De dambreuk
De paus, Allah en de weg naar het djimmidom*
Van Eberhard Kleina, Lübbecke
De kameel in de tent
Overal in het Nabije Oosten vertellen ze elkaar het verhaal van de man, die met zijn kameel door de woestijn is gereisd. Omdat het ´s nachts gevoelig koud kan worden, had hij een warme tentmeegenomen. Die zette hij op en ging slapen. Na een poos werd hij door een geruis gestoord. Hij zag, hoe de kameel zijn neus naar binnen stak. „Wat doe je daar?“ vroeg de reiziger. „Buiten is het zo koud“, zei de kameel, „ik ga mijn neus een beetje opwarmen in je tent“. „Dat mag je!“ En de man viel weer in slaap. Opnieuw werd hij wakker door een geruis. Hij zag, hoe de kameel z´n kop in de tent had geschoven. „Ik had je alleen toestemming gegeven om je neus in mijn tent op te warmen“, zei de man. „Maar het is zo koud. Laat me nou toch m´n kop in je tent opwarmen“, antwoordde de kameel. „Oké dan!“ Weer viel de man in slaap om al gauw weer wakker te worden en te zien, dat kop, nek en voorpoten van de kameel in zijn tent stonden. „Ik vond alleen goed om je kop in mijn tent op te warmen“, zei de man wrevelig. „Maar het is zo koud. Laat me nou tenminste de helft van mijn lijf bij je warm worden“, antwoordde de kameel. „Vooruit dan maar, maar meer ook niet!“ De man viel in slaap. Toen hij wakker werd, voelde hij een bedreigende engte in zijn tent. „Wat doe je hier in mijn tent? Voor twee is het te klein!“ De reiziger was buiten zichzelf van woede. „Verdwijn uit mijn tent“, zei de kameel op gebiedende toon, „domme man, die je bent!“
Een leuk verhaaltje? Een levensles? Of misschien meer? Zou het ook een soort profetie kunnen zijn of een wensdroom van de oprukkende islam? Hoe dan ook, het verhaal past in elk geval op de huidige situatie.
_______________________________________
*djimmi: een Arabisch moslimbegrip voor „onder bescherming staande mensen“, waarmee bedoeld zijn christenen en Joden als burgers met mindere rechten in overwegend islamitisch en volgens de sjariawetgeving geregeerde staten. Ze mogen weliswaar hun geloof houden, maar niet openlijk in practijk brengen. Als „ongelovigen“ moeten ook zij zich onderwerpen aan de sjaria. Volgens de Koran moeten ze een hoofdelijke belasting betalen (soera 9:29). Als voorbeeld voor de behandeling van djimmi´s dient tot op heden het verdrag van kalief Omar, die de christenen van het veroverde Syrië in 635 n.C. dwong dit verdrag te ondertekenen, drie jaar na Mohammeds dood.
—————————————————————————————————————-
De Turken voor Wenen
Toen in 732 n.C. Arabisch-islamitische legers vanuit het bezette Spanje diep in Frankrijk waren doorgedrongen, toen in 1529 ten tijde van Martin Luther Wenen voor de eerste en in 1683 voor de tweede keer door Turks-islamitische legers werd belegerd, waren de destijds wanhopig vechtende christelijke verdedigers van één ding zeker: ze vochten voor hun vrijheid tegen de met geweld oprukkende religie van een god, die niet identiek is met de God van de Bijbel.. Bijzonder intensief is men zich ten tijde van de Reformatie gaan bezighouden met de oprukkende islam. Niet alleen Luther en het protestantse kamp als geheel, maar ook de katholieke kerk en de pausen van toen waren het ondanks de diepe onderlinge kloof en vijandschap erover eens: de god van de Koran, die van zijn aanhangers als goddelijk gebod „heilige oorlogen“ verlangt ter uitbreiding van zijn heerschappij, is niet dezelfde als de Vader van Jezus Christus in de Bijbel.
Dit weten is in de afgelopen twee eeuwen, waarin de islam voor de landen van Europa (schijnbaar!) geen gevaar meer vormde, helaas verloren gegaan. Paus Benedictus XVI verkondigde op zijn reis naar Turkije van 28.11. tot 1.12.2006 publiekelijk het tegenovergestelde. Daardoor werd een motivatie voor de verdediging en de innerlijke confrontatie met de oprukkende islam heel erg verzwakt en dat in een tijd, waarin de aanhangers van Allah de in de geschiedenis grootste en gevaarlijkste aanval tegen de landen van het christelijk geloof wereldwijd, maar vooral tegen Amerika, de „grote satan“, en Europa hebben ingezet. Ook tegen de „kleine satan“ Israël, dat als doorn in het vlees van de islamitische wereld wordt gevoeld en extreem bedreigd wordt.
Islam en fascisme
Sinds 11.9.2001, het Pearl Harbour van de 21e eeuw, werd met een vreselijke klap het gevaar zichtbaar, dat door velen tot op heden verdrongen wordt. Trouwens dat gevaar was al sedert lang in aantocht, namelijk sinds 1928, het jaar van de oprichting van de moslimbroederschap door de onderwijzer Hassan al-Banna in Egypte. Slechts weinigen hadden toen een benul van de toekomstige conflicten. Die radicaal-islamitische beweging stond aan het begin van een radicaal-fundamentalistische heroriëntering in de islamitische wereld. En zij kan zich terecht beroepen op de Koran en het levensvoorbeeld van Mohammed. Ze was inspiratiebron voor vele soortgelijke bewegingen en bestaat nog steeds. Weinig bekend is het feit, dat ze een navolging van het Europese fascisme was. In Duitsland waren de fascisten te herkennen aan bruine hemden, in Italië aan zwarte. De moslimbroeders droegen groene hemden, de kleur van de profeet Mohammed. Recht overeind staat tot op heden in de Arabische landen, maar zeker ook in het algemeen in de islamitische gebieden de grote verering voor Hitler.
