Theïstishe Evolutie

Moet men kiezen: intelligent ontworpen schepping (ID), toevallige evolutie of is een compromis mogelijk: theïstische evolutie?

Definitie van de begrippen
Schepping
Het scheppingsmodel is gebaseerd op de gedachte dat er een onzichtbare Schepper is die men, door het verstand te gebruiken, ook kan kennen uit Zijn creatie, de schepping.
Evolutie
Volgens de evolutietheorie denkt men dat het leven op aarde ontstaan is via een geleidelijk proces waarbij een steeds hogere chemische en biologische ordening en zelfs intelligentie toevallig ontstaan is.
ID
Intelligent design, (intelligent ontwerp) is een beweging die de opvatting verbreidt dat bepaalde karakteristieken van het heelal en organismen het best worden verklaard als het werk van een intelligente “ontwerper”.
Theïstische evolutie
Theïstisch evolutionisten denken dat het geen verschil maakt of God de mens rechtstreeks naar Zijn beeld schiep of gedurende een miljoenen jaren durend proces via een aapachtige voorvader. Het theïstisch evolutionisme is een poging de Bijbel in overeenstemming te brengen met de historische wetenschap van de evolutie.

Conclusie:
Er zijn groepen mensen die totaal verschillend denken over de oorsprong van de ons omringende wereld. Dat roept de vraag op: wat zijn gedachten eigenlijk?

Wat zijn gedachten?

 

 

 

 

Albert (A) praat over een kanarie. Als Bernhard (B) niet weet wat een kanarie is, hebben de woorden van Albert geen betekenis voor hem. Als Bernhard wel weet wat een kanarie is, krijgt hij gelijke gedachten als Albert. De woorden hebben dan betekenis voor hem, ze dragen informatie over. Dat roept de vraag op naar de herkomst van informatie.

Informatie en informatiedrager
Stel dat een leraar een kanarie op een bord tekent. Alle kinderen begrijpen nu wat een kanarie is. De tekening is informatie en de inhoud van de informatie is begrijpelijk. Het bord en het krijt zijn materie en de tekening brengt informatie over.
Dan veegt de leraar het bord schoon en tekent een haan op het bord.
Hij gebruikt hetzelfde bord en krijt om informatie over een haan te geven. Door het schoonvegen en opnieuw beschrijven, zijn het bord en het krijt niet veranderd (het enige verschil is dat een stukje van het krijt fijn verdeeld krijt is geworden). Er is wel twee keer verschillende informatie doorgegeven.
De informatiedragers, bord en krijt, hebben gewicht (massa) en zijn materie (stoffelijk). De informatie over de kanarie en de haan is niet-materieel. Die informatie is onzichtbaar door de lucht gegaan en zit vervolgens in de hoofden van de kinderen.
Dit voorbeeld is ook toe te passen op het werken met een computer. De computer, de harde schijf en de toetsen van het keyboard zijn stoffelijke informatiedragers, de informatie en de gedachten in het hoofd van de mens zijn niet stoffelijk.

 

Nog een informatiedrager: het DNA
Nu een sprong naar de informatiedrager in onze hoofden, in ons brein. Hoe is dat brein ontstaan? Welke eiwitten in ons lichaam gevormd worden, hangt af van de erfelijke informatie die opgeslagen ligt in het DNA van onze genen. Het DNA is te vergelijken met een bouwtekening die op het bord geschreven wordt.

Het DNA is materieel. Voor de herkomst van DNA bedenkt men in het evolutiemodel een geleidelijk proces van toevallige kleine stappen, maar uiteindelijk blijft de vraag: wat is de herkomst van de informatie die opgeslagen is in het DNA? In het scheppingsmodel denkt men dat de Schepper de informatie in het DNA gelegd heeft.

Hoe ontstaan gedachten?
Terug naar ons denken, onze gedachten, hoe ontstaan die? Gedachten ontstaan door informatie. Informatie ontstaat uit gedachten. Waar ligt het begin; wat is de oorsprong?

 De gedachten van persoon 1 wordt als informatie doorgegeven naar persoon 2. Deze informatie roept weer gedachten op bij persoon 2 enzovoort.Informatie komt in onze gedachten door bijvoorbeeld het horen of het zien. De woorden of beelden zijn dragers van de informatie. De informatie zelf is niet van stoffelijke aard.Als de huidige bron van gedachten niet-materieel is, komt men doorredenerend tot de conclusie dat de oorsprong van de allereerste gedachte ook niet-materieel, dus geestelijk moet zijn geweest.

