PCM in het licht van Bijbelse pedagogiek
De opmars van mensgerichte methodieken binnen het christelijk onderwijs
‘Eigenlijk handelde jij net echt PCM. Goed zo!’ Je kunt dit compliment tegenwoordig zomaar krijgen van een collega die iets meer af weet van PCM en die net gezien heeft, hoe je in een gesprek met een leerling begrip toonde voor diens gevoelens. De laatste jaren horen we in toenemende mate over PCM in het onderwijs. Teams krijgen scholing, leerkrachten ontdekken hun eigen persoonlijkheidsprofiel en eveneens dat van hun leerlingen, onderwijsmensen laten zich scholen tot PCM-trainer en de verwachting wordt gewekt dat PCM hét middel is om “in verbinding” – een woord dat bij PCM vaak gebruikt wordt – met elkaar te leven. Er zijn inmiddels scholen die niet alleen ‘vreedzaam’ maar ook ‘PCM’ zijn. Is het goed om zomaar mee te gaan in deze psychologie? Van welk mensbeeld gaat PCM uit en hoe verhoudt dit alles zich tot Gods Woord? Het is geen overbodige luxe om hier over na te denken.
Aansluiten op elkaars behoeften
De grondlegger van PCM is Taibi Kahler. PCM staat voor Process Communication Model en wordt gebruikt door zakenmensen, managers, politici, medici en onderwijzers over de hele wereld. Kahlers methodiek is gebaseerd op de ideeën van Eric Berne, de grondlegger van de transactionele analyse. Bij de transactionele analyse ligt de focus op het versterken van de eigen autonomie en het van daaruit inzetten van interventies. Het gaat uit van een humanistische levensvisie die onder de positieve psychologie wordt geschaard. Kahler voelde zich aangesproken door een uitspraak van Berne, die stelde dat er op een dag iemand in staat zou zijn om een heel levenspatroon in korte tijd te identificeren. Kahler ontdekte, dat psychologische behoeften zich uiten in gedrag. Als aan deze behoeften tegemoet wordt gekomen, ontstaat er geen disstress (pijn, leed, verdriet – verderop ‘negatieve stress’ – genoemd), maar juist verbondenheid. PCM is doortrokken met de gedachte dat alles draait om verbinding. Deze verbinding komt niet tot stand op basis van gezamenlijke normen en waarden, visie of overtuiging, maar op basis van psychologische behoeften waaraan wordt voldaan. Deze theorie lijkt interessant te zijn voor terreinen waarbij communicatie een grote rol speelt voor het behalen van doelen, zoals het bedrijfsleven, de politiek, maar ook het onderwijs. Het Process Communication Model definieert zes persoonlijkheidstypen waarvan wordt gesteld dat iedere mens die in zich heeft: de Harmoniser, Gestructureerd Denker, Doorzetter, Dromer, Promotor en Rebel. De opbouw en intensiteit is voor iedereen verschillend. Dit wordt inzichtelijk gemaakt in een persoonlijk profiel, ook wel het persoonlijkheidshuis genoemd. Het persoonlijkheidshuis laat zien hoe iemand het liefst communiceert, wat iemand motiveert en welk gedrag iemand laat zien als hij negatieve stress ervaart. PCM stelt, dat deze manier van kijken naar jezelf en de ander leidt tot meer begrip en kan worden ingezet om de ander tot beter functioneren te brengen. In schooltermen vertaald zou het inzetten van PCM betekenen dat er een sociaal veilige leeromgeving wordt gecreëerd, waarin verbinding kan worden gemaakt met alle leerlingen uit de klas, ook de leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften. Daardoor hebben leerlingen meer plezier in het schoolleven en leveren ze ook betere prestaties, waardoor er o.a. minder ziekteverzuim en schooluitval ontstaat.
