Dwaalleraars deel 4

Gods boodschap is wel duidelijk, maar komt niet altijd gelegen. Er wordt immers ook gesproken over zonde en schuld, over oordeel en dood.

Dwaalleraars (dl 4)

Gods boodschap is wel duidelijk, maar komt niet altijd gelegen. Er wordt immers ook gesproken over zonde en schuld, over oordeel en dood. Natuurlijk is er ook het Evangelie, maar de boodschap van zonde en genade spreekt niet iedereen aan. Daarom zijn er altijd mensen geweest die de Bijbel rangschikken onder de mythen of fabels, want dan hoeven zij niet alles serieus te nemen. “Dat is maar bij wijze van spreken, dat moet je niet zo letterlijk nemen, het zijn maar mythen,” zegt men dan.

Paulus en Petrus noemen zulke mensen verleiders en dwaalleraars. Zij waarschuwen iedereen die naar hen luistert. Dat maken zij duidelijk in 2 Timotheüs 4:4 en 2 Petrus 2:16. Zie ook bij Sekten.

Ekklèsia/gemeente (dl 4)

De Grieken hadden een bijzondere staatsvorm: de ekklèsia (volksvergadering). Die kwam op vaste tijden bijeen, enkele keren per jaar, maar ook als er een crisis was die iedereen aanging. Wanneer de volksvergadering bijeen werd geroepen, werden de mensen uit hun gewone doen weggeroepen en kwamen ze van alle kanten naar de vergaderplaats.Ekklèsia betekent dus letterlijk: eruit weggeroepen.

Door Paulus kwam er ook een andere ekklèsia in Efeze: de gemeente van degenen die in Jezus zijn gaan geloven, discipelen die Hem volgen. Zij behoren bij de vergadering die door God bijeen geroepen is. Wanneer zij bijeenkomen, hebben zij het recht en de mogelijkheid om alles te horen wat betrekking heeft op het Koninkrijk van God. Zij zijn uit de wereld bijeen geroepen om God te dienen.

Engelen (dl 4)

Engelen zijn hemelse wezens die door God zijn geschapen. Zij hebben dus een hemels lichaam, dat op aarde zichtbaar kan optreden. Alle engelen zijn in één keer door God geschapen en daarom worden zij in het Oude Testament ook wel `zonen van God’ genoemd.

Voordat de mens geschapen werd, was er een afval onder de engelen. Een hooggeplaatste troonengel, Lucifer, wilde zich verheffen boven de allerhoogste God, die hem geschapen had. Door zijn hoogmoed werd Lucifer de tegenstander van God, een ander woord hiervoor is satan. Toen God hem uit zijn hoge positie had ontheven, werd hij furieus en sindsdien probeert hij de hele schepping van God te verstoren. In zijn val trok Lucifer éénderde van de engelen mee, waardoor hij, zoals Paulus dat noemt, de overste is van de macht der lucht. Nu ziet het wereldbeeld er dus als volgt uit:

Onzichtbare wereldGod en zijn heilige engelen, die dienen in trouw en in waarheid (wonderen). Onzichtbare wereldSatan en zijn gevallen engelen, die werken door bedrieglijke verschijnselen.
De Zichtbare wereld waarin God de mens heeft gesteld om God en elkaar te dienen.

Evangelisch (dl 4)

Christenen uit de evangelische beweging komen deels uit de gevestigde kerken, maar voor de rest direct `uit de wereld’ als gevolg van de prediking en persoonlijke contacten. Die `evangelicals’ komen uit allerlei lagen van de samenleving, zijn internationaal georienteerd en hebben in ’t algemeen een grote zendingsvisie.

Hieronder volgt de oorspronkelijke definitie van ‘evangelisch’ (evangelical) volgens Webster’s Dictionary: “de nadruk leggen op behoud door het geloof in het verzoenend sterven van Jezus Christus door persoonlijke bekering, en op het gezag van de Heilige Schrift in tegenstelling tot rituelen”, dus christocentrisch en bijbelcentrisch.

