar te praten over de praktijk van het staan voor de klas. De stof voor zo’n gesprek wordt meestal in een inleiding aan de orde gesteld, en hieronder vindt u enkele punten van zo’n inleiding.

‘Verwondering’ van de mens in zijn omgang met God
Uit het Schriftgedeelte uit Deut. 4:1-14 blijkt dat verwondering het deel is van het volk Israël dat lééft uit het verbond dat de HERE God met hen sloot.
Uit de verzen 6 en 7 blijken twee dingen, die waarlijk ‘wonderlijk’ zijn:
* De volken rondom merken op hoe groot hun wijsheid en inzicht is en houden Israël voor een wijze en verstandige natie. Dit houdt in dat Israël niet alleen kennis had van allerlei zaken, maar ook van hun oorzakelijk verband. Daardoor hoefden zij in paniek te raken wanneer hen iets tegenzat: zij hadden immers wonderbare wetten waarin God hen inzicht had gegeven, zoals een rechtvaardige rechtspraak.
* Het volk Israël merkte dat hun God nabij was, telkens als zij tot Hem riepen. Deze God is een God die spreekt en roept: Sjema, hoor, Israël (vs 1); Hij is een God van onderwijzing, maar Hij hoort ook naar hun geroep (Ps. 130:1-4). Zo hoeven zij zich niet op te werken tot allerlei vormen van extase, zoals de baälspriesters deden, en hoeven ook geen gruwelijke offers te brengen, zoals de volken om hen heen, zie Micha 6:6-8.

Wanneer wij deze God dienen, mogen ook wij ons er dagelijks over verwonderen dat de Heilige Geest, ook voor ons wil zijn: de Geest van wijsheid en verstand, de Geest van raad en sterkte, de Geest van kennis en vreze des HEREN, Jes. 11:2. Nog wonderlijker is het dat God ook ons toeroept: hoort Hem! (Matt. 17:5) en dat ook wij mogen zeggen: de Here hoort als ik tot Hem roep. Dat is het voorrecht van ieder gelovige, en wij merken dat wanneer deze onze Heer ons in contact brengt met mede-christenen waarmee het soms ineens ‘klikt’: “Mijn schapen horen naar Mijn stem”.

Wat is de voorwaarde voor ‘een leven vol verwondering’ ?
“Zich verwonderen’ is niet een bevel, het is een gevolg van het gehoorzamen aan een ander bevel, namelijk het onderhouden van de geboden des Heren. In het Oude Testament, bijv. in Deut. 4, zijn dit de inzettingen en verordeningen, met daarnaast de getuigenissen.’

Inzettingen staat voor ‘Statuten’, geboden naar God toe gericht, dus verticaal.
Het hebreeuwse woord ‘hukka’ betekent letterlijk ‘uithakken’, dus eigenlijk graveren, ingegrift in het geweten. Dit is vooral in onze tijd waarin al Gods statuten worden uitgewist wel bijzonder actueel! Zulke inzettingen omvat de Eerste Tafel der Wet, maar ook Deut. 10:17-20 is een prachtige ‘hukka’.

Verordeningen staat voor ‘Huisregels’ of ‘oordelen’, deze geboden zijn naar de medemens gericht, dus horizontaal. Het Hebreeuwse woord (mishpaht) betekent letterlijk rechtop, overeind zetten. De tweede Tafel der Wet (in het N.T. samengevat als het Tweede gebod) bevat zes van zulke verordeningen.

Deze twee begrippen behoren bij elkaar. Maar het seculair humanisme (en de moderne theologie) vinden dat de ‘inzettingen’ een belemmering vormen voor de ‘verordeningen’, en stellen ‘horizontaal’ tegenover en in plaats van ‘verticaal’ Zo tracht men bijvoorbeeld een verantwoord rentmeester te zijn t.o.v. de natuur, maar dit gebeurt dan wel ten koste van het eerste en het tweede gebod, wanneer wordt geleerd dat de natuur ‘ bezield’ is en wij allemaal deel uitmaken van een goddelijke ‘moeder Gaia’.