PCM in Bijbels licht
Dat het belangrijk is om oog te hebben voor de behoeften van anderen vraagt geen toelichting. Natuurlijk is het ook handig om te weten hoe jezelf in bepaalde situaties reageert en wat dit met de ander doet. Keer op keer zullen we moeten aansluiten bij onze leerlingen, die allemaal weer anders zijn. Maar is hiermee alles gezegd? Wat missen we bij PCM en wat halen we ermee in huis? Je zult – om een voorbeeld te noemen – maar een ‘promotor’ zijn… Je bent charmant en overtuigend, maar oh wee als je stress ervaart…! Je verliest dan je geduld, je overtreedt regels, je manipuleert en zaait verdeeldheid. Is dit alleen gedrag dat bij een promotor ontstaat door stress of mogen we op grond van de Bijbel stellen dat het hier gaat om zonden waartoe niet alleen de promotor, maar elk mens geneigd is (Gal 5:18-21)? En als de PCM-diagnose mank gaat, klopt het medicijn van verbinding dan wel of bestrijden we dan alleen symptomen? PCM definieert persoonlijkheid en gedrag anders dan de Bijbel dat doet. PCM gaat uit van de humanistische psychologie: ‘Ik ben oké, jij bent oké.’ PCM wekt daarbij de indruk dat sociale omgang maakbaar is. Het doel is om een werkbare samenleving te creëren, waarin iedereen oog heeft voor de behoefte van de ander. PCM suggereert, dat als negatieve stress voorkomen wordt, daarmee ook negatief gedrag voorkomen wordt. Een prachtig ideaal… De realiteit is echter dat de mens sinds de zondeval (Gen 3) niet meer in staat is om goede communicatie in stand te houden. Dat wat PCM negatieve stress noemt, speelt een grote rol binnen alle relaties. Is dit alleen te wijten aan het elkaar niet goed benaderen en begrijpen? Blijkbaar spelen er meer factoren een rol in het gedrag van mensen en de regulering daarvan. Wie zich echter door de Geest van Jezus Christus laat leiden, zal merken, dat de door PCM benoemde negatieve stress steeds minder ruimte krijgt. Hij is in staat om door mensen gedefinieerde gedragspatronen te doorbreken (Rom 8:13).
Bij PCM staat de mens met zijn behoeften in het middelpunt. Alles draait om het elkaar recht doen in de behoefte en om het begrijpen van stressgedrag. Maar wat bereiken we hier werkelijk mee? Stel: je motiveert een ‘rebel’ om op te ruimen door er een wedstrijd van te maken. Resultaat op korte termijn: je voldoet aan de psychologische behoefte van de rebel en de rommel wordt opgeruimd. Resultaat op lange termijn: geen. Is dit opvoeden? Willen we kinderen op lange termijn niet leren, dat God van ons vraagt om gehoorzaam te zijn aan het gezag dat over ons gesteld is? Waar is bij PCM de ruimte voor het Bijbelse opvoeden, bijschaven en corrigeren? Waar wordt de gezagsorde tussen kind en volwassene benoemd? Bij PCM sta je beiden in het zelfde ‘veld’. De Bijbelse richtlijn is niet om de mens in het gareel te houden door aan zijn behoeften te voldoen. De Bijbelse richtlijn is verandering door wedergeboorte en van daaruit gehoorzaamheid aan de Bijbelse leefregels. De Bijbel beschrijft de vrucht die ontstaat door een leven dat door Gods Geest geleid wordt (Gal 5:22). Zelfs stressfactoren kunnen dan met liefde, blijdschap, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid en zelfbeheersing tegemoet getreden worden. Is dát niet wat we kinderen moeten voorhouden? Wat maakt dat we liever kiezen voor snelle menselijke oplossingen dan dat we ons laten gezeggen door Bijbelse richtlijnen, als het gaat om zoiets belangrijks als omgang met elkaar en gedrag?