Onvergeten is ook, dat er in de Tweede Wereldoorlog verscheidene pure moslim SS-divisies bestonden. Europese neo-nazi´s en radicale moslims vinden kennelijk zo langzamerhand de weg tot elkaar, zoals uit de z.g. holocaust-ontkennersconferentie in Teheran in december 2006 is gebleken. De gemeenschappelijk basis id e jodenhaat, die voor moslims op wel 10 plaatsen in de Koran is vastgelegd. Meerdere malen heeft de Iraanse staatspresident Achmadinejad de liquidatie van Israël aangekondigd. Naast de jodenhaat vertoont de islam evenals ook het fascisme een uitsluiting van bepaalde sociale groepen:
Staat in het fascisme de Arische herenmens op de bovenste plaats van de waarderingsschaal, dan is het bij de islam de vrije man en zijn zonen. Op de helft van die schaal staan de vrouw en de dochters, daarna als djimmi´s Joden en christenen. Hekkesluiters zijn de leden van de andere godsdiensten (heidenen) en zij die de islam hebben verlaten en volgens Mohammed kunnen worden gedood.
Denk eens aan de zaak Abdoel Rahman in Afghanistan in maart 2006 en talloze andere gevallen. In politieke kringen en onder islam-deskundigen heeft men het heimelijk al lang over het islamo-fascisme en over de islam als antisemitische grote mogendheid.
En zo wordt Europa dan islamitisch
De wereldwijde terreuraanslagen hebben een klimaat van dreiging geschapen. In de ruzie over de karikaturen in februari 2006 heeft Europa voor de eerste keer gecapituleerd voor islamitische maatstaven. In september 2006 haalde men uit angst voor aanslagen in Berlijn de Mozartopera Idomeneo uit het repertoire , hetgeen uit islamitisch oogpunt een duidelijke stap is in de richting van een djimmibestaan. De islamcriticus Hans-Peter Raddatz (oriëntalist) en Udo Ulfkotte (voormalig redacteur van de Frankfurter Allgemeine Zeitung) probeert men vanuit het moslimkamp het zwijgen op te leggen. De een kreeg een moorddreiging op internet, de ander nam na massieve vijandige druk en na een eindeloze reeks aangiftes, financieel en lichamelijk totaal geruïneerd, in de zomer van 2006 zijn boek „Der Krieg in unseren Städten“ (De oorlog in onze steden) uit de handel.
Nog nadrukkelijker echter dan de diverse islamitische terreurgroepen met hun wereldwijde activiteiten is de islamitische immigratie in het westen. Er mag gerust worden gesproken van een volksverhuizing, in de eerste plaats naar Europa, maar ook naar Amerika. Het gevolg is, dat er in de grote steden parallelmaatschappijen zijn ontstaan, die haast niet zijn te overzien en slechts moeilijk te regeren zijn. Duidelijk zichtbaar is ook een supersnelle moskeebouw-boom, die deels wordt gefinancierd met EU-middelen. Zo ontstaat er o.a. momenteel in Duisburg met Duits belastinggeldeen megamoskee.
Naast de verder aanhoudende immigratie (legaal of illegaal) legt het hoge kindertal van de meeste moslimgezinnen gewicht in de schaal, terwijl de inheemse bevolking niet in de laatste plaats door hoge abortuscijfers (in Duitsland per jaar zo´n 250000!) inkrimpt en vergrijst. De volkeren van Europa plegen een demografische zelfmoord. Mohammeds bedoeling was vooral o.a. de plicht van zijn aanhangers om vele kinderen te hebben, zodat ook op die manier Allahs macht kon worden uitgebreid. „De islam heerst. Hij wordt niet beheerst“, luidt een niet mis te verstane uitspraak van Mohammed (boehari-hadith). De grootste Turkse krant Hürriyet schreef op 26.4.2004:
„In 2100 zullen er in Duitsland 35 miljoen Turken zijn. Het inwonertal van Duitsers zal dan ongeveer bij 20 miljoen liggen. Wat sultan Süleyman in 1529 begonnen is met de belegering van Wenen, zullen wij via de inwoners met onze krachtige mannen en gezonde vrouwen gaan waarmaken“.
De getalsmatig voortdurend groeiende islamitische bevolking zorgt nu reeds voor een sluipende islamisering van het openbare leven. Met behulp van artikel 4 van de grondwet van de Bondsrepubliek Duitsland (vrijheid van godsdienst) is het gelukt om delen van het islamitische sjariarecht binnen te loodsen in het Duitse rechtssysteem, zelfs wanneer ze niet in overeenstemming zijn met de grondwet: Zo stond het Constitutionele Gerechtshof in Karlsruhe op 15.1.2002 en het Administratieve Gerechtshof in Leipzig op 23.11.2006 aan een Turkse slager het slachten van slachtvee zonder verdoving toe, hetgeen naar onze opvatting een barbaarse dierenkwellerij is en voor elke Duitse slager verboden is, te meer daar de bescherming van dieren grondwettelijk is vastgelegd.