Behalve de inzettingen en verordeningen kent de Bijbel ook de les der geschiedenis ofwel de getuigenissen. Het Hebreeuwse woord ‘eduth’ betekent: terugkeren, iets overdoen, herhalen. Vandaar de grote plaats die de geschiedenis inneemt voor het volk van God, want hun geschiedenis spreekt van Gods handelen; een-derde van de Bijbel is verhalende ‘geschiedenis’, de ‘handelingen des HEREN’. Een van de grootste gevaren is dat de mensen die les vergeten; zelfs de wereld stelt reeds dat “een volk dat de les der geschiedenis vergeet, genoodzaakt zal worden deze les over te doen.” Hoeveel te meer geldt dat dan niet voor Gods kinderen, de christenen (die in dat opzicht best een voorbeeld kunnen nemen aan de joden!). Daarom is de christelijke school niet alleen een School met de Bijbel, maar ook een school met Geschiedenis: zowel de Bijbelse geschiedenis en de Kerkgeschiedenis als de vaderlandse en wereldgeschiedenis. Alweer een claim op de ‘vrije ruimte’ die scholen zelf mogen invullen!

Want zonder besef van geschiedenis is het moeilijk om zich nog te verwonderen . . .

Tegenover de verwondering staat: de ont-zetting!
Verwondering komt voort uit de ‘vreze des HEREN’, maar die heeft ook een tegenhanger: de ontzetting, ofwel de ‘schrik des HEREN’. Verwondering is er voor het volk dat zijn God kent en dat ziet hoe Hij optreedt ten behoeve van wie op Hem wacht, en dat zijn erfdeel in bezit neemt en ervan geniet. Maar ontzetting, onsteltenis is het deel van de vijanden van God, zoals die bijv. wordt bezongen in het lied van Mozes, Ex. 15:15-16.

Het Griekse woord voor ont-zetting is veelzeggend: ek-stasis, dat betekent letterlijk: uit zijn stand gebracht, buiten zichzelf gekomen (Hand. 2:7,12). Ook dit is een werk van Gods Geest: hierbij worden a.h.w. de oude kaders van denken geschud, gekanteld en wankelen de mensen, zodat zij open komen staan voor iets beters: bijv. de Pinkster-prediking van Petrus. Extase is dus niet bestemd voor Gods kinderen: zij mogen staan in de juiste stand en hoeven daarvan niet te wijken.

Het verwonderlijke, beter, het ontzettende, is nu dat de moderne pedagogiek nauwelijks meer een ‘vaste stasis’ erkent. Hoe vaak gebeurt het niet dat jonge mensen, in opleiding bij een pedagogische academie, ‘uit hun stand’ worden gebracht wanneer hen wordt geleerd dat ‘God vele namen heeft’ en dat ‘de Bijbel slechts één van de heilige boeken is.’ In naam van de zgn. wetenschap, de pedagogiek, wordt het kind en zijn belevingswereld centraal gesteld en verwaast het fundament, de stasis: de vreze des HEREN, die immers het begin(sel) van de wijsheid en kennis is, waartoe wij de kinderen zo graag opvoeden!

Wij hoeven de ekstase dus niet te zoeken, maar moeten juist in onze ‘stand’ blijven om stand te houden tegen de tijdgeest. Wie dat doen, maken de verwondering tot een ont-zetting, zoals regelmatig blijkt uit de telefoontjes en mailtjes die ons bereiken over kinderen die op school uit hun stand worden gebracht, met alle gevolgen van dien.

Hoe voeden wij nu op tot verwondering?
Dat is de hamvraag: kunnen wij de verwondering aan anderen overdragen? Het antwoord moet luiden: niet rechtstreeks, maar alleen indirect. Verwondering is namelijk geen leerdoel an sich, het is een geschenk van God, iets dat ons ‘bovendien geschonken wordt’. Wij mogen opvoeden tot de vreze des HEREN, en dat heeft, concreet in de klas, drie elementen:

* opvoeden vanuit verwondering, hierbij staat de persoon van de leraar centraal: verstaat hij ook hetgeen hij (voor)leest en onderwijst?
* opvoeden in verwondering, hierbij staat de inhoud van leerstof centraal: voldoet deze aan de normen die de Schrift ons stelt, of is deze puur-pragmatisch, gericht op ‘ons deel in dit leven’?
* opvoeden tot verwondering, hierbij staat het leerproces zelf centraal: hoe gaan wij om met onverwachte situaties, is ons bidden in de klas waarachtig, hoe brengen wijzelf ons belijden in praktijk of vragen wij om vergeving wanneer wij faalden?

Graag willen wij bij uw school, kerk of vereniging een inleiding houden. Hopelijk zullen we ons dan samen verwonderen over de God die wij vereren en Die zich ook aan onze kinderen/leerlingen bekend wil maken!

 

drs. R.H. Matzken