Wie wijsheid vindt, vindt het leven

Levenslessen uit het boek Spreuken: Geef leiding aan een jong mens. Algehele toewijding van het leven aan God.

B&O magazine, december 2001, door ds. E.J. van de Linde, Almelo


Opvoedingsdoel
Het is tegenwoordig ‘in’ om overal doelen voor te formuleren. Ook in de opvoeding kom je dat tegen. Vandaag is een belangrijk opvoedingsdoel: opvoeden tot weerbare, zelfstandige persoonlijkheden. Hoe belangrijk dit ook is, het bijbelse handboek voor opvoeding wijst als hoofddoel aan: ‘Opvoeden in de vreze des Heren’ (Spr. 1:7). Wat houdt dat in?

  • Ontzag bijbrengen voor de God die ons gewild en geschapen heeft (Ps. 139:13-16).
  • Leren ontdekken hoe groot het heelal van God is, hoe gevarieerd Zijn werken in flora en fauna zijn, hoe klein – minuscuul klein – Hij de moleculaire basics van het leven heeft geformuleerd.
  • Toestaan ontwapend te worden door Zijn gevende liefde. In de geschiedenis kreeg deze liefde concreet gestalte in de komst van Gods Zoon, Jezus Christus, en vandaag spreekt Hij mij persoonlijk toe vanuit de Bijbel.
  • Leren verbaasd te zijn wanneer mensen zich van God afkeren, want daardoor dreigt hun leven verloren te gaan.

Dat, in grove trekken, houdt dit begrip ‘opvoeden in de vreze des Heren’ in.


Opvoedingsweg
De grote vraag voor ouders is: Hoe zal ik dat bijbrengen? Spr. 22:6 zegt dan: “Oefen de knaap volgens de eis van zijn weg, ook wanneer hij oud geworden is, zal hij daarvan niet afwijken.” Hier belooft de Meesteropvoeder ons nogal wat. Een gegarandeerd goede opvoeding! Hoe moet dat? Hier wordt duidelijk dat je de jonge jaren goed moet gebruiken om de Here centraal te stellen. In de jeugd moeten de basics bijgebracht worden, goed voor de algemene ontwikkeling, maar vooral goed voor de geloofsopvoeding.

Daartoe klinkt de oproep: “Oefen de knaap”, of zoals de titel zegt: “geef leiding aan een jong mens.” Daarin moeten/mogen we als ouders, als gemeente, tijd investeren, zoals we als ouders hardop en als gemeente zwijgend beloofden bij de doop (of het opdragen) van het kind. Leer de kinderen de Bijbel te waarderen, leer hen hun noden en vreugden in het gebed bij God te brengen, leer hen hoe met God te rekenen en niet te spotten, geef je kinderen indrukken weer van je eigen beleving van Gods grote liefde, van je worstelingen en je uitzichten in het volgen van Jezus Christus.


De eis van zijn weg
Daarbij hebben wij hetzelfde probleem als onze kinderen: van nature denken we in een klein kringetje om onszelf alleen. Daarom is de kennis van de Bijbel zo verlossend. De Here klaagt: “Mijn volk gaat te gronde door het gebrek aan kennis.” (Hosea 4:6). Een onderdeel van de zonde is een stuk onbuigzaamheid, je hardnekkig vasthouden aan je eigen eindje. Op tijd en met liefde mag het hart van een kind richting God en Gods weg gebogen worden.

Dat zit in het tweede deel van Spreuken 22:6, waar staat dat we leiding hebben te geven aan een jong mens “volgens de eis van zijn weg.” In ‘zijn weg’ zit het meeliften met de ontwikkeling van het kind. Met een klein kind ga je anders om, ook in de geloofsopvoeding, dan met een ouder kind. Bij het leiding geven aan het kind hebben we rekening te houden met zijn begrip en bevattings- en invoelingsvermogen. Je gaat een kind van 3 toch niet de tafel van 5 leren? Zo praat je met een kind van 5 ook nog niet over het waarom van het lijden. Een goede regel is: blijf in de pas met je kind. Het geeft met zijn vragen wel aan waar het zit.

Belangrijk is ook de houding waarmee we ‘oefenen’ of ‘opleiden’, zoals je het ook kunt vertalen. Wie met zijn kinderen zonder liefde omgaat en hen wettisch afscheept met wat geloofsslogans, zegt daarmee eigenlijk: ik heb geen tijd voor een echt gesprek over het geloof in God, of ik vind dat te moeilijk, te persoonlijk.
Waarom zou je je eigen moeiten niet delen met je kinderen ( als ze ouder worden)? Jongeren zijn gevoelig voor een teer en bewogen hart. Vragen van je kinderen kunnen je als opvoeder gigantisch aan het denken zetten. Daarom: leer samen teksten uit de Bijbel, zing met elkaar na de maaltijd en praat samen over geloofsvragen.


De roede?
En als een kind nu niet wil luisteren? Hem of haar de ruimte geven om zichzelf te zijn (en te blijven. We weten allen dat de Spreukendichter niet gecharmeerd is van een vrije opvoeding. Koppen uit de krant, zoals “Vrije opvoeding bevordert criminaliteit” zijn kort door de bocht, maar bevestigen deze lijn. Spreuken 13:24 zegt: “Wie zijn roede spaart, haat zijn zoon; maar wie hem liefheeft, tuchtigt hem reeds vroeg.” Duidelijk staat hier het liefhebben van je kind centraal. . . Zelf zal ik nooit vergeten dat mijn vader – als we echt iets hadden uitgehaald – eerst met ons bad en dan een stevige tik uitdeelde. Dat was liefde, zie je achteraf. In de opvoeding hoeven we dus niet altijd leuk en aardig te zijn (soms uit schuldgevoel omdat we zo weinig tijd vrijmaken voor onze kinderen).

Doet God trouwens ook niet zo: “Wie Hij liefheeft, tuchtigt de Here,” (Hebr. 12:6). Dat heeft alles te maken met ons onbuigzame hart. We willen soms niet zien dat we op een verkeerde weg zitten. Uit liefde neemt God dan wel harde maatregelen. Als opvoeders mogen we ons spiegelen aan deze goddelijke handelwijze. Om ons kind te behouden!
Dat is geen vrijbrief om onze kinderen murw te maken (‘te verbitteren’, Ef. 6:4). Wel om een streep te zetten onder het vijfde gebod, opdat ze de belofte die aan dit gebod verbonden is, met eigen ogen mogen beleven.

Laten we bij de opvoeding vooral niet vergeten: het is de toon van het huwelijk die de muziek van de opvoeding maakt. Als ouders geïrriteerd met elkaar omgaan, kun je niet verwachten dat kinderen spontaan en vriendelijk met elkaar spelen . . .


Discussievragen
Aan het artikel zijn de volgende discussievragen toegevoegd:

  1. Wanneer staat het opvoeden tot weerbare, zelfstandige persoonlijkheden op gespannen voet met het opvoeden in de vreze des Heren en wanneer grijpt het op elkaar in?
  2. Een constatering is: opvoeders – ook christelijke – zijn tegenwoordig onzeker. Is dat zo?
  3. Heeft de gemeente ook een echte opvoedingstaak of moeten we alleen maar aardig zijn voor de kinderen van de gemeente?
  4. Durven ouders in onze tijd hun opgroeiende kinderen nog wel leuke dingen te ontzeggen op basis van geloofsargumenten?
  5. Bespreek het punt van het niet zullen sparen van de roede.