Evangelische gemeenten (dl 4)

Evenals bij de traditionele kerken, zijn er ook bij de evangelische gemeenten diverse stromingen, waarvan wij de belangrijkste noemen:

De Vrije evangelische gemeenten ontstonden als gevolg van evangelisatie vanuit Zweden. Nieuwe gelovigen werden onderwezen om discipelen van Jezus Christus te zijn en mensen die dat allang waren, kregen allemaal actief aandeel in de gemeente.

De Baptisten gemeenten lezen in de Bijbel dat alleen mensen werden gedoopt die tot geloof gekomen zijn; deze `doop van gelovigen’ gebeurt door onderdompeling.

De Vergadering van gelovigen komt uit Engeland. Als reactie op het onderscheid tussen `geestelijken’ en `leken’ zagen zij af van de zgn. ambten. Zij komen in alle eenvoud samen, zonder liturgie, net als de Joden in de synagoge. Niet alleen onder het Woord, maar vooral ook rond `de Tafel des Heren’ of het Avondmaal.

Aan het begin van de twintigste eeuw ontstonden de Pinkstergemeenten, die de nadruk leggen op de gaven van de Geest (charisma’s). Het zgn. spreken in tongen geldt bij hen als teken van de doop in de Heilige Geest.

Evangelisten (dl 4)

Evangelisten hebben het talent om het hart van zondaren te raken met het evangelie, om het geloof met buitenstaanders te delen.

Excommuniceren (dl 4)

Op grond van Jezus’ woorden aan Petrus (Matt. 16:18) vond de Kerk dat zijzelf de sleutels tot het hemelrijk had. Aan hun opvatting van de sacramenten ontleende de Kerk haar echt en plicht om andersdenkenden, te excommuniceren, d.w.z. buiten de gemeenschap der Kerk te plaatsen. Daarmee werd zo iemand als ‘ketter’

. . uitgesloten van de kerkelijke en maatschappelijke verbanden waartoe men behoorde.

. . uitgesloten van de toekomstige hemelse vreugde.

De angst die deze handeling bij de ongeletterde mensen opriep, gaf de Kerk veel macht over hen.

Filosofen van Athene (dl 4)

In Athene sprak Paulus de filosofen toe. Die vielen uiteen in verschillende denkscholen.

De Stoïcijnen leerden dat de mens moet leren leven in harmonie met de natuur (de kosmos). Daarin bestond de hoogste gelukzaligheid. Om tot het echte leven door te dringen moesten de mensen leren zich daarvan te `onthechten’ en eraan te `versterven’. Al het zinnelijke leven beschouwden zij als een illusie of schijnwerkelijkheid. Paulus haalde zelfs de stoïcijnse dichter Kleanthes aan, die zegt:

“Want de onsterf’lijken moeten, o vader (Zeus), U toebehoren,

U noemen, daar wij toch van godd’lijk geslacht zijn.”

De Epicureeërs leerden precies het tegengestelde. Voor hen was het enige ware datgene wat je kon waarnemen en beredeneren. Alles in het leven wordt bepaald door de logica en de rede en daarmee verdwijnt ook de angst voor `hogere machten’.

Als enige waarde van het leven blijft dan vaak over: genieten van het goede der aarde: “Laten wij eten en drinken en vrolijk zijn, want morgen sterven wij.”

De Sceptici twijfelden aan alle dingen. Hun hoogste wijsheid was dat de menselijke geest niet in staat is om echt te kennen. Een bekend voorbeeld is het antwoord dat Pilatus aan Jezus gaf: “Wat is waarheid?”

De Eclectici hielden er geen echte filosofie op na maar kozen overal het beste uit. De Atheners vonden de Joden zulke eclectici: zij die overal een graantje van meepikken. Dat zeiden ze (ten onrechte) van Paulus.

Fundamentalisme (dl 4)

De afgelopen tijd heeft het begrip ‘fundamentalisme’ een heel andere inhoud gekregen. In aansluiting op het moderne taalgebruik maken wij daarom verschil tussen een ‘fundamentalist’ en iemand die ‘fundamenteel’ denkt.

Fundamentalisten willen hun eigen godsdienstige waarden dwingend aan anderen opleggen, als ‘t kan zelfs aan de hele samenleving. Fundamentalisme komt in elke godsdienst voor, niet alleen in het christendom, maar ook in het jodendom, de islam, hindoeïsme en boeddhisme. Het moet principieel als intolerantie worden afgewezen.