Merkwaardig is ook de opvallend milde straf voor plegers van z.g. eerwraak in islamitische immigrantenfamilies. De Duitse autoriteiten gaan uit van ongeveer 40 van zulke delicten binnen de afgelopen 10 jaren. De jurisdictiein hoogste instantie legt vast, dat rekening moet worden gehouden met de culturele achtergrond van zulke daden. Beide voorbeelden tonen aan, dat er zich twee rechtsnormen hebben geëtableerd, één voor autochtonen en één voor geïmmigreerde moslims. Waarvoor moet je eigenlijk nog integreren? Je brengt de djihad, de heilige oorlog, in zijn geweldloze vorm als zijnde het opkomen voor Allahs zaak in practijk. De Duitse jurisdictie komt dan wel een handje helpen om je doel te bereiken.
Over de uitwijzing van islamitische haatpredikers (zaak Metin Kaplan e.a.) wordt moeilijk gedaan en zo is het ook met het verbod van duidelijk antidemocratische verenigingen (Milli Görüs e.a.). De oproep van de muezzin, naar inhoud indirect overduidelijk antichristelijk, is in enkele grote steden via de luidspreker al lang heel gewoon. De islamitische godsdienstlessen aan openbare scholen worden successievelijk ingevoerd, zelfs al bestaan er twijfels over, of de islam eigenlijk wel in overeenstemming kan zijn met de democratie en ook als er twijfels bestaan over de loyaliteit aan de grondwet van de betrokken islamitische gemeenschappen. Een bijzonder sterk staaltje werd gepresenteerd door de ARD-uitzending „Panorama“ op 24.6.2004, waar mededelingen werden gedaan over de Koning Fahd-Academie in Bonn, die ondubbelzinnig haar leerlingen opvoedde (en opvoedt?) tot geweld tegen ongelovigen en tot antisemitisme. Van islamitische kant speelt men het altijd weer klaar om een niets vermoedend kritiekloos publiek te doen geloven, dat de islam verdraagzaam is.
Wanneer komt er een moslim-bondskanselier?
Dat er een islamitisch gebod bestaat om de echte bedoelingen te verhullen en versluieren, wordt hieronder meer in details uiteengezet. Inheemse critici deinzen er tot op heden voor terug hun critiek op de islam openlijk uit te spreken, want dan kun je meteen door multicultureel denkende opiniemakers als verdacht van onverdraagzaamheid, vijandigheid tegenover buitenlanders en rechtsgeoriënteerd worden neergezet. Met de hoofddoek in de openbare dienst is de islamitische kant nog niet zo erg opgeschoten, maar ook daarin zal men blijven vasthouden en het opeisen als „vrije uitoefening van godsdienst“. In werkelijkheid is het immers een symbool voor de ondergeschiktheid en onderdrukking van de vrouw. Men leze hiertoe het boek van de sociologe van Turkse afkomst Necla Kelek „Die fremde Braut“ (De vreemde bruid). De schrijfster staat onder zeer sterke druk van moslimzijde zoals ook Seyran Ates, een advocate eveneens van Turkse afkomst, die opkomt voor moslimvrouwen en hun rechten en daarom onlangs haar Berlijnse advocatenkantoor ook na massieve bedreiging moest sluiten. Er zijn hier en daar islamitischegroepen, die mikken op de tijd rond het jaar 2020 als tijd van installatie van een islamitische, in Duitsland geboren bondskanselier, evenals ook een moslimrechter in het Constitutioneel Gerechtshof (Ibrahim El-Zayat in: Jugendmagazin der Muslimischen Jugend TNT, nr. 1/9, 1996, blz. 2).
Wordt het Kerstfeest afgeschaft?
In gehoorzaamheid vooruitlopend begint het westen aan de andere kant delen van zijn cultuur in de zin van aanstaande djimmis op te geven: Het christelijke mediamagazine „Pro“ meldt op gezag van de Südwestrundfunk (SWR) op 5.12.2006, dat de evangelische kleuterschool in Stuttgart-Gablenberg met het oog op de moslimkinderen en kinderen van andersgelovigen gaat afzien van een kerstviering. Ook in Oostenrijk zou in openbare en particuliere kleuterscholen in Wenen het bezoek van Sinterklaas niet doorgaan, omdat moslimouders daar bezwaar tegen hadden. De Netzeitung.de meldt op 7.12.2006, dat traditionele kerstvieringen volgens inschatting van talrijke Britse werkgevers en stadsbesturen niet langer politiek correct zijn. Enkele Britse advocatenkantoren hadden zelfs een waarschuwing gepubliceerd, omdat vooral moslims de kantoorvieringen als beledigend konden opvatten. Komieken als Harald Schmidt en Hape Kerkeling geven toe, dat ze uit angst geen grappen over de islam meer vertellen. Het westen doet aan zelfcensuur! De door Samuel Huntington reeds in 1993 voorspelde „strijd der culturen“ is in volle gang. Dergelijke ontwikkelingen vormen een dodelijk gevaar voor de westers-democratische cultuur, die door moslims vaak als decadent wordt veracht.
Verloop van de greep naar de macht
De integratie van immigranten is mislukt. Er tekent zich voor Europa een ontwikkeling af als tijdens het leven van Mohammed, die – in 622 n.C. uit Mekka verdreven – met schare aanhangers naar de stad Medina migreerde, waar hij door vaardige onderhandelingen, dreigementen en terreur de macht greep en een dictatoriaal-islamitische godsstaat onder de wet van de sjaria geëtableerd heeft (theocratie). Tussen religie en politiek bestond en bestaat geen scheiding.
Wereldwijd geldt onder gelovige moslims Medina als na te streven staatsmodel van een islamitische godsstaat en wel voor de in hun ogen als te westers georiënteerde islamitische landen, maar ook voor alle andere landen, die nog niet tot het „huis van de islam“ (Dar-al-Islam) behoren. Daar valt ook het westen onder, dat nog behoort tot het „huis van de oorlog“ (Dar-al-Harb). Er wordt gestreefd naar de wereldheerschappij.
Zolang men nog zwak is, legt men de nadruk op de vreedzame koranverzen uit de vroege jaren van Mohammed. Denkt men zich een greep naar de macht te kunnen permitteren, dan haalt men druk en terreur uit de kast naar het voorbeeld van Mohammed en in overeenstemming met het zwaardvers soera 9:5, waar staat: „Zijn evenwel de heilige maanden verstreken, sla dan de afgodendienaars dood, waar gij hen vindt. Pak ze en beleger hen en loert op hen vanuit elke hinderlaag“. Dat vers heft alle vredesverzen uit de vroege jaren op (abrogatie: opheffing) en verordineert de djihad als oorlogshandeling! Het theocratische model van de islamitische godsstaat en de democratie sluiten elkaar definitief uit. De islam erkent alleen de van Allahs wil afgeleide staatsmacht, de democratie leidt alle heerschappij van het volk af. Er bestaat geen democratische islamitische staat, zelfs Turkije is als kandidaat
voor de toelating tot de EU in het gunstigste geval een driekwart-democratie.
Jezus en de „heilige oorlog“
Op deze plaats mag niet worden verzwegen, dat ook in de Bijbel, in het Oude Testament (OT), oorlogszuchtige zinnen en verhalen staan en dat ook christenen tot op heden telkens weer tot het zwaard hebben gegrepen en aanvalsoorlogen hebben gevoerd. Ten onrechte (afweeroorlogen zijn mogelijk)! Want Jezus heeft in het Nieuwe Testament (NT) alle oorlogszuchtige zinnen uit de vroege jaren van de Bijbel opgeheven (abrogatie in tegengestelde richting): „Maar Ik zeg u: Hebt uw vijanden lief en bidt voor wie u vervolgen“ (Matth. 5:44). En: „Allen, die naar het zwaard grijpen, zullen door het zwaard omkomen“ (Matth. 26:52). Jezus heeft geen oorlogen gevoerd of bevolen. Dit in tegenstelling tot Mohammed, die wel 60 oorlogen heeft gevoerd tegen Joden, christenen en polytheïsten.
Jezus heeft ook niemand laten terechtstellen in tegenstelling tot Mohammed, die de 700 mannen van de joodse stam Banoe Qureiza in 627 n.C. op één dag in Medina liet executeren, omdat ze zich niet onderwierpen aan zijn heerschappij. Islamitische terroristen kunnen zich zonder meer beroepen op Mohammed en de koran. Op 28.11.2006 zei de president van het Turkse bureau voor godsdienstzaken Bardakogloe in Ankara tegen paus Benedictus XVI, „dat wij moslims elk soort geweld en terreur van wie dan ook“ veroordelen en als „misdaad tegen de mensheid beschouwen“ (Westfalen-Blatt, 29.11.2006). Aangezien hij natuurlijk weet, wat er in de koran staat en Mohammeds levensgeschiedenis kent, mag men zijn zin beschouwen als taqiya, als een islamitische leugen. Daarover straks nog meer.
Het westen graaft zijn eigen graf
De momentel gevaarlijkste aanval van de islam wordt begunstigd door het verval van het godsgeloof in het voormalig christelijke westen, maar in het westelijk cultuurcircuit als zodanig. Ook in Amerika is dat proces begonnen, al is dit ook momenteel minder zichtbaar door een geprononceerd geloof van vele mensen. Slechts door dit verval valt het opgeven van kerstvieringen enz. te verklaren. De ontwikkeling is al zo´n 200 jaar geleden begonnen met de plechtige „afzetting“ van God in de kathedraal van Notre-Dame in Parijs door de acteurs van de Franse Revolutie. In plaats van God zette men in een rituele handeling de godin van de rede (Déesse de la raison) op de troon als het hoogst vereerbare principe. De daaruit voortvloeiende secularisatie beleefde in de 20e eeuw haar hoogtepunt door de machtgreep van het marxisme-leninisme en ook van het fascisme. Na de mislukking van beide surrogaat-religies, gepaard gaande met meer dan 100 miljoen doden, staat Midden-Europa, vooral Duitsland, voor een duidelijk geloofsvacuüm. De sedert tientallen jaren aanhoudende neergang van de kerken laat dit op niet mis te verstane wijze zien, deels nog in de hand gewerkt door een zelfsecularisering binnen de kerken. Sterke groepen trokken in de decennia na de Tweede Wereldoorlog de Bijbel als Gods Woord in twijfel (ontmythologisering) en maakten ieder verdacht als reactionair-conservatief, die aan de Bijbel vasthield als het eeuwige Woord van God.
De nuchtere constatering luidt: Het terrein voor de langverbeide zegetocht van de islam werd voorbereid. Staat de kameel al met zijn voorpoten of nog meer in de “Tent Europa”? Hier en daar is al het begrip Eurabië te horen.
De rol van de pausen in de interreligieuze dialoog
Net precies in die situatie komt de wereldwijd via alle massamedia verspreide melding, dat paus Benedictus XVI op zijn reis naar Turkije heeft beklemtoond, dat Allah uit de koran en de God van de Bijbel identiek zijn en dat christenen en moslims dezelfde God aanbidden, al is het ook op verschillende wijze. Dit moet met alle nadruk worden weersproken! Met zijn uitspraak staat Benedictus in een lange onzalige traditie, die haar oorsprong heeft bij de ring-parabel van de aanhanger van de Verlichting, de humanist en vrijmetselaar Gotthold Ephraim Lessing (1729 – 1781) in zijn dramatisch gedicht “Nathan der Weise” (Nathan de Wijze) en doorgaat tot het 2e Vaticaanse Concilie (1962 – 1965), waar de katholieke kerk zich heeft vastgelegd op het door Benedictus voorgestelde godsbeeld. In de conciliedocumenten “Nostra aetate” en “Lumen gentium” wordt ondubbelzinnig verklaard, dat “christenen en moslims dezelfde God zouden vereren”, verbonden met de verwijzing naar de gemeenschappelijke verering van Maria.
Paus Johannes XXIII, die het 2e Vaticanum heeft bijeengeroepen, en zijn opvolger paus Paulus VI, die het afsloot, behoorden beiden als vrijmetselaars tot een geheime loge (bewijzen hiervoor zijn te vinden in: E. Brüning, Der fremde Agent. Freimaurerei, Vatikan und die Evangelikalen, Wuppertal 2004). Vrijmetselaarsprincipes zijn vanouds de eenwording van de mensheid, een nieuwe wereldorde en wereldregering onder een onzichtbare leider, wiens zetel om de drie jaar wisselt tussen alle hoofdsteden der wereld. Richtlijnen zijn de grondregels tolerantie, pluralisme, pragmatisme en relativisme (gelijkwaardigheid van alle godsdiensten). Die principes en zelfs vrijmetselaarsvocabulaire zijn opgenomen in de conciliegeschriften. Dat slaat vooral op de vredesencycliek “Pacem in terris” van Johannes XXIII. Om die doelen te bereiken, heeft men een eeuwenlang tijdsbestek ingecalculeerd.
Paus Johannes Paulus II, opvolger van Paulus VI en voorganger van Benedictus XVI, had er reeds op zijn Marokkoreis van 19.-20.8.1985 voor ca. 100000 moslimjongeren in het sportstadion van Casablanca de nadruk op gelegd: “Wij geloven in dezelfde God, de enige, de levende, de God die de werelden schept en zijn schepselen tot de voleinding voert”. In de jaren 1986, 1993 en tenslotte op 24.1.2002 had hij een uitnodiging doen uitgaan voor een interreligieuze gebedsontmoeting in Assisi. Op 10.1.1993 sprak hij voor islamitische vertegenwoordigers de woorden: “Ik verzeker u opnieuw, dat de katholieke kerk de wens en de bereidheid heeft om met de moslims op … verschillende terreinen te blijven samenwerken”. (Citaten uit: M. Kopp, “Der Dialog ist heute nötiger denn je” (De dialoog is thans nodiger dan ooit), in: PM 412/2004). Op 26.3.2002 bad Johannes Paulus II op het plein van de Al-Aksa-moskee in Jeruzalem en kort daarna aan de joodse klaagmuur om van de dialoog met de islam een trialoog ook met het jodendom te maken. Tussen 5 en 8 mei 2001 bezocht hij als eerste paus ooit de Omaijaden-moskee in Damascus, zonder schoenen, als teken van eerbewijs (!) en kuste (!) een groene prachteditie van de koran.
Hoe Benedictus XVI de poorten voor de islam heeft opengezet
Op dat spoor is nu ook Benedictus gaan staan, die als kardinaal Ratzinger kritiek op Turkije liet horen en dat zelfs als paus in september 2006 nog deed in zijn rede te Regensburg, toen hij zich kritisch uitliet over de islam. Op zijn Turkse reis heeft hij nu in de Blauwe Moskee te Istanboel eveneens zonder schoenen met moefti Moestafa Cagrici in richting Mekka „gebeden“. Later heeft het Vaticaan beklemtoond, dat de paus slechts mediterend naast de moefti had gestaan. Hoe dan ook, bij moslims zal dit wel als gebed zijn overgekomen en de symboliek van die scène zal in de islamitische wereld haar uitwerking niet hebben gemist. De paus heeft zodoende nu uit naam van de katholieke kerk in de ruimste zin alle geestelijke poorten wijd opengezet voor de islam en het in het 2e Vaticanum vastgelegde syncretisme (vermenging van religies) voor wat hem betreft, bevestigd. Bij de verkiezing van Benedictus in 2005 waren er stemmen te horen, die het vermoeden uitspraken, dat hij was gekozen om de flirtkoers, die zijn voorganger ten opzichte van de islam blijkbaar in praktijk bracht, te herzien. Zijn Turkse reis vertoont echter een ommekeer en ligt geheel en al in de lijn van de pausen vóór hem.
Onomstreden is die positie ook in de katholieke kerk niet. Want slechts enkele dagen na de reis van de paus heeft de Keulse kardinaal Joachim Meisner de godsdienstleraren van zijn aartsbisdom multireligieuze schoolvieringen verboden: „Vermenging van godsdiensten dienen te worden vermeden“ (Spiegel Online 6.12.2006). Maar het gewicht van het 2e Vaticanum en de opstelling van vier pausen tegenover de islam zijn onomkeerbaar. Men hoopt door de interreligieuze dialoog en door het practiseren van de Abrahamitische oecumene (Abraham als stamvader van drie godsdiensten, hetgeen voor de islam echter historisch onhoudbaar is) tot een vreedzame samenwerking te komen.
Noch de 1400 jaar historie van de islam en de lijdensrol, die christenen (en Joden) in overwegend islamitische landen hebben gehad en nog steeds hebben, noch de islamitische geloofsfundamenten zelf (koran, soenna, d.w.z. leefwijze en uitspraken van Mohammed buiten de koran) doen die hoop gerechtvaardigd lijken. Ook de steeds weer bezworen tijd van vrede van de drie godsdiensten jodendom, christendom en islam tijdens de islamitisch-moorse heerschappij in Spanje, blijkt bij nadere historische beschouwing niet te kloppen. Sinds de tijd van de Europese Verlichting heeft men dit in de kraam passende beeld in stand gehouden. Het paste precies in de denkwijze van Lessing en andere aanhangers van de Verlichting. Maar het is slechts een mythe. In werkelijkheid leefden Joden en christenen in die tijd als djimmis (zie: WELTWOCHE.CH, sept. 2005). Het belangrijkste doel van de Turkse reis van Benedictus was om de situatie van de overgebleven christenen daar te verbeteren. Honderd jaar geleden maakten ze in Turkije nog 30% van de bevolking uit, nu nog minder dan 1%. Je hoeft geen profeet te wezen om te veronderstellen, dat van de kant van de Turkse regering hoogstens nog cosmetische correcties zijn te verwachten. Want christenen (en Joden) zijn volgens de koran weliswaar „mensen van het Boek“ en bezitten een heilige Schrift, die echter vervalst is. Het zijn nu eenmaal djimmis en behoren tot de „ongelovigen“ (soera 5:17 e.a.). Tegen hen wordt op meer dan 200 plaatsen in de koran opgeroepen tot verachting, tot strijd en tot doding. Hoe sterker de islam wordt, des te minder zal hij het nodig hebben om zijn ware gezicht te verbergen.
Als katholiek hoofd van de kerk kan Benedictus niet terug tot vóór het 2e Vaticanum. Protestantse christenen daarentegen zeggen met Luther, dat ook concilies zich kunnen vergissen. Voor hen is in geloofszaken de Heilige Schrift het enige richtsnoer (sola scriptura) en daarin liggen niet te overbruggen tegenstellingen met de koran.
Tegenstellingen tussen Bijbel en koran
Terwijl Allah zich nooit persoonlijk heeft geopenbaard, maar slechts indirect via de engel Gabriël, die Mohammed bij de eerste ontmoeting heeft gewurgd en aangevallen, kent de Bijbel een dergelijke gewelddadige openbaring van God niet. Op de berg Sinaï heeft God zich meteen vanuit de brandende braamstruik aan Mozes bekendgemaakt met de woorden: „Ik ben de God van uw vader, de God van Abraham, de God van Isaäk en de God van Jakob“ (Ex. 3:6). De formulering: „Ik ben…“ is een typische zegswijze, ook op medemenselijk gebied, om zich bekend te maken. We vinden dat vaak in de Bijbel tot aan het hoogtepunt van de Godsopenbaring in Jezus Christus toe: „Ik ben het brood des levens“ (Joh. 6:35), „Ik ben het licht der wereld“ (Joh. 8:12) enz. Die formulering is niet zo maar door God gekozen. Hij is een God, die diep in het leven van zijn schepselen is doorgedrongen: „Het Woord is vlees geworden en het heeft onder ons gewoond en wij hebben zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als van de eniggeborene des Vaders, vol van genade en waarheid“ (Joh. 1:14). God is mens geworden. Allah daarentegen is de onbekende god. Geen moslim weet, wie Allah is. „Allahoe akbar“, krijg je als antwoord op de desbetreffende vraag. „Allah is groter“. Groter dan alles, wat een mens kan denken. Hij is de verre god, die oneindig hoog boven zijn schepselen troont. Ook wanneer Allah zegt, dat hij de mensen nader is dan de halsslagader van de mens (soera 50: 16), toch heeft hij zich niet geopenbaard. Het is ondenkbaar, dat Allah mens werd. Als je dat zou aannemen, zou dit voor moslims een blasfemie zijn. Het zou afbreuk doen aan zijn hoogheid. Hij verbindt zich ook nooit met mensen zoals God in de Bijbel (de God van Abraham enz.). Een persoonlijke relatie met God bestaat in de islam niet. In overeenstemming met die positie van Allah is de mens slechts zijn slaaf. In de Bijbel zijn de mensen Gods evenbeeld (waardigheid van de mens) en Gods kinderen. Het is ondenkbaar, dat Allah zou gaan afdalen in de levens van mensen.
Kern van het christelijk geloof is de triniteit van God (drieëenheid, God Vader, Zoon en Heilige Geest) en het plaatsvervangend verlossingsoffer van Gods Zoon op Golgotha. En juist die kern wijst Allah in alle felheid af. Hij vervloekt een ieder, die een wezen aan zijn zijde stelt (sjirk, bijplaatsing). Het is eigenlijk de ergste zonde. Wie gelooft in de drieënige God, is volgens de koran stellig een kandidaat voor de hel (soera 9: 30 e.a.). Tientallen malen staat in de koran, dat Allah geen zoon heeft. Het geloof in Gods triniteit maakt christenen in de ogen van moslims valselijk tot polytheïsten, die drie goden vereren. Pertinent afgewezen wordt ook de kruisiging van Jezus: „En omdat ze spraken: Zie, we hebben de Messias Jezus, de zoon van Maria, de gezant van Allah, vermoord – maar ze vermoordden niet hem en kruisigden niet hem, maar iemand die op hem leek (soera 4: 157 e.a.). Aangezien volgens hen Jezus niet was gekruisigd, was hij ook niet opgestaan en had hij niet plaatsvervangend zonden gedragen. Daarmee wordt de uniciteit van Jezus afgewezen. De koran accepteert niet de in elk opzicht beslissende principiële verklaring van Jezus: „Ik ben de weg en de waarheid en het leven; niemand komt tot de Vader dan door Mij“ (Joh. 14:6). Nu al rijst de vraag: Eén en dezelfde God?? Als dat zo was, dan zou Hij zichzelf totaal tegenspreken: Kan Hij eerst Jezus als Verlosser zenden en zo´n 600 jaar later met het optreden van Mohammed juist die verlossingsmissie herroepen?
De naam „Jezus“ (Jesjoea) betekent vertaald: God redt of God helpt. Zijn naam staat borg voor Gods heilsdaad. Jezus komt onder de naam Isa in de koran te voorschijn, maar is daar slechts een mens, een profeet en als zodanig in hoog aanzien, maar staat onder Mohammed, het zegel der profeten. Alleen: Isa is niet meer vertaalbaar. Hij is al door zijn naam niet meer te herkennen als Heiland. In de islam kan alleen de mens zich zelf verlossen door alle geboden van Allah te houden. Maar al zijn moeite is eigenlijk vergeefs. Allah geeft geen garantie, dat je in de eeuwigheid, in het paradijs komt. Integendeel: „Hij vergeeft, wie hij wil en straft, wie hij wil“ (soera 2:284; 3: 129). Opmerkelijk is het feit, dat alle 114 soera´s van de koran, behalve de 9e soera, beginnen met de woorden: „In de naam van Allah, de erbarmer, de barmhartige“. Een daad van barmhartigheid, zoals God die door Jezus Christus liet geschieden, zoekt men echter vergeefs.
Christenen vragen zich evenwel af: Wat is dat voor een god, die zijn gelovigen slechts één enkele keer het paradijs belooft, wanneer ze in de gewapende strijd voor hem sneuvelen: „En zo zal strijden op Allahs weg, wie het aardse leven verkoopt voor het hiernamaals. En wie strijdt op Allahs weg, of hij sneuvelt of overwint, waarlijk, aan hem geven Wij een geweldig loon“ (soera 4:74 e.a.). Het is een strijd tegen „ongelovigen“ (niet-moslims), die zelfs op Allahs bevel gedood dienen te worden. „Waarlijk, in de harten van de ongelovigen werp ik verschrikking. Hakt dan in op hun halsen (in de koran terminus technicus betekent dat: onthoofden; de auteur) en hakt hun elke vinger af“ (soera 8: 12 e.a.): De vraag rijst, of Allah zich echt verbindt aan zijn belofte en zo zijn eigen hoogheid beperkt. Zeker niet!
Het is bevreemdend, als je leest, dat Allah verordineert voor hem te liegen, wanneer het nuttig is voor de uitbreiding van zijn heerschappij. Taqiya betekent „verhulling“, „versluiering“, een verordinering van Allah (soera 16: 106 e.a.), waarvan moslims bewust of onbewust gebruik maken, zolang men tegenover ongelovigen nog te weinig macht heeft. Vaak wordt van islamitische kant gezegd, dat de islam een godsdienst van liefde, verdraagzaamheid en vrede is, wel wetend, dat die uitspraken uit de vroege jaren van Mohammed in Mekka door bovengenoemd zwaardvers soera 9: 5 zijn opgeheven. Aangezien men echter gedwongen wordt te liegen, zou de straf voor het liegen terechtkomen op de ongelovigen. Er zijn vreedzame en verdraagzame moslims, maar geen vreedzame en verdraagzame islam. Net zoals er vreedzame en verdraagzame communisten waren, maar geen vreedzaam en verdraagzaam communisme. De ideologische grondslagen spreken in beide gevallen duidelijke taal…
Er wordt weliswaar telkens weer gezegd, dat „Allah“ vertaald betekent „God“, en Arabische christenen gebruiken de aanduiding „Allah“, wanneer zij God aanroepen. Het klopt allebei, maar het komt dan wel aan op de inhoud. Het is enerzijds een zelfde aanduiding bij een anderzijds totaal verschillend godsbegrip. Overeenkomstig soera 29: 46 zitten moslims
er overigens wel aan vast, te geloven dat de god van de koran en de God van de Bijbel identiek zijn. Dit komt echter niet overeen met de in wezen verschillende, ja zelfs contraire uitspraken van beide geloofsboeken.
Wie is de Allah van de koran, de onbekende, die pertinent zowel de triniteit als de kruisiging van Jezus loochent, die beveelt te liegen, als hem dat uitkomt, die zijn aanhangers naar de hel stuurt en die de gewapende strijd tegen ongelovigen verordineert? Neem je de koran en de Bijbel serieus en pas je als christen de bijbels maatstaf toe op Allah, dan kun je alleen maar tot de conclusie komen, dat we hier te maken hebben met een geestelijk wezen, dat zich weliswaar als God voordoet, maar niet is. Onder de 99 mooiste namen van Allah ontbreken typisch genoeg helemaal de begrippen „Vader“ en „liefde“, waarmee God in de Bijbel voortdurend wordt aangeduid. Ontmaskerend is daarentegen de uitspraak van Allah zelf, dat hij de listigste is van allemaal (soera 3: 54). De Bijbel onderscheidt tussen listig en slim. Listig is in de Bijbel de slang (Gen. 3:1). Dat past bij 1 Joh. 2: 22vv: „Wie is de leugenaar dan wie loochent, dat Jezus de Christus is? Dit is de antichrist, die de Vader en de Zoon loochent. Een ieder, die de Zoon loochent, heeft ook de Vader niet. Wie de Zoon belijdt, heeft ook de Vader…“
Conclusie
Aangezien moet worden aangenomen, dat aan Benedictus XVI als kenner van de islam al die uitspraken van Allah bekend zijn, moet je je afvragen, waarom hij toch nog God en Allah gelijkstelt. Diplomatieke opstelling? Vanuit islamitische visie deed de paus een belangrijke stap naar het djimmidom, net als ook met zijn quasi excuus voor zijn rede te Regensburg. Christenen hebben echter tot taak, die geesten te onderscheiden (1 Joh. 4: 1) en het Woord van Jezus als enige Verlosser bekend te maken, ook in de islamitische wereld. Christus heeft ook de moslims lief en is ook voor hen gestorven. Als je Allah en God aan elkaar gelijkstelt, dan blokkeer je die verlossingsboodschap. Gelukkig zijn er vele christenen, ook in de moslimwereld, die weten, wie Allah is en die het Woord van de verlossing door Jezus doorgeven. In niet weinig islamitische landen, zelfs in Duitsland en over ´t algemeen in het westen, gebeuren tegenwoordig verbazingwekkende dingen: De gemeente van Jezus groeit ook in het rijk van Allah. Moslims verlaten als bekeerlingen de islam niet zelden onder levensgevaar en volgen Jezus na. Maar daar hoor je in de media nauwelijks van. Wat zullen die mensen hebben gedacht, toen ze van Benedictus hoorden, dat christenen en moslims dezelfde God aanbidden? Jezus heeft voor de eindtijd gewaarschuwd tegen verleiders: „En vele valse profeten zullen opstaan en velen zullen zij verleiden“ (Matth. 24: 11)…
Lange tijd hebben ook protestantse bisschoppen en kerkleiders geprobeerd om het bijbelse godsbegrip te accorderen met dat van de koran. Alles wat als scheidsmuur tussen islam en christendom instond, heeft men, zo goed het ging, gebagatelliseerd en daarvoor in de plaats alle vermeende gemeenschappelijke dingen uitvergroot. Nog in 1998 gaf de Evangelische Kirche im Rheinland als oriënteringshulp de brochure „Christenen en moslims naast elkaar voor die ene God“ uit. Pas sinds kort kwam er onder bisschop Wolfgang Huber, de voorzitter van de Raad van de EKD (Evangelische Kirche Deutschlands), een duidelijke ommekeer tot stand, zoals de „Handreiking van de Raad van de EKD“ van december 2006 laat zien. Tegelijkertijd verklaarden op 23.12.2006 de Westfaalse praeses Alfred Buß (Westfalen-Blatt van 23.12.2006) en de landsbisscho van Hannover Margot Käßmann (Deutschlandfunk van 24.12.2006), dat islam en christendom een verschillend gods- en mensbeeld hebben. De koerswijziging kon wel eens te laat komen. De kameel heeft al veel meer dan zijn voorpoten in de „Tent Europa“ gezet. Op zijn laatst in de generatie na de volgende generatie kon Europa wel eens verloren zijn geraakt aan de islam.
De islamkenner en journalist Peter Scholl-Latour heeft er jaren geleden al telkens weer de nadruk op gelegd, dat hij weliswaar niet bang was voor de kracht van de islam, maar wel voor de zwakheid van de christelijke kerken. Met het oog op de moreel-ethische situatie en in aanmerking genomen de godvergetenheid van de voormalige christelijke landen van het westen moet de vraag zijn geoorloofd, of de islam als oordeel Gods komt over een goddeloos geworden westerse wereld. Weliswaar heeft Jezus gezegd (en dat kan op geen enkele wijze in twijfel worden getrokken): „ Mij is gegeven alle macht in hemel en op de aarde“ (Matth. 28: 18) en: „In de wereld lijdt gij verdrukking, maar houdt goede moed, Ik heb de wereld overwonnen“ (Joh. 16: 33), maar de islamisering zal ook christenen niet onberoerd laten. Maar wie Jezus heeft, die heeft houvast. En hij zal zijn vijanden liefhebben, voor hen bidden en hun vertellen van de enige Messias Jezus.
Verwijzing: De korancitaten werden genomen uit de reclam-uitgave van de koran, nr. 4206, vertaald door Max Henning, de inleiding en opmerkingen van Annemarie Schimmel van Centrale Raad van Moslims in Duitsland.