You never walk alone in the identity zone
In het begin van de negentiende eeuw was de school voor een belangrijk deel een verlengstuk van de opvoeding. Openbare scholen waren scholen met de Bijbel en Nederland was grotendeels een christelijke natie. Daarna veranderden de maatschappelijke opvattingen over onderwijs en opvoeding langzamerhand met als gevolg een jarenlange strijd om de positie en de doelen van het onderwijs. De algemeen christelijke openbare school maakte plaats voor de bijzondere christelijke school. Ouders moesten er grote financiële offers voor brengen, want het duurde tot 1920 voordat het openbaar en bijzonder onderwijs door de overheid werden gelijkgesteld.
Met het ontstaan van bijzondere scholen nam ook de mogelijkheid van verzuiling toe. Openbaar onderwijs zou neutraal moeten zijn en bijzonder onderwijs zou zich gaan richten op de wensen van ouders en kerk. Op deze wijze kon de bijzondere school de opvoeding van gezin en kerk voortzetten. In onze tijd, anno 2000, lijkt de schoolstrijd opnieuw op te laaien. Het christelijk onderwijs lijkt haar taak lang niet overal even serieus te nemen. Christelijke scholen verkleuren. Steeds meer ouders vragen zich af of het christelijk onderwijs nog wel een veilige koers vaart. Aan de hand van stellingen wil ik de mensen die werkzaam zijn op de werkvloer van het christelijk onderwijs een hart onder de riem te steken.
Stelling 1: Wees proactief en laat je niet drukken in de hoek waar je niet wilt zitten.
Het is heel makkelijk om op paars I en II te katten en bij het haardvuur te mijmeren over alle ellende van doemscenario’s die je zouden kunnen treffen. De situatie van in het nauw gedreven worden, doet zich voor als je niets doet en dus niet naar buiten treedt. Daarom het advies: neem het initiatief. Als je zelf het initiatief neemt, bepaal jij de agenda van de discussie en bepaal jij de inhoud van het gesprek. Als je dat niet doet, loop je de kans dat je wordt verrast door vragen die je niet verwachtte of dat je tegen je wil een discussie of ontwikkeling wordt binnengesleept.
Als christenen hebben we te lang in de positie gezeten van reactief in plaats van proactief. Reactief redeneren gaat ervan uit dat het schip niet meer te keren valt: “Ik kan er niets aan doen, zo is het nu eenmaal.” Proactief redeneren gaat ervan uit dat het ook anders aangepakt kan worden: laat ik eens kijken of er geen alternatieven zijn; ik bepaal zelf de agenda; ik kan kiezen.
Voor je het weet, zit je antwoord te geven op een vraag die een ander aan jou stelt en niet op de vraag die je aan jezelf kunt stellen, namelijk: “Doen we ook echt wat we aan ouders beloven ?” Je hoeft niet in de verdediging, maar stel je zelfbewust op als aanbieder van onderwijs. Weet per school voor wie je er bent en wat je te bieden hebt Sta open voor verbetering als gevolg van discussie, toetsing, sta open voor feedback van ouders, enz.
Stelling 2: Als “meten is weten” elders in de samenleving waar is, waarom dan niet ook in het onderwijs?
Dit is een gewaagde stelling die makkelijk verkeerde associaties oproept. Je kunt zeggen dat je het als school goed doet, dat je kwaliteit levert, dat je professionaliteit onweersproken is. Maar waar het om gaat, is dat je die uitspraak leert onderbouwen. Niet de bewering is interessant, waar het op aankomt is de onderbouwing van de bewering. Het gaat niet om het gelijk, maar om het bewijs van het gelijk. Die onderbouwing wint aan kracht als je die expliciet kunt maken en vaak is dat door een getal, een score. Elders in de samenleving is dit gemeengoed. Omgaan met getallen wil niet zeggen dat je kwaliteit reduceert tot een getal, maar het betekent het omgekeerde, je gebruikt een getal om een indicatie van kwaliteit te krijgen. Want als de getallen niet deugen, dan mag je terecht twijfelen aan de kwaliteit van de dienstverlening.
Stelling 3 (komt voort uit 2): Identiteit en kwaliteit zijn niet los te denken.
In het RD van 26 februari 2002 stond een interview met inspecteur-generaal van het onderwijs, dr. F.J.H. Mertens. Daarin komt nog eens nadrukkelijk naar voren dat de bevoegdheden van de onderwijsinspectie worden verruimd. Die bevoegdheden staan in de nota ‘Variëteit en waarborg’. Het komt erop neer dat strikter gelet gaat worden op de kwaliteit van het onderwijs aan de hand van nieuw te formuleren kwaliteitseisen. Mertens benadrukt dat geen enkele school, van welke levensbeschouwelijke richting ook, bang hoeft te zijn dat de inspectie gaat knabbelen aan artikel 23 van de Grondwet. De identiteit van een school is volgens Mertens nooit onderwerp van onderzoek voor de inspectie geweest en zal dat ook niet worden.
Als je je eigen doelstellingen als school als uitgangspunt neemt, zul je zien dat daar onderwijskundige, pedagogische en levensbeschouwelijke componenten inzitten. Aandacht voor het goed doen van die alle drie is hetzelfde als werken aan kwaliteit en identiteit. Die mag je dan op elkaar plakken. Het is niet goed als kwaliteit iets is van een optimale didactiek en uniforme leeropbrengsten, terwijl identiteit wordt versmald tot godsdienstige vorming. We willen niet toe naar een situatie waarin alle scholen eenzelfde type kwaliteit bieden terwijl een deel van die scholen bovendien iets doet aan godsdienstles.
Stelling 4: Durf als christelijke school risicovol te ondernemen.
In een tijd dat onderwijs vergeleken wordt met het bedrijfsleven (ik verzorg nota bene een onderwijsmodule ‘schoolmarketing en public relations’ aan de pc-opleiding schoolleider primair onderwijs), beschouwen we het christelijk onderwijs als een vorm van maatschappelijk ondernemerschap. De school biedt diensten aan de samenleving: je hebt wat te bieden. Niet als een service-instituut dat werkt op de formule van “u vraagt en wij draaien”, maar vanuit uw eigen ROEPING en opdracht. Met dit soort praktische zaken bezig zijn betekent concreet: je eigen visie op onderwijs ontwikkelen en daarbij zorgvuldig reageren op wat je in je directe omgeving waarneemt. Vervolgens aan die visie doelen koppelen, middelen erbij zoeken en evalueren. Centraal hierbij geldt: wacht niet af, gedraag je niet als filiaalhouder, maar handel als zelfstandig ondernemer. Je bent niet strikt gebonden aan een bepaalde formule waar je niet van af mag wijken. Er zijn weliswaar onderwijswetten in verband met de subsidie, maar je mag ook heel veel zelf. Soms leidt dit tot risicovol ondernemen, zeker als het gaat om je nek uit te steken in het pal staan voor christelijke waarden en normen die op de Bijbel zijn gegrond.
Als voorbeeld wil ik hier noemen het waarschuwen voor het verschijnsel ‘nieuwetijdskinderen’. Kinderen die spiritueel begaafd zijn zouden moeten worden begeleid om het spirituele verder in hen te doen ontwikkelen. Je kunt als school stellingen innemen om dit verschijnsel bespreekbaar te maken en vanuit de Bijbel handvatten aanreiken hoe hiertegen te vechten.
Stelling 5: Wees kritisch en leer te kijken naar jezelf.
Hoe krijgen we bevestiging van ons gevoel dat we inderdaad doen wat we beloven te doen en ook denken te doen. Laat ook anderen naar je identiteit en kwaliteit kijken. Collegiale consultatie, intervisie, bij elkaar lessen bijwonen, feedback geven en elkaar daartoe ook tevoren uitnodigen, open staan voor ideeën van anderen. Durf elkaar te bevragen op identitaire zaken. Vraag om geloofsbelevingen van collega’s en hoe zij omgaan met gevoelige onderwerpen in en buiten de klas. Onlangs zei iemand in een nascholingscursus die ging over identiteit: “We weten toch van elkaar hoe we denken, we gaan bijna allemaal naar dezelfde kerk.” Die uitspraak is tekenend. We vragen het maar niet omdat we het wel weten. Onderwijs is een gesloten provincie en soms lijkt het erop dat men het graag zo houdt. Soms gebeurt dat uit oprechte zorg voor goed onderwijs, soms lijkt daar angst achter te zitten. En angst is een slechte raadgever. Bovendien past die afschermende houding niet bij onze tijd. Die vraagt om openheid, transparantie, responsivitiet.
Stelling 6: Verschiet niet van kleur, maar werk nauw samen met gelijkgezindten en let op overeenkomsten.
In de toekomst staan we als christenen samen sterk door de kracht van Gods Geest. Laat dat onze drijfveer zijn om zoveel mogelijk samenwerking te zoeken met collega-schoolverenigingen en -besturen die God willen dienen en Zijn Woord als leidraad beschouwen voor leer en leven. Het letten op uiterlijke verschillen voert af van waar het nou werkelijk om gaat.
Stelling 7: Je hoeft het, Gode zij dank, niet alleen te doen.
Per definitie is het lopen in de zone van identiteit geen eenzame bezigheid. Als dat wel zo is, is het motief misschien onjuist. Het geeft te allen tijde een “we-feeling”- gevoel waarbij de vraag om openheid, transparantie en responsivitiet uitgangspunt is. Als je ergens voor staat, wordt dat vandaag nog sterk gewaardeerd. Als je de boodschap maar niet belerend communiceert. Pure transparantie geeft je echtheid of authenticiteit. Dat heb je als je in afhankelijkheid van God bezig bent. De Heilige Geest bezielt ons om dit mooie werk te kunnen doen. Zo wil Hij ons helpen om in ons onderwijs kinderen direct of indirect bij Jezus te brengen. Dat geeft ons werk kwaliteit. In dat opzicht is kwaliteit identiteit. Het effect ervan is dat Jezus tot Zijn eer komt. Daar doen we het dan ook voor. Alleszins de moeite waard !
drs. J.J. Bakker, Christelijke Hogeschool Ede