Bezinning binnen het christelijk onderwijs
PCM heeft een tweeledig effect. Enerzijds kan het herkenning en zelfs ook opluchting geven: ‘O, komen mijn gevoelens daar vandaan…’; ‘Die collega doet wel kattig, maar is dus eigenlijk heel onzeker…’; ‘Dat kind reageert zo op mij, omdat het zich niet begrepen voelt…’ Het lijkt alsof je met PCM in het dagelijks leven veel kunt bereiken. Zeker als je de driedaagse cursus doet, zul je merken dat PCM je ‘inpakt’. Tegelijkertijd kun je als christen het gevoel krijgen van ‘Hier klopt iets niet, er wordt geen rekening gehouden met de Bijbelse mensvisie.’ Wat gebeurt er als je je tijdens een cursus laat onderwijzen in het gedachtegoed van PCM en wat gebeurt er als je je voedt met de Bijbel? Kom je dan tot dezelfde conclusie, als het gaat om visie op gedrag? En zo niet, wat zegt dit dan over PCM op een school waar men zegt dat de Bijbel richtsnoer is? De opmars van PCM binnen christelijke scholen bepaalt ons bij een breder vraagstuk. Hoe gaan we om met het aanbod aan methodieken dat er is? Het is opvallend dat positief christelijke scholen er vaak goed in slagen om hun christelijke identiteit helder te omschrijven en uit te dragen, maar dat als het gaat om de omgang met elkaar en de aansturing van gedrag soms allerlei trainingen en methodieken met veelal humanistische denkbeelden binnengehaald worden. Zo kunnen kinderen die tijdens de Bijbelles leren, dat ze de Heere Jezus nodig hebben om tot hun Bijbelse bestemming te komen, tijdens de SOVA-les horen dat ze kanjers zijn die het vooral van zichzelf moeten hebben. Liften we als christelijke scholen met enige vertraging toch mee op de stroom van alles wat ons wordt aangeboden? Denken we niet verder dan ‘als het maar werkt’? Zijn we ons bewust van het onderwijs wat de Bijbel ons geeft over de tijd voorafgaand aan de wederkomst van Christus, waarin het getuigenis van Gods Woord steeds meer onder druk zal komen te staan en waarin Gods tegenstander mensen zand in de ogen zal strooien door waarheid voor leugen te vervangen? De mens wordt hierdoor, in zijn doen en denken, losgeweekt van God en Zijn Woord (2Thess 2:7-12).
Bijbelse pedagogiek
Wat dan wel? Allereerst vraagt dit alles bezinning. Waar staan we als christelijke school? Welke Bijbelse normen en waarden hanteren we als het gaat om gedrag en waar blijkt dat uit in de dagelijkse omgang met kinderen? Welk gedrag willen we zien bij kinderen en op grond waarvan? De Bijbel biedt bruikbare handvatten voor goede communicatie en gedragsverandering. De Bijbel leert ons een model van afgeleid gezag, waarbij we als opvoeders gezag uitoefenen over kinderen die aan onze verantwoordelijkheid zijn toevertrouwd. Datgene wat we als norm willen overdragen, ontlenen we aan Gods gezag, waaronder wij ook zelf staan. Binnen deze gezagsorde hebben we oog voor de eigenheid van kinderen. Echter, we kijken daarbij niet als eerste naar het kind en zijn behoefte, maar naar het kind in relatie tot zijn Schepper. We hebben oog voor gegeven gaven en talenten en we zien dat het kind geneigd is tot zonde. Ook zien we het kind binnen de context van een gebroken wereld met alle verdrietige gevolgen van dien. Binnen deze gezagsorde willen we kinderen opvoeden tot volgelingen van Jezus Christus die hun capaciteiten inzetten in dienst van hun Schepper. Zondige gedragspatronen hebben de neiging om steeds groter te worden. Niet een schijnbaar verbeterd menselijk contact, maar het contact van God uit met de mens kan hier verandering in brengen. We mogen de kinderen wijzen op vergeving en vernieuwing die bij de Heere Jezus Christus te vinden zijn. Vanuit ons afgeleid gezag hebben ook vorming en tucht een plaats in het onderwijs. Het uiteindelijke doel is geen oppervlakkige gehoorzaamheid, maar verandering van het hart. Hartsverandering is de Bijbelse basis van gedragsverandering. Het is daarom van groot belang dat we kinderen al jong bekendmaken met de Bijbelse boodschap en hen ‘bij Christus brengen’. In Zijn handen zullen ze instrumenten worden om anderen te bereiken met de boodschap van Zijn liefde. Binnen de context van een gebroken schepping kan opvoeden een hele opgave zijn. Naast vorming en tucht mogen we in navolging van de goede Herder ook herderlijke zorg aan kinderen geven. Kinderen vragen van ons liefdevolle zorg en aandacht en veel geduld. Daarbij hebben we oog voor individuele noden en beperkingen. Ingewikkelde opvoedsituaties vragen soms om bijzondere middelen om het kind bij te sturen of de rust in de klas te bewaren. Natuurlijk mogen we gebruik maken van beschikbare opvoedmiddelen. De vraag moet daarbij echter niet alleen zijn of het middel werkt, maar allereerst of het middel de toets van Gods Woord doorstaat en of het past bij ons uiteindelijke opvoedingsdoel.
Mirjam Both en Bastin Romijn