 

 
Waar is de bron?
Als men doordenkt, dan is de logische conclusie dat de allereerste gedachte (of informatie) een onstoffelijke (geestelijke bron) gehad moet hebben. De meest eenvoudige verklaring lezen we in de Bijbel:
In het begin was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. Dit was in het begin bij God. Alle dingen zijn door het Woord gemaakt, en zonder dit Woord is geen ding gemaakt dat gemaakt is. (Johannes 1: 1-3)
Dat is dan ook het uitgangspunt van het scheppingsmodel. Vertrouwen op dit Woord opent de ogen voor de hogere dimensie van het waarneembare. En vanuit dat vertrouwen (geloof) krijgt men een helder zicht op het scheppingsmodel.
In de evolutietheorie wil men niet vanuit dat geloof denken. Men denkt dat er langs wetenschappelijke weg een materialistisch bewijs voor de herkomst van de informatie gevonden zal worden. Dat roept de vraag op: sluiten geloof en wetenschap elkaar uit?

Is er tegenstelling tussen geloof en wetenschap?
Het is belangrijk onderscheid te maken tussen de verschillende wetenschappelijke disciplines.
Natuurwetenschappen
Door experimenten, die in het heden herhaald kunnen worden, ontdekt men wetmatigheden die in de stoffelijke natuur gelden. Op grond van die ‘natuurwetten’ kan men vliegtuigen fabriceren, chemische stoffen maken enz.
De natuurwetten geven een vaste basis waarop men kan bouwen en vertrouwen. De stoffelijke wereld die de mens om zich heen gemodelleerd heeft, is gebaseerd op natuurwetmatigheden.
Uit ervaring vertrouwt elk mens erop, dat ook morgen onder invloed van de zwaartekracht voorwerpen naar beneden zullen vallen.
Menswetenschappen (filosofie, psychologie, economie, enz.)
Hierbij onderzoekt men het ‘waarom’ mensen een bepaald gedrag vertonen en stelt men modellen op om dat gedrag te verklaren of te voorspellen. Het gaat dus om het veranderlijke wezen: mens. [Bij economische voorspellingen geeft men dan ook terecht als waarschuwing mee: resultaten in het verleden zijn geen garantie voor de toekomst.]
Historische wetenschappen
Geschiedenis wordt standplaatsgebonden en doelgericht geschreven. ‘Kijken’ in het verleden is afhankelijk van de ‘bril’ waardoor men kijkt.

Mengvormen
Evolutiebiologie, evolutie-astronomie, evolutie-geologie enz. zijn een mengvorm van twee wetenschappen. Bv. onderzoek aan levende wezens om de genetische code te ontrafelen is natuurwetenschap, maar modellen voor de oorsprong van het leven liggen op het terrein historische wetenschap of filosofie.

Bezwaren tegen theïstisch evolutionisme
Theistische evolutionisten geloven dat God het heelal, de aarde en al het leven over een tijdsperiode van miljarden jaren geschapen heeft en al het leven door het proces van evolutie.
Ook veel theologen zijn theïstische evolutionisten, omdat ze denken dat de evolutietheorie wetenschappelijk vast staat. Er zijn echter ernstige bezwaren tegen deze visie en het is goed als ouders hun kinderen daarop wijzen.
De evolutiehypothese is een bepaalde zienswijze op de oorsprong van de mens. Men interpreteert wat men ziet in het kader van waaruit men kijkt. Als men bijvoorbeeld denkt dat de mens een geëvolueerde aap is, zal men opgegraven skeletdelen anders interpreteren dan als men denkt dat die mens aan een ziekte geleden heeft. De evolutiehypothese is niet door experimenten in het heden te herhalen, zoals bij de technische wetenschap, dat is een natuurwetenschap waarvan de resultaten berusten op natuurwetten.
De veronderstelling dat God door middel van miljoenen jaren van strijd op leven en dood uiteindelijk een geëvolueerd wezen Adam noemde, is in tegenspraak met het Bijbels getuigenis dat de dood pas intrad door de mens en teniet gedaan wordt door Jezus Christus.

Conclusie
Theïstische evolutionisten onderscheiden niet het verschil in natuurwetenschappelijke bewijsvoering en de interpretatie van de historische wetenschappen, die standplaatsgebonden en doelgericht zijn. Zij accepteren niet onvoorwaardelijk de goddelijke inspiratie van de Bijbel (2Petr 1:21) en de uitspraken van de Here Jezus (Joh 5:46,47; Mat 19:4-6). De hypothese van de biologische evolutie van de mens vanuit een oercel via een proces van strijd en dood, geeft logische problemen wat betreft de zondeval door één mens (Rom 5:12), waardoor de dood zijn intrede deed. Daardoor wordt het voor logisch denkende kinderen moeilijk de noodzaak van een laatste Adam te zien (Rom 5:14; 1Kor.15:45). Theïstische evolutionisten zien niet, dat er meer wonderen staan in de Bijbel die geloof vereisen: met als climax het geloof in de opstanding van Jezus Christus.

 

dr.W.